Wonderlijk dat er in de provincie Groningen nog maar vier knippers wonen, die lid zijn van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst (36 in Friesland!), en dat terwijl er in het verleden in die provincie zoveel geknipt is. In 1987 exposeerden 13 Groningers hun knipwerk in Leens! En in Middelstum was later zelfs een knipkring. Er ligt dus een taak voor de Vereniging!
We hebben al vaker Groninger knippers als onderwerp gekozen. C. Koster met een stuk voor ‘de koning van Groningen’ (Knip-Pers 2010-3). Dato Scholtens knipte allerlei geestige werkjes (Knip-Pers 2006-2; Geknipt! afb. 22, 34, 36 en 240).
Willem Roemelé noemde zich kunstknipper en silhouetteur (Knip-Pers 2009-2). Het was ons nog niet duidelijk hoe hij vanuit Den Haag in het hoge noorden verzeild raakte: we weten nu dat hij in 1825 benoemd werd als commies in het Rijksopvoedingsgesticht te Norg en hij woonde in Peize, vlak bij Groningen-Stad (Geknipt! afb. 40). Over een andere Groninger schreven we ook al eerder: Geert Jager te Hellum (Geknipt! afb. 78, 99, 103). De aanleiding is deze keer dat we onlangs een knipwerk te zien kregen, dat kwam uit de nalatenschap van de Groningse ouders van de verkoper (afb.1). Op de achterkant staat geschreven: ‘Knipwerk met bloemenmotief, afkomstig van Arion. Gemaakt door de vrouw (of zuster) van Burgemeester Riekels uit Baflo’.
We dachten meteen aan Afina Riekels omdat die meer bloemstukken heeft geknipt. Inderdaad was ze een zuster van Willem Georg Riekels, burgemeester van Baflo in de periode 1856-1862. Arion was de naam van een boerderij in de Noordpolder, ten noorden van Warffum; mogelijk hadden de voorouders van de bezitter daar gewoond.
Afina Annetta Riekels werd geboren in 1825 te Warffum, een buurdorp van Baflo, als dochter van Hindrik Rengers Rijkels (of Riekels) en Hendrika Willem Georg Nuitz. Hindrik was koopman en winkelier en Hendrika was de dochter van Willem George Nuitz, medicinae doctor, of te wel praktiserend geneesheer in Warffum. In die tijd droeg men als tweede voornaam die van zijn of haar vader. Afina heeft het knippen van haar geleerde grootvader geleerd, maar die stierf toen zij acht jaar oud was, dus heeft ze haar eigen stijl ontwikkeld. Dat weten we door het onderzoek dat de Groningse folkloriste Line Huizenga-Onnekes indertijd heeft gedaan. Eind veertiger jaren bracht zij een bezoek aan een oude dame, Henderika Riekels, dochter van de burgemeester, dus tantezegster van Afina en evenals haar tante ongehuwd gebleven. [1]
Zij heeft veel knipwerk geërfd, omdat Afina inwoonde bij het burgemeestersgezin (hopelijk worden die knipsels nog steeds bewaard door een familielid). Henderika vertelde dat grootvader Willem, die uit Duitsland afkomstig was, heel mooi kon knippen, maar van hem is er geen werk overgebleven. Het knipsel van Afina is van mooi wit papier, waaruit de bloemen en bladeren fijn zijn uitgewerkt. Ze bracht soms ook reliëf aan, o.a. door prikwerk, waar ze een fluwelen kussentje voor gebruikte. Bij de foto van Afina schreef Line: “mijn oog viel onmiddellijk op haar fraai gevormde handen met de lange, slanke vingers”. Zou daarin het geheim schuilen?
In de kerk van het dorp Thesinge worden twee knipsels bewaard, die gemaakt zijn door de onderwijzer Eppo Reint Brongers (1751-1808). Eppo kwam van ‘Winschoot’ en werd in 1777 schoolmeester in Thesinge. Later werd hij daar ook diaken en koster van de kerk.
Het ene werkstuk is gemaakt in 1786 ter gelegenheid van de herbouw van de kerk en het andere, uit 1802 laat een mooi stukje ‘pennekonst’ zien, beide omgeven met een geknipte rand van forse bloemen. Eppo maakte in 1791 ook een knipsel voor Beerta Clara Wichers, geboren in 1749 (afb. 2) Zij trouwde in 1776 met dominee Antonius Driessen en ze gingen wonen in Noorddijk (nu een wijk aan de oostkant van de Stad). De aanleiding voor dit knipsel met haar meisjesnaam is niet duidelijk (haar echtgenoot overleed in 1808).
Andere knipsels van meester Eppo zijn niet bekend, maar hij was kunstzinnig en zal best meer geknipt hebben. Wie weet, duikt er nog eens iets op.
Eén Gronings knipsel was vol raadsels en een uitdaging voor ons als speurders naar de namen en bijzonderheden van knippers (afb. 3)
Het is een weergave van twee bijbelverhalen, initialen van twee personen als spiegelmonogrammen (JJ en GJ ?), en het jaartal 1828. De verhalen beelden uit: Koning Ahasveros met Esther, en prins Absalon, die op de vlucht met zijn haren in een boom blijft hangen en gedood wordt. Geen enkel verband. De figuren zijn tamelijk eenvoudig, haast kinderlijk weergegeven, alsof ze zo waren weggelopen uit de armelijke streek Westerwolde. De afbeelding is voorgetekend en de bladeren en vogels in de bomen zijn verlevendigd met kerfjes en prikjes. Al eerder hadden deskundigen zich het hoofd gebroken over dit vreemde knipwerk.
Lever kreeg het in bezit en ontdekte dat de naam van een meisje uit het dorpje Wedde, Trijntje Hiddes Werda er mee verbonden was, maar er is alleen een godsdienstige tekst van haar uit 1828 op een papier in de lijst bewaard. Trijntje was in 1828 nog maar zes jaar en kon al wel zondagsschoolversjes schrijven, maar ze kan niet de maakster van dit knipsel zijn geweest. Ze verhuisde na haar trouwen in 1840 naar Oude Pekela en het knipwerk bleef in Wedde, bij een dochter van haar broer. Deze Gepke Werda wist later uit familieoverlevering te vertellen dat het gemaakt was door een zekere Heyes of Heijer, voor zes stuivers en een spint (5 liter) bruine bonen.
Line Huizenga zocht en vond in Wedde: Johannes Joan Heijen, smidsknecht uit Sappemeer, die trouwde als 37-jarige op 9 mei 1829 te Wedde met een dienstmeid uit die plaats, Catharina Georgia Zwale, die volgens de acte niet kon schrijven.
Dat deze Heijen de maker was, is hiermee natuurlijk niet bewezen, maar toen we de acte via internet konden zien, viel de handtekening van de bruidegom op door de zwierige letters.
En toen viel een kwartje: de monogrammen stellen JH en CG voor: het paar, kort voor hun trouwen. Het andere kwartje, het verband van de twee Bijbelverhalen, is nog niet gevallen.
En er is nog iets: er waren twee dezelfde exemplaren, dat van Lever komt uit de familie Werda, bij wie de bruid mogelijk in dienst was geweest (nu in de collectie Westfries Museum); het andere werd geveild in 1965 te Groningen, uit de collectie van Minze van den Akker te Wetsinge, een verzamelaar van aardewerk en volkskunst. Onlangs is dit tweede exemplaar (in een keer geknipt uit twee lagen papier) weer opgedoken.
Er is dus nog veel te ontdekken in Groningen. Zeker is dat Groninger knippers in de voorbije tijden heel verschillend en origineel werk maakten. Dat talent zal er nog steeds wel zijn in Stad en Ommelanden, maar het moet weer aangewakkerd worden.
Misschien is er eens een knippersdag in Warffum met het mooie openluchtmuseum ‘Het Hoogeland’ te organiseren; in de collectie zijn meerdere knipsels. ’t Is wel ver, maar ja, er gaat niets boven Groningen!
Joke en Jan Peter Verhave
[1] E.J. Huizenga-Onnekes, Knipsels in Groningerland. Oud Nederland 4 (1950), 3, 33-37