Vroeger borduurden meisjes versierde gotische en Romeinse letters in hun merklappen [1] en schoolgaande kinderen leerden een regelmatig handschrift. De letters moesten met dikke, dunne lijnen en ophalen worden schoon geschreven. Dus moesten de schoolmeesters er ook wat van kunnen.
De knipper Simon Verhoeff moest in 1771 een proeve van zijn schrijfkunst overleggen
om als schoolmeester te worden aangenomen in Hilligersberg en dat zal toen voor andere schoolmeesters in het land niet anders geweest zijn.
Sommige papierknippers maakten stukken waarin een middendeel werd vrijgelaten, zodat kopers daarin een eigen verjarings- of nieuwjaarswens of een gedicht konden schrijven (afb. 1).
Jan de Prentenknipper liet meestal een groot hartvormig stuk onbewerkt (afb. 2).
Aan de handschriften is te zien hoe vloeiend men in de negentiende eeuw kon schrijven, maar misschien ging iemand met niet zo’n mooi handschrift wel naar de schoolmeester of de dominee om de wens er in te pennen. Al in de zeventiende eeuw had zich het schoonschrijven tot een kunstvorm ontwikkeld. Dat kwam vooral doordat verschillende schrijfmeesters uit Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden hun heil zochten in de Republiek. De schrijfmeester Jan van den Velde was de meest virtuoze kalligraaf in die tijd. Hij liet in 1605 de Spieghel der schrijfkonste verschijnen en oogstte internationale roem met zijn bewonderenswaardige staaltjes van kalligrafie in verschillende lettertypen [2].
Schoonschrijvers als Jacob Gadelle lieten voorbeelden van hun kunst achter in het Stamboek van Joanna Koerten en zijzelf kon heel mooi teksten uitsnijden. Zoals alle lijnen in haar portretten, werden ook de letters weggeknipt uit het papier, negatief knippen. Andere kunstenaars gebruikten de omgekeerde werkwijze, waarbij de letters en teksten in het papier of velijn achterbleven en de rest werd weggeknipt of -gesneden.
Al eerder had Anna Maria van Schurman teksten en spreuken geschreven in fraaie letters, soms versierd met knip- of snijwerk (afb. 3).
Johannes Gerrit Walrecht (± 1769) schilder in Groningen, maakte fraaie letterknipsels (afb. 4).
De geknipte pennekunst liep door tot ver in de negentiende eeuw.
Op de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen knipte H. de Heide een krullerige tekst: ‘Hollands Eer en Roem Gehandhaafd te Hasselt en Leuven door den Prins van Oranje & VeldMaarschalk en Opper-bevelhebber van het Nederlandsche Leger op den 8 en 12 Augustus 1831’ (afb. 5). De overdadige krullen en de opschepperige tekst moesten kennelijk het mislukken van die campagne verbloemen.
Arie ter Gant knipte prachtige spreuken en namen van bruidsparen aanvankelijk
in een krullerig type en later in een heel evenwichtig schoonschrift. Hij heeft het schoonschrijven geleerd van zijn schoolmeester. In de randschriften verwerkte hij spreuken of wensen in een regelmatig type van blokletters. Grappig is dat hij soms niet helemaal uitkwam en voor de laatste woorden overging in schrijfschrift (afb. 6).
In Noord-Holland legden zich meerdere knippers toe op schrijfletters. J.K. Sanders gebruikte zelf ontworpen schrijfletters en ook rijk versierde gotische letters voor huwelijksstukken en spreuken (afb. 7).
De Fries Adels knipte in 1831 ‘het Onze Vader’ met een grote variatie in lettertypen omringd met een bloemenrand (afb. 8).
Een speciale manier om initialen van personen of bruidsparen weer te geven was het maken van een spiegelmonogram. De letters werden met elkaar verstrengeld en in een echte of schijnsymmetrie weergegeven. Het is soms niet eenvoudig om de afzonderlijke letters te herkennen, laat staan de volgorde van de initialen (afb. 9). Het was een ver doorgevoerde vorm van sierkunst in de achttiende-eeuwse barokke decoraties.
Niet alleen knippers gebruikten het schoonschrift, maar bijvoorbeeld ook makers van pentekeningen, zilversmeden en glasgraveurs die met een diamantpen bokalen versierden. Geleidelijk aan verdween het schoonschrift uit de aandacht, maar de teksten bleven.
Van Jan Visscher op Urk bestaat het verhaal dat hij niet eens goed kon schrijven en dat zijn vrouw voor hem de letters schreef (afb. 10). Bovendien werkte hij met een grote schaar en om bijvoorbeeld een O te knippen kon hij niet inprikken en vouwde hij papier op die plaats dubbel.
Ook onze generatie knippers knipt letters, een datum, een naam, een spreuk.
In de Knip-Pers van juni 2007 heeft Maruscha Gaasenbeek ons nog gestimuleerd om tekstmatjes te knippen.
Op de Papier Biennale 2006 waren hele ‘schrijfsels’ van Miriam Londoňo uit Colombia tentoongesteld. Zij is geen knipster, wel een papierkunstenares: “ik werk met katoenpulp, pigmenten en veel lijm. Ik giet de pulp met plastic knijpflessen uit op een groot stuk stof, alsof ik met de pulp schrijf. Wanneer de pulp is opgedroogd, pel ik het van de stof af.” Vervolgens wordt het platgeperst (afb. 11). Het is nu te zien in het Weverijmuseum in Geldrop tot en met 15 december 2007.
Door Joke en Jan Peter Verhave
Noten
[1] Gieneke Arnolli en Rosalie Sloof, Letter voor letter, merklappen in de opvoeding van friese meisjes. Fries Museum en Waanders 2006
[2] Ton Croiset van Uchelen, Vive la plume: schrijfmeesters en pennekunst in de Republiek.
Uitg. De Buitenkant 2005