Overlevering van verhalen is soms het enige aanknopingspunt dat we hebben in de geschiedenis van de papierknipperij. Dat was goed te merken in ons onderzoek naar Jan de Prentenknipper. Sommigen meenden dat een in de familie bewaard knipsel door een verre oudoom was gemaakt; anderen meenden zich Jan nog uit hun vroege jeugd te kunnen herinneren. En heel duidelijk bleek dat nogal wat mensen onbewust gebruik maakten van de informatie uit een artikel dat Hil Bottema schreef bij de tentoonstelling van zijn werk in 1967.
Een dergelijk verschijnsel doet zich voor rond enkele knipsels die in de veertiger jaren van de vorige eeuw zijn gemaakt in midden Friesland, tussen Grouw en Sneek, door een onbekende. Sommige stukken waren al lang bekend en in ‘Schaarkunst’ staat er een afgebeeld met allerlei tafereeltjes van het boerenbedrijf in kleine rondjes (zogenaamde ‘medaillons’, blz. 34) en de initialen GHS en GSS; de tekst/initialen in de knipsels zijn steeds vetgedrukt. (afb. 1) Ze stammen uit dezelfde tijd als de knipsels van Arie Tergant uit Noord Holland en ze vertonen ook wel wat overeenkomst: bazuinenengeltjes die een aan kettingen hangend hart vast houden, temidden van bloemrijke takken met anjerachtige bloemen, waartussen vogels zitten; hoorns van overvloed en een omzoming van cirkels. De versieringen zijn geaccentueerd met prikwerk. In onze administratie noemden wij de maker voorlopig maar ‘pseudo-Tergant’.
Een ander bekend werkstuk van de onbekende knipper hangt in het Fries Museum (afb. 2). Het is versierd met afbeeldingen van werkzaamheden van de landbouwer in medaillons en is gemaakt voor S.J. PIERSMA, geboren den 8 aug 1824; er was sprake van de ‘Piersma-knipper’ [1].
Wij hebben in het gemeentearchief van Grouw de bevolkingsregisters van de voormalige gemeente Rauwerderhem, waar in Deersum lag, nagezocht en vonden inderdaad Sjerp Jacobs PIERSMA, landbouwer in het nabij gelegen Rauwerd. We probeerden ook andere opgedoken knipsels thuis te brengen: meestal een naam of initialen van een persoon of van echtelieden, in de hoop ook iets over de maker te weten te komen, die nooit zijn eigen naam in een hoekje verwerkt had: Zo vonden we ook voor wie het hierboven eerstgenoemde knipsel met de initialen GHS en GSS was gemaakt: Gerrit Haites Schukking en Grietje Sybrands Schuurmans, landbouwers te Sybrandaburen (gemaakt vóór 1850, want toen overleed Gerrit).
Er waren nog meer knipsels, die duidelijk door dezelfde volkskunstenaars waren gemaakt voor: Anske Bouwes van Dijk, 1842, kastelijn te Poppingawier. Dit deerlijk gehavende knipsel hoort ook in de collectie van het Fries Museum en wij hebben het kunnen restaureren. Leuk om te vertellen is dat, toen we het knipsel van de verschoten, blauwpapieren achtergrond haalden, een zuivere afdruk te zien was omdat daar het papier niet verschoten was.
Verscheidene knipsels werden in particulier bezit overgeërfd: Thomas Sytses Dotinga, 1843, timmermansknecht te Deersum, met tafereeltjes van het vak; Gerrit Gerkes Schaafsma en Petronella Tjalko Wassenaar, timmerman en domineesdochter te Sybrandaburen. In dit knipsel zijn twee ronde medaillons met afbeeldingen van de timmerman… Het is onlangs geschonken aan het Knipselmuseum van Schoonhoven [1]
De namen in twee andere knipsels konden we niet verder thuisbrengen: W.J. van der Zee en Geertje Pieters Faber. In het knipsel met laatstgenoemde namen (0. P. Faber) staat het karnen met paardenkracht afgebeeld en aan weerszijden twee harten met teksten. Die zijn in de beschikbare afbeelding moeilijk te lezen: links de naam van Geertje, en rechts ontcijferen we Gerben den Maart Anno 1787-1849. Ook die naam was niet te vinden in de archieven maar dat bleek niet zo vreemd, want een nieuwe kijk leverde een heel andere tekst: geboren den 9 maart 1787. ANNO 1849! Ook zó kunnen vreemde overleveringen ontstaan!
Onze medeauteur Cees Hettema is in het bezit van nog zo’n knipsel, dat stamde van zijn betovergrootouders Johannes Douwes Zijlstra en Ike Wytses Corter uit 1844.
Zijn speurtocht naar de achtergronden van dit echtpaar en van de andere, hierboven genoemde knipsels, resulteerde in een bewonderenswaardig verslag van zijn bevindingen [2]. Zijlstra was veehouder en koemelker en woonde met zijn vrouw aan een watertje, de Zwette, waar ze met een bootje wandelaars overzetten. De overhaal staat in het knipsel afgebeeld. Het verhaal gaat dat het knipsel werd gemaakt voor hun 5-jarig huwelijk door een bakkersknecht uit Deersum, die dagelijks een zak met brood moest uitventen aan de overkant, in Bozum. Op de terugweg dronk hij een kopje koffie in het “Deasumer hûske’. Die overlevering via zijn beppe past goed, maar rond een ander knipsel dat hij opspoorde, bleek dat anders: De eigenares van een knipsel voor Teake Sibbes Bakker en Renske Sytses Ypma was een nakomeling van dit echtpaar en het verhaal was dat deze Bakker broodbakker van Deersum was (what ‘s in a name!) en ook de baas van de inwonende bakkersknecht, die het knipsel gemaakt had.
Omdat beide overleveringen op een bakkersknecht wijzen, hebben wij ijverig gezocht in de bevolkingsregisters, maar helaas hebben wij bakker Bakker en zijn vrouw niet als inwoners van Deersum gevonden en evenmin de onbekende bakkersknecht.
Dat is voorlopig helaas alles, wat bakkers betreft, dus moeten we ons toch maar weer laten OVERHALEN om verder te zoeken
Voor zover de knipsels zijn gedateerd, omvatten ze de periode 1642-1846. De oudste drie zijn die voor Van Dijk, Bakker en Van der Zee: eenvoudig, met een hart in het midden. De twee hoorns van overvloed komen voor in de latere knipsels uit 1843, 1844 en 1846: die voor Dotinga, Piersma, Schukking, Schaafsma en Faber.
Dat alles brengt ons nu toch niet verder dan dat we in de buurt moeten blijven. Er zouden best nog meer knipsels kunnen opduiken bij nakomelingen uit de dorpen rond Deersum. En hopelijk ook de maker zelf!
We zijn intussen maar vast naar bakkersknechten op zoek gegaan en we vonden Jan Sybrands van der Steegh, geboren in 1831 als eerste kind in een arbeidersgezin te Deersum. In het nabije dorp Rauwerd woonde bakker Sybren Mensonides en zijn zoon Sybren was bakkersleerling, geboren in 1829. Het Is moeilijk voor te stellen dat jongens op 11- of 13-jarige leeftijd zulke evenwichtige knipsels maakten.
Joke en Jan Peter Verhave en Cees Hettema
[1] Henk van Ark, Nieuwsbrief 4 nr 1, 1991
[2] Cees Hettema, Speurtocht naar de knipprenten van de ‘Dearsumer 1992, onuitgegeven