ln 2000 kon voor de stichtingscollectie de in 1998 verschenen facsimile uitgave van het Album Amicorum van Jacob Heyblocq worden aangekocht.[1] (afb. 1,2) Een relatief kostbare publicatie waarvan de aanschaf nodig werd geacht omdat er weinig 17de eeuws materiaal in onze verzameling aanwezig was. En, in de opstelling van het Nederlands Museum van Knipkunst wilden we graag een zo zorgvuldig mogelijk opgebouwd overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst tonen aan de hand van knipsels en documentatie. Het album is na de verwerving daarom niet in de kast van de handbibliotheek verdwenen, maar kon permanent in een vitrine worden geëxposeerd, opengeslagen bij de pagina met een van de drie knipseltjes die in het Heyblocq album aanwezig zijn.
In “Geknipt” komt dit album kort aan de orde in het hoofdstuk over de 17de eeuw [2] en het wordt als een van de albums met knipwerk genoemd, naar aanleiding van een tentoonstelling in het Museum van het Boek over alba amicorum in 1990 in het hoofdstuk over verzamelen en bewaren.[3] Op grond van het doornemen van de catalogus van deze expositie [4] werd geconcludeerd dat albums geen rijke bron voor bestudering van knipkunst zouden zijn, maar dat lijkt niet helemaal juist. Want op de Haagse tentoonstelling zijn voornamelijk topstukken uit Nederlandse collecties te zien geweest. Daarin komen inderdaad maar weinig knipwerkjes voor, maar in andere albums, vooral uit de 19de eeuw, zal ongetwijfeld meer knip- en prikwerk kunnen worden aangetroffen.[5]
Knipwerk in albums is niet alleen te vinden in vriendenalbums maar ook in albums en boeken waarin knippers eigen werk of werk van anderen bewaarden. In “Geknipt” worden daarvan enige voorbeelden genoemd, maar de keuze is beperkt gehouden. Het vroegst bekende voorbeeld van knipwerk in een vriendenalbum dateert al uit het laatste kwart van de 16de eeuw. Het bevindt zich in het vriendenboekje van jonkvrouw Hiskia van Harinxma dat bijdragen bevat van personen uit haar omgeving.
Het knipsel (afb. 3) is omstreeks 1589 gemaakt door of voor Hessel van Ostheim, een jonker uit een Fries adellijk geslacht. Het is een vierkant knipwerk met een decoratieve rand, waarin in het onderste deel een jachttafereel is afgebeeld. Binnen dit vierkant een cirkelvormige rand (met de tekst Hessel van Ostheim 1589) en het ingekleurde. familiewapen Van Ostheim. Het knipsel wordt omringd door een geschreven gedicht over een jachtpartij.[6]
Midden zeventiende eeuw komen knipsels van Cornelis van Halmael uit omstreeks 1648 voor in een boek, met oorspronkelijk blauwe bladen, dat als opschrift draagt: “Verzameling van Papieren Snykonst voor Verscheiten”. Van die knipsels zijn verschillende gesigneerd en gedateerd, ze stellen ridder- of jachttaferelen voor. De Vrede van Munster (1648) is in een knipsel afgebeeld met feestvierende, dansende en musicerende mensen, terwijl een van de figuren een op een zwaard gestoken reuzenhoofd (de verslagen reusachtige vijand?) meevoert. (afb. 4).
De knipsels kenmerken zich veelal door grote, zeer uitgewerkte boompartijen, de geknipte figuren zijn met pen bijgewerkt. (afb.5) Van de knipper Van Halmael is helaas nauwelijks iets bekend.[7]
In het vriendenalbum van Jacob Heyblocq (1623-1690) bevinden zich -zoals in het begin van dit artikel vermeld- drie knipwerkjes (afb. 6,7 en 8).
Heyblocq studeerde onder andere theologie in Leiden en was vanaf 1648 onderwijzer en later rector van de Latijnse School aan de Nieuwe Zijde in Amsterdam. Hij begon zijn album in 1645 in zijn studentenjaren, de laatste bijdrage erin dateert uit 1678. Het bevat 195 bijdragen van 155 verschillende personen, waaronder veel gedichten, maar ook tekeningen en gravures en dus drie knipsels. Heyblocqs album was in eerste instantie niet bedoeld als vrienden- of studentenalbum, maar werd eerder gevormd om bijdragen van geleerde en nobele heren te verwerven om zo te dienen als herinnering aan hen na het overlijden. In dit fraaie en zeer rijk gevulde album vinden we inderdaad bijdragen van diverse grote geleerden, maar ook kleine kunstwerken van kunstenaars als Rembrandt, Govaert Flinck, Gerbrand van den Eeckhout en Anna Maria van Schurman. Curieus is het blad van Comelis van Halmael uit 1649, verondersteld is dat het hier zou kunnen gaan om bovengenoemde papierknipper.
De drie knipsels in het album zijn een geknipte cartouche met daarin een opvallend stukje mica (p. 118) en een beschadigde cartouche rond een schild (p. 172). Dit werkje is helaas zwaar beschadigd. De makers van deze knipwerkjes worden niet vermeld, maar de knipper van de omlijsting van het stukje mica is waarschijnlijk de Rotterdamse schilder Jacobus Gorter. Hij knipte ook de gekroonde dubbele adelaar binnen een omlijsting van dieren en bloemen (p.271). Het knipsel is gedateerd 1660. Bijzonder is de bijdrage van ene Gerard van Midlum (p. 185, 186) uit 1662. Hij schrijft (afb.9) dat Heyblocqs album bijdragen bevat van dichters, schilders én papierknippers, in feite te veel om op te noemen. Hij kan zich daar niet mee meten, want hij is zelf nu eenmaal geen dichter, papierkunstenaar of schilder, maar meer iemand van het midden of de middelmaat (“midlum”).
Is het album van Heyblocq in diverse opzichten van grote culturele waarde, dat geldt zeker van de drie albums die Gesina ter Borch, dochter van Gerard ter Borch (de oude) en zijn derde vrouw Wiesken Matthijs, samenstelde.[9] De familie ter Borch was een echte kunstenaarsfamilie. Vader Gerard (1583-1662) was een bekend tekenaar en schilder. Hij besteedde veel aandacht aan de begeleiding van zijn tekenende zoons Gerard (1617-1681), Harmen (1638-1677) en Mozes (1645-1667). Hij heeft het werk van hemzelf en dat van zijn kinderen nauwkeurig gedocumenteerd en bewaard.. Die taak als conservator van het familiebezit is na zijn dood overgenomen door dochter Gesina (1631-1690). Zij heeft drie albums met eigen werk nagelaten waaruit we een goede indruk krijgen van haar leven en werk. Gesina kreeg geen les van haar vader maar zijn werk en dat van haar broers boden baar voldoende inspiratie om haar talent zelfstandig te ontwikkelen, want uit al het bewaarde werk van de Ter Borch familie blijkt duidelijk dat de leden elkaar steeds geïnspireerd en gestimuleerd hebben.
Het eerste album van Gesina is het Materi-Boeck. Materiboeken werden gebruikt bij het onderricht in schoonschrijven Gesina schreef in dit boek gedichtjes, spreuken en liedjes onder het motto DMS (Deugd Maakt Schoonheid). Haar tweede album is het Liedboek waarin allerlei liefdes- en andere gedichten staan en populaire liedjes die ze overschreef uit veel gebruikte bundels. Het kunstzinnigste is het derde album, het Kunstboek, dat zijn begon in 1660. Ze tekende en schilderde erin, maar plakte er later ook tekeningen van haar familieleden in en veel kopieën van het werk van vader en broers. Daardoor kreeg dit album in de loop van de tijd het karakter van een plakboek. Interessant zijn de bijdragen van vrienden en bewonderaars, die haar in gedichten lof toe zwaaien voor haar artistieke vaardigheden en haar prijzen om haar kennis, schoonheid en deugden. In dit Kunstboek bevinden zich vrij achterin kleine knipwerkjes van Gesina, van Cornelis en Gerrit Schellinger en van Johannes van Achelom.
Van de hand van de vrijwel onbekende Van Achelom is een uit wit papier geknipt papierknipsel op een zwarte ovalen ondergrond opgenomen (afb. 10) Op het rechthoekige monument zit een gevleugeld skelet met een gebroken zandloper in de linkerhand. Op het monument is een tekst uit een psalm (Ps. 88:49) geschreven. Daaronder een heel fijn geknipt rijkswapen met de gekroonde dubbele adelaar. Op het voetstuk heeft Gesina de naam van de maker geschreven. Om dit knipsel heeft zij zelf een fraaie bloemenkrans geschilderd. Op een andere pagina in dit album komt een tweede werkje van Van Achelom voor: twee vrolijke drinkers aan tafel met een bediende die een nieuwe voorraad drank lijkt te brengen. (afb. 11)
Gerrit en Cornelis Schellinger waren neefjes van Gesina. De albumbladen met hun knipsels zijn allemaal gedateerd 1685. Het zijn kleine knipsels, ook weer uit wit papier, veel van rennende dieren. Er zijn zekere overeenkomsten met knipkunstvoorbeelden uit een boekje over het onderricht der papiere sny-konst dat een jaar erna in Amsterdam is verschenen. Het gaat om voorbeelden van een reeks dieren die geschikt waren om te oefenen: “alle beesten, als haasen, konynen, vossen, eekhoorntjes, verkens, herten, vogeltjes”. Cornelis en Gerrit knipten ook figuren en scènes uit de Oudheid (Narcissus, Jason en het Gulden Vlies, Pyramus en Thisbe) en wellicht een scène uit Torquato Tasso’s “Het bevrijde Jeruzalem”. (afb. 12 en 13)
De belangstelling voor het werk van Gesina ter Borch is nooit verflauwd. Het Rijksprentenkabinet organiseerde jaren geleden een grote tentoonstelling over haar werk naar aanleiding van de restauratie van haar albums, er verscheen een prachtige studie over tekeningen van de familie Ter Borch en nog onlangs werd het werk van Gesina geplaatst binnen het werk van andere vrouwelijke kunstenaressen uit de 17de eeuw. Een van die creatieve vrouwen was de Amsterdamse papierknipster Joanna Koerten, van wie het geknipte portret van Willem III (afb 14) werd geëxposeerd.[10]
Van Koerten, een befaamde Amsterdamse knipster, zijn twee knipsels op een blad te vinden in het bezoekersboek van Nicolaas Chevalier uit Utrecht. In een publicatie uit 1997 over schrijvende vrouwen uit de vroeg moderne tijd is dit blad opgenomen als illustratie bij een gedeelte over Geertruide van Halmale.[11] Dit omdat deze nagenoeg onbekende schrijfster, van wie zeer weinig bekend is, een lofdicht op Joanna Koerten heeft geschreven dat in beide versies van haar Lofdichten (uitgegeven in 1735 en 1736) kan worden aangetroffen. Hier duikt dus wel voor de derde maal de naam Van Halmael in verband met knipkunst op.
Chevalier (1661-1720) [12] was boekhandelaar, uitgever van een krant, handelaar in munten, ontwerper van gedenkpenningen en prenten en verzamelaar van oudheden en rariteiten. Voor die munten hebben Koerten en haar man ongetwijfeld een bijzondere belangstelling gehad. Het befaamdste werk van Koerten is immers “De Twaalf Keizers” (“De Romeinse Vrijheid”), dat mogelijk mede is gebaseerd op voorbeelden uit “De Roomsche Monarchy” uit 1697.
Op het blad in het Chevalier album (afb. 15) zien we bovenaan een gedicht van Adriaan Blok “Op de Konstkamer van den Heer Nicolaas Chevalier”. Er onder een spiegelmonogram met de initialen van Koerten (JCB) en twee lauwertakken, uitgevoerd in goudpapier. Koerten scheef daaronder een kort gedichtje (“D’ aloudheijds Munt en Konst is hier/In ‘t Kabinet van Chevalier/Johanna Block”). Een klein knipsel (de kop van keizer Tiberius “muntsgewijs”) sluit dit blad af.
Joanna Koerten heeft zelf ook een bezoekersboek bijgehouden. Waarschijnlijk is zij dit begonnen na haar huwelijk in 1691.[13] Wat begon als een boek met handtekeningen van bezoekers aan haar atelier groeide al snel uit tot een losbladige verzameling van tekeningen, inscripties en lofdichten. Of zich er ook knipwerk van andere kunstenaars in heeft bevonden is niet duidelijk. Veel later, waarschijnlijk kort na haar dood in 1715, is deze collectie omgevormd tot een waar “Stamboek”, een eerbetoon van Adriaan Blok aan zijn vrouw.
Door Henk van Ark
Noten
Afkortingen:
– Nieuwsbrief Nieuwsbrief van het Nederlands Museum van Knipkunst en de Stichting W. Tj.Lever.
– Geknipt: Joke en Jan Peter Verhave, Geknipt, Geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland, Zutphen 2008.
- Henk van Ark, “Het Album Amicoum van Jacob Heyblocq”, Nieuwsbrief jrg. 13,nr.2 (juni 2000), p.3-5.
- Henk van Ark, “De zeventiende eeuw”, in: Geknipt, p.13.
- Joke en Jan Peter Verhave, “Verzamelen en bewaren”, in: Geknipt, p.151.
- K.Thomassen e.a. Alba Amicorum, Vijf eeuwen vriendschap op papier gezet: Het album amicorum en het poeziealbum in de Nederlanden, Maarssen/’s Gravenhage 1990.
- Voorbeelden daarvan onder andere in: Henk van Ark, Zeer uitstekende kurieuzestukken van papier. Rotterdam snijkunst 1650-1900, p. 13-14.
- Geknipt, Lexicon, p.189.
- Geknipt, Lexicon, p.180; Atty Broer, Portretten van knipkunstenaars (7), Nieuwsbrief, jrg.20, nr.4 (december 2007), p. 7-10.
- Kees Thomassen/J.A.Gruys, The Album Amicorum of Jacob Heyblocq, Zwolle1998; Henk van Ark, “Het Album Amicorum van Jacob Heyblocq”, Nieuwsbrief, jrg. 13, nr.2 (juni 2000), p.3-5.; Atty Broer, “Portretten van Knipkunstenaars (7)”,Nieuwsbrief, jrg.20, nr.4 (december 2000), p. 7-10.
- Atty Broer, “Portretten van knipkunstenaars (5)”, Nieuwsbrief jrg.20, nr.2 (juni2007), p. 1-10.
- Alison Mc Neil Kettering, Drawings from the Ter Borch Studio Estate, dl. 1+2,Amsterdam 1988; Marjan Brouwer, De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch, Zwolle 2010.
- Riet Schenkeveld-Dussen (eindred.), Met en zonder lauwerkrans; schrijvendevrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850; van Anna Bijns tot Elise van Calcar,Amsterdam 1997, p. 449-454.
- D.P.Snoep,” “Virtus post Numeros”, Nicolaas Chevalier’s Chambre des Raretez en zijn bezoekers”, Album Amicorum J.G.van Gelder, Den Haag 1973, p.277-284;Michiel Plomp, “De Portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-17 15)”,Leids Kunsthistorisch Jaarboek, XIII (1989), p.341 noot 17; Henk van Ark, “De Romeinse Vrijheid van Joanna Koerten”, Nieuwsbrief jrg.13, nr.4 (december 2000); Joanna Koerten nummer), [p. 10]; Joke en Jan Peter Verhave, Kunstkamers en knipkabinetten, Knip-pers, jrg.27, nr.4 (december 2010), p.10-11.
- Henk van Ark, “Het Stamboek voor Koerten”, Nieuwsbrief jrg.13, nr.4 (december 2000; Joanna Koerten nummer), p. 14,; Michiel Roscarn Abbing, “Joanna Koerten (1650-1715) en David van Hoogstraten (1658-1724). Een bijzondere relatie tussen twee bekende Amsterdammers, Amstelodamum, jrg.94, nr.2 (maart/april 2007), p.14-29.