Huizenga-Onnekes over knipsels en Jan de Bleyker, Nieuwsbrief 2001-2 en 3

In september 2001 worden de resultaten van het De Bleyker Onderzoek, uitgevoerd door Atty Broer, in het museum gepresenteerd. Er zal een kleine tentoonstelling van het werk van de Alkmaarse knipper te zien zijn, in de nieuwsbrief verschijnt een artikel over het verloop van het onderzoek en er verschijnt een brochure over leven en werk van Jan de Bleyker (1707-1783). Uitgangspunten voor het onderzoek waren het knipsel uit 1777 (vergezicht met tuinarchitectuur) in onze collectie en het artikel van E. Huizenga-Onnekes over De Bleyker in het tijdschrift “De Speelwagen” van 1953. Deze Groningse “folkloriste” schreef al eerder artikelen over knipkunst en stelde zelfs een, niet uitgegeven, manuscript onder de titel “Juweeltjes van Knipkunst” samen. In deze en de komende nieuwsbrief schrijven we over Line Huizenga en haar belangstelling voor papierknipkunst.
Eilina Johanna Huizenga-Onnekes (Vierhuizen 1883-Groningen 1958) was de dochter van Klaas Onnekes en Dievertje Brongers. Vader was Hervormd predikant in Vierhuizen-Zoutkamp, om die reden werd Line altijd “Dominees Lientje” genoemd. In 1909 trouwde zij met landbouwer Jan Hendrik Huizenga uit Ten Boer. De “weem” (pastorie) van Vierhuizen en boerderij “ ‘t Lutje Waskhoes” onder Ten Boer hebben, zo schrijft Tjaard de Haan, de sfeer van haar leven en denken bepaald. Hij vermeldt: “…In dankbare herinnering zal zij blijven door het feit dat zij als een der allerbesten hier te lande de boer opgegaan is ter verzameling van het levende volksverhaal. Modern in haar werkwijze is haar aandacht voor de vertellers, onder wie dragers van het mondeling overgeleverde sprookje voorkomen zo als men ze tegenwoordig na toch maar weinige decenniën nergens meer op het Groninger platteland zal aantreffen. De jongeren benijden en bewonderen haar om het kostelijk volksgevoel dat zij in duizend bezoeken door het hele gewest heeft weten te vergaren…”. De Haan is wel zo eerlijk later te melden dat natuurlijk niet iedere onderzoeker (waaronder hij zelf) zich altijd kon vinden in haar werkwijze en vooral de interpretatie van de vele verzamelde gegevens. Huizenga-Onnekes eerste publicatie in boekvorm waren de sprookjes van “Trijntje Soldaats”, alias de huisnaaister Trijntje Wijbrands, tussen 1800 en 1804 aan haar betovergrootvader en diens broer verteld en door de laatste op papier gesteld. Het werd een mooie bibliofiele uitgave, mede door de prenten en initialen van Johan Dijkstra. Andere, door haar samengestelde, werken zijn: “Het Boek van Minne Koning”(1930), “Groninger Volksverhalen”(1930) en “Het Menschelijk Leven in ‘t Groninger Land” (1939).

foto: bladzij20.nl

Line Huizenga ging na de oorlog door met het verzamelen van gegevens over volksverhalen, maar publiceerde ook verschillende artikelen over het onderwerp papierknipkunst. Dit naar aanleiding van knipsels in haar eigen en familiebezit. Twee stukjes in het Groninger Dagblad (15 en 22 maart 1947) leidden tot vele reacties en hierna volgden er artikelen in “Hobby” (Over knipsels en schaduwbeelden, 1947), “Oud Nederland” (Knipsels in Groningerland, 1950) en vele andere bladen.

In die periode kwam zij ook in contact met knipper Wiecher Lever, die zich vanaf 1946 mocht verheugen in een steeds groeiende belangstelling voor zijn werk en die ook grote interesse had voor knipkunstenaars uit heden en verleden. Lange tijd werkten zij min of meer samen met het doel een boek over knipkunst te schrijven en te doen uitgeven.

Het contact tussen Lever en Huizenga-Onnekes is er altijd gebleven, maar uit de bewaarde correspondentie tussen beiden blijkt dat zij een verschillende opvatting over de inhoud van het boek over knipkunst hadden. Lever zag in die uitgave de gelegenheid om zijn opvattingen over volkskunst en papierknippen als volkskunst te promoten. Verder had hij uitgesproken opvattingen over het werk van papierknippers/sters en sommige museummedewerkers. Dit leidde er ook toe dat hij in 1953 kwam met een eigen uitgave, de brochure “Op nieuwe wijs, naar oude trant”, die later werd omgevormd tot een vijfbladige lesmap. Het doen verschijnen van het boek “Juweeltjes van Knipkunst’ bleek, onder andere om financiële redenen, een moeizame onderneming. Uiteindelijk bleef het bij een niet uitgegeven manuscript. Een integrale uitgave van dit manuscript zou een prachtig eerbetoon zijn aan Line Huizenga en haar werk en zou ook van belang zijn voor de bestudering van de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst. Hier ligt dus een schone taak voor de Landelijke Vereniging voor Papierknipkunst. Zo’n uitgave zou kunnen worden aangevuld met een essay over de periode 1945-1955 en een overzicht van de huidige stand van zaken op het gebied van onderzoekswerk.

In haar artikel in “Hobby” schrijft Line Huizenga over de geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland en noemt dan kunstenaars als Anna Maria van Schurman, Johanna Koerten, Neeltje Prijs, Elisabeth Rijberg, Gilles van Vliet, Willem Eigeman en Jan de Marker (= Jan Visscher). In haar eigen bezit zijn knipsels van Trijntje Hiddes Werda (die zij toeschrijft aan Helena Leen) en Wilhelm Müller. In verband met het werk van deze Duitse kunstenaar vermeldt zij ook werk van R.W. Huss uit de 17de eeuw en knipwerk van Hans Chr. Andersen. Als eigentijdse knipkunstenaars noemt zij Gretha Zijl (een mooie dans om de Oranjeboom is bij het artikel afgebeeld), Wiecher Lever, Geert Boswijck en Levers leerlinge Antje Pronk. In de volgende nummers van “Hobby” schrijft Lever overigens over “Knipsels en hun vervaardiging” en “Knippen als volkskunst”, hij gaat dan in op de praktische gang van zaken.
Het artikel in “Oud Nederland” moet gezien worden als vervolg op het stukje in “Hobby”. Huizenga-Onnekes bespreekt hierin de reacties die zijn op het eerste artikel heeft ontvangen. Zo wees Mw. Weevers-de Graaff haar op het bestaan van knipster “nicht Schippers”, of wel Barbara de Graaff (1804-1884), geboren te Sommelsdijk. Catharina van de Graft had haar attent gemaakt op twee artikelen in “Historia” (in 1948 volgde nog een derde artikel in dit tijdschrift). Huizenga somt op welke knippers Van de Graft daarin behandelt: Van Schurman, Johanna Koerten, Elisabeth Rijberg, Geert van Vliet (dit moet zijn Gilles van Vliet), Steven Blankaart, Agnes Block, J. Kopper, Willem Eigeman en Cornelis Bavelaar. Van de Graft noemt ook Maria Elisabeth van den Brink (1824-1904) en dat maakt het Huizenga mogelijk haar werk te vergelijken met dat van Afina Annette Riekels (1825- 1894). Zo belandt ze bij het echte onderwerp van haar artikel “Knipsels in Groningerland”. Riekels zou het knippen van haar grootvader Willem Georg Nuitz, een Duitse arts die zich in Groningen had gevestigd, hebben geleerd. Van hem was tot nu toe geen werk bekend, maar Huizenga-Onnekes acht het mogelijk dat een reliëfknipsel in privébezit (mensen en paarden aan weerszijden van een boom met op de achtergrond een standaardmolen) aan Nuitz kan worden toegeschreven. Wij weten echter nu dat dit stuk moet zijn gemaakt door Pieter Reynders, van wie Huizenga in eigen bezit een knipwerk (sjees) had.

Afina Riekels

Behalve het werk van Afina Riekels wordt uit eigen streek nog het werk Eppo Brongers, onderwijzer te Thesinge (gem. Ten Boer) genoemd, namelijk een gedenkstuk ter herinnering aan de restauratie van de kerk in 1786 en een geknipt en getekend, opengeslagen gezangboek. Verder komt het werk van W.P.A. Roemelé (1791-1833) aan de orde. Huizenga schrijft over een 25-jarig huwelijksstuk (Busscher/ Hopkes) uit 1806 en over Geert Jager (1823-1916), een knippende landarbeider uit Hellum, in wiens werk Wiecher Lever sterk geïnteresseerd was. Zij noemt van hem enige knipsels en sluit af met het knipsel van de familie Gort, dat in 1953 door Lever werd gekopieerd. Dit knipsel werd gemaakt door Theodoor Nieuwland, en niet door Gort, een Groningse schipper, zelf zoals Lever veronderstelde.

Tijdens haar onderzoek naar het werk van Groningse en andere knippers zag Line Huizenga-Onnekes een knipsel van ds. Jan de Bleyker bij de doopsgezinde predikant ds. Michiel Onnes in Veendam. Het was het prachtige huwelijksknipsel gemaakt voor Pieter Koekebakker en Maartje Dirks Kok uit 1761. Van hem hoorde zij ook dat De Bleyker knipwerk als dit maakte als bijverdienste, omdat zijn tractement als predikant/leraar niet toereikend was om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien. Na de dood van ds. Onnes kocht de Amsterdamse antiquair Leo Bisterbosch dit kunstwerk. Over ds. Jan de Bleyker schreef Line Huizenga een artikel in “De Speelwagen” (8e jaargang, nr.10, 1953). Bij de tekst zijn afgebeeld het portret van De Bleyker (geschilderd door Van Horstok) en twee knipsels, de huwelijksstukken Koekebakker/Kok en Berkhout/Verlaan.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2001-2 en 3, een uitgave van het museum van Knipkunst en Stichting W.Tj. Lever.