Geknipt om oud te worden, Knip-Pers 2020-1

Ze waren er, kunstenaars met schaar of mes, die tot op hoge leeftijd mooie dingen uit papier konden maken. Dominee Jan de Bleyker was zo iemand. Hij vermeldde met trots in een van zijn laatste werkstukken: “oud omtrent 70 jaar, 1777”. Hij zou nog zes jaar leven. Ook Arie Tergant bleef doorgaan en knipte in 1842 (tien jaar voor zijn dood): “dit stuk door A. Tergant vervaardigd met de schaar / schreef toen zijn ouderdom ruim agt en 60 jaar”.

Oud worden en blijven knippen, dat is niet iedere knipper gegeven. Misschien nog wel in jaren want we worden steeds ouder, maar vaak wordt het hanteren van de schaar bezwaarlijker.

Het is verdrietig om afscheid te moeten nemen van een hobby, waaraan je je zoveel jaren hebt gewijd. Soms is er dan toch nog de warmte van een knipkring; ooit was je een voortrekker, nu zit je er bij en kijkt naar wat anderen maken.

Ook onze noodlijdende Vereniging lijkt niet meer levensvatbaar te zijn. Hopelijk blijven jongeren de knipkunst ontdekken en mooie dingen maken, ieder op haar of zijn eentje, zonder de raad of inspiratie van andere knippers.
Ja, dan gaat het weer zoals vroeger: iedereen op eigen wijs, op het eigen ‘eiland’. Dan kan het gebeuren dat je in je omgeving bekend wordt en dat mensen je vragen om een knipsel voor een huwelijk of een geboorte. Via mond-op-mond-reclame word je dan een streekknipper met je eigen stijl, die men mooi vindt.
Noem het streekkunst, volkskunst, ambachtskunst, kunstnijverheid; een heel enkele knipkunstenaar stijgt daar bovenuit en krijgt de kans een tentoonstelling van eigen werk in te richten. Streekknippers van vroeger hoefden niet te rekenen op een tentoonstelling bij hun leven. De waardering kwam lang na hun dood.

In dit jaar 2020 is er aandacht voor twee streekknippers, de Zeeuwse Jan de Prentenknipper in de 19e eeuw, die 72 jaar werd en Jan de Knipper van Urk in de 20e eeuw, die de 83 jaar haalde. Hil Bottema van het Nederlands Openluchtmuseum heeft rond 1960 onderzoek gedaan naar beide Jannen; ze noemde de Zeeuw Jantje I (de gewiekste) en de Urker Jantje II (de vrome).

Hun werk werd volkskunst genoemd. Dat is altijd een lastig begrip, want in beide gevallen was het wel voor het volk, maar niet door het volk. Beide Jannen hadden noch voorgangers, noch navolgers.

Eerst nog maar even Jan I in de herinnering terugroepen. Hij heette Jan Huisson en werkte ´s winters in Goes aan zijn voorraad gesneden prenten, die hij met waterverf opvrolijkte. Zo gauw het weer het toeliet, ging hij op weg en ventte zijn waar uit over de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden en in Zeeuws-Vlaanderen, van huisje tot deurtje. Huwelijksprenten, gefantaseerde gebouwen, boerderijen tot in detail en religieuze prenten, waaronder heel veel bijbelleggertjes. En de mensen vonden ze zo mooi, dat ze bewaard werden en vererfden naar de volgende geslachten.
Wij schreven in 1993 ons boek: ‘Jan de Prentenknipper, Zeeuwse volkskunst langs ’s Heeren wegen.’

Sindsdien zijn er allerlei onbekende prenten van hem opgedoken, onder andere afb. 1, gemaakt in 1827 voor Joannis Drijdijk en Josina de Jong, een landbouwersechtpaar in Baarland. Een ander stuk dat we nog niet kenden, met een koren- en pelmolen, werd onlangs geveild, afb. 2. In pelmolens werd gerst tot gort gepeld, om het kaf van de graankorrel te scheiden. In Kouderkerke stond er zo een, maar of hij deze afbeeldde, weten we niet.

En vanaf eind mei presenteert het Zeeuws Museum in Middelburg een overzichtstentoonstelling, 150 jaar na zijn dood.

En dan Jan II, de Urker knipper die Jan Visscher heette. Aanvankelijk was hij ook visser en dat is goed te zien aan zijn prenten met zeilbotters en zijn teksten, zoals: “Ik vaar ter zee op mijn gewin” en “Ik gaan varen, goede rijs, koom gauw tuis”.

Jan gebruikte gekleurd sitspapier en stelde zijn werkstukken samen uit apart geknipte onderdelen, zeilboten, bomen, Bijbelse verhalen, zoals het “Paredys” en stroken tekst. Die laatste verraden duidelijke invloed van het Urker dialect en bestaan uit hoofd- en kleine letters door elkaar.

Naast de botters beeldde hij ook de oude kerk van het eiland vele malen uit: hij maakte die doorzichtig, zoals een kind dat zou doen, met het hele interieur, kansel, orgel, stoelen, een hangend scheepsmodel; buiten de kerk plaatste hij de dodenakker, met een hek, poort ‘Laaste rustplaas’ en boompjes, alles neergeklapt in het platte vlak.

De laatste kerkprent, bijna een meter lang, maakte hij kort voor zijn overlijden, voor de nieuwe dominee: ‘Geknipt door Jan Visser hout 83 jaar’.

Na zijn overlijden was er haast niets meer van zijn werk op het eiland te vinden, maar intussen heeft het plaatselijk museum weer een hele verzameling opgebouwd, mede dankzij de ijver van Henk Kapitein.

Dit voorjaar verschijnt een biografie van Jan de Knipper. Daarin hebben wij de verhalen over hem verzameld en zijn werk en vrome teksten een plaats proberen te geven. Publicatie ervan in de serie ‘Urcker Kronieken’ en ook in zijn geheel op internet te bekijken.

Twee oude mannen die met mes en schaar mooie prenten maakten en daar hun brood of iets extra’s mee verdienden. Beiden hoopten met hun beeld en boodschap de ontvangers te laten zien wat zij belangrijk vonden in het leven. Het zijn voorbeelden voor ons, zolang we nog kunnen.

En we zien met weemoed terug op onze Vereniging en de Knip-Pers, die ons 37 jaar lang hebben geïnspireerd en uitgedaagd. Wij zijn er oud mee geworden. Is er nog energie voor een doorstart van de traditie? Of zal er ooit iemand de waarde van het immaterieel knippers-erfgoed herontdekken? Geschiedenis, ook die van de knipperij, gaat in golven.

Evert Root sr. knipte Jantje II

Door Joke en Jan Peter Verhave.
Dit artikel verscheen eerder in de Knip-Pers 2020-1.