Amsterdam, 16 juli 1718. Zacharias von Uffenbach heeft wederom het knipwerk van Joanna Koerten kunnen bekijken. We lezen dat in de prachtige uitgave “Een plezierreis in de zomer van 1718”. De familie Von Uffenbach in de Nederlanden geschreven door Johan ter Molen en uitgekomen in 2017. Von Uffenbach maakte de reis in een gezelschap waarvan wij de namen precies kennen door een vermelding in het gastenboek van Levinus Vincent. Het verslag van de reis in 1718 werd opgemaakt door een van de leden van het gezelschap, Johanna Adolph von Glauburg.
Von Uffenbach (1683-1743) bezocht Amsterdam al eerder en bracht daar een bezoek aan Joanna Koerten en Adriaan Blok. Allereerst in 1705, toen reisde hij met een klein gezelschap. Een verslag van die reis is niet bekend, mogelijk is dat nooit gemaakt of niet bewaard gebleven. In 1710/11 ondernam hij met zijn broer Christoffel een gedegen studiereis naar Noord-Duitsland, de Noordelijke Nederlanden en Engeland. Het verslag ervan, met als titel “Merkwurdige Reisen…”, verscheen in druk pas na zijn dood in 1734.
Voor de bestudering van de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst zijn de aantekeningen van Zacharias op deze reis van enorm belang. Hij zag in een koffiehuis in Franeker een portretknipsel van Johan Willem Friso van Nassau gemaakt door Roelof van Duiden uit Harlingen Verder ontmoette hij opnieuw Elisabeth Rijberg in Rotterdam die vergeleken bij 1705 slechts twee nieuwe knipwerken kon tonen. Ook bezocht hij in de Maasstad Gerard Vogel een erfgenaam van de in 1704 overleden knipper Gillis van Vliet. Die kon hem echter alleen wat plat knipwerk laten zien, wat geen goede afspiegeling was van het werk dat Van Vliet ook maakte. In Delft ging van Uffenbach op bezoek bij de stotterende chirurgijn en papierknipper Johannes van den Boogert (1659-1731). Daarna reisde het gezelschap naar Den Haag en kon daar bij pastoor Allardus Titsingh (ca. 1667-1713) bijzonder fijn werk van zijn neef Johannes van Achelom bekijken. Tenslotte arriveren ze in Amsterdam om in huize “In ‘t Blok” op de Nieuwedijk om de wonderlijke papierkunst van Joanna Koerten te aanschouwen. Ze zagen daar maar liefst 32 knipsels waaronder portretten van Peter de Grote, Jan (en Johan) de Witt en Petrus Francius. Von Uffenbach beschrijft dat de knipsels tussen twee glazen platen zijn geklemd en voorzien van twee open te klappen deurtjes aan de achterzijde Zo’n inlijsting is inderdaad bekend uit het geknipte portret van stadhouder-koning Willem III. Ook zag hij werk “in ‘t verheve”, vaak voorstellend schepen. Vergelijkbaar werk hadden ze ook gezien bij Rijberg in Rotterdam. Eén van de mooiste stukken vond Zacharias een bloemenvaas met de tekst “Ut flos nostra”, een knipsel dat we nu nog uit een afbeelding kennen.
En dan 1718. Zacharias en zijn gezelschap, waaronder zijn vrouw en broer met echtgenote, bezoeken Adriaan Blok die nu aan de Heregracht 33 woont. Joanna is enige jaren ervoor overleden, Adriaan is hertrouwd met Maria van Arckel.
Het verslag van dit bezoek (vertaling door Ter Molen en de in druk overgezette Duitse tekst) bevat enige interessante nieuwe punten. Dat Koerten niet alleen historische onderwerpen knipte maar ook op deze wijze portretten maakte was natuurlijk bekend. Von Uffenbach noemt nu echter deels andere portretten: Willem III, Lodewijk IV, Peter de Grote en Th.(=Balthasar) Bekker. Ze zijn goed gelijkend voor bekenden. Nieuw is dat de Czaar bij zijn bezoek aan Amsterdam is komen kijken naar het portretknipsel dat Joanna van hem had gemaakt. Dat knippen heeft dus niet, zoals eerder is verondersteld, pas na zijn bezoek plaatsgevonden. Verder waren er mooie reliëfstukken zoals “ein Rotterdamer” (=Rijberg) ook maakte. Later op de reis wilde men in Rotterdam Rijberg bezoeken maar door het toen slechte weer kwam het daar niet van. Jammer natuurlijk want we hadden graag willen weten hoe het er toen met Elisabeth voorstond. Interessant is ook de opmerking dat volgens de erfgenamen van de kunstenares het knippen van portretten na haar dood tot een einde zou zijn gekomen. Koerten zou zo goed in het maken van portretten zijn geweest dat de ze deze kon maken van mensen die ze naast zich liet zitten. Die opmerking sluit aan bij verhalen dat Joanna portretten “nae ‘t leeven” gemaakt zou hebben. Of zij ook direct een portret uit papier kon knippen lijkt echter onwaarschijnlijk, mogelijk ging het daarbij om een aanzet. Veel waarschijnlijker is dat zij van nog levende personen een getekend portret maakte (ze was immers ook goed in schilderen en tekenen) of bij anderen werkte naar portretgravures.
Omdat het manuscript van de reis van 1718 nooit in druk is verschenen heeft het maar weinig aandacht gekregen. Ter Molen kreeg dat veertig jaar geleden al onder ogen, pas nu (2017) is zijn geweldige boek verschenen. Hierboven is al vermeld dat hij niet alleen zorgde voor een weergave in Duits van de oorspronkelijke tekst, aangevuld met zijn vertaling in hedendaags Nederlands. Een goede aanpak die de toegankelijkheid van het verslag van Von Uffenbach aanmerkelijk heeft bevorderd.
Noten
1 .Johan R. Ter Molen, Een plezierreis in de zomer van 1718. De familie Von Uffenbach in deNederlanden, Zwolle 2017.
2. Henk van Ark, “Von Uffenbach’s curiöse von Papier geschnittene Sachen”. Welkom in Papyria, nr. 2, Rasquert 2011, p.39-54.
3. De la Fontaine Verwey, Vier Eeuwen Herengracht, Amsterdam 1976, p.195, nr.33.