Voorvechtster voor de kniptraditie en -erfgoed: Irma Kerp, Knip-Pers 2019-1

afb. 1 Irma Kerp

Mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld, mogen niet zomaar uit onze herinnering verdwijnen. Irma Gladys Lucie Kerp-Schlesinger was zo iemand voor de papierknipperij. Velen van ons hebben Irma’s boekje ‘Leer knippende zien’ gebruikt. Zij legde het fundament voor onze Vereniging.
Irma werd geboren in een Joods gezin in Leipzig, in 1900. Ze vertrok naar Spanje en ontmoette daar de niet-joodse landgenoot Gustaf Wilhelm Ernst Kerp, die net als zij genoeg had van de Duitse politiek. Ze trouwden in Madrid en daar werd Eva, hun eerste dochter, geboren. Gustaf kreeg de mogelijkheid zijn functie uit te oefenen in een ander land en zo kozen ze voor Nederland in 1930, waar Inge werd geboren.

De oorlog was natuurlijk een moeilijke tijd. Hij werkte voor een Duitse firma in Amsterdam en ze waren lid van een kerkgemeenschap waarvan de voorganger nazisympathieën had, die zij niet deelden. Bovendien herbergden ze onderduikers. Anders dan verschillende van Irma’s familieleden, overleefde het gezin de oorlog, mede door het moedige optreden van Gustaf tegen zijn militaire landgenoten.

Knippen deed Irma al in haar meisjesjaren: toen ze lang werd verpleegd in een ziekenhuis begon ze uit zwarte stukjes röntgenpapier figuurtjes te knippen.

afb. 2

Daarna liet ze het liggen, bang dat het niets zou voorstellen en pas in 1949 vatte ze het knippen weer op. De eerste ambachtsgenoot die ze tegenkwam, was Kees Bakema, de oude silhouettenknipper die nauwelijks kon rondkomen. Ze pleitte er bij verschillende instanties voor dat hij een plaatsje kon krijgen als portretknipper bij evenementen.
In 1950 nodigde het Franeker Museum Irma uit om werk in te sturen. Ze realiseerde zich dat zij en Bakema twee van de zes knippers waren die Nederland telde, een schril contrast met al het mooie dat uit vroeger eeuwen tentoon werd gesteld (de andere knippers waren: Greta Zijl, Wiecher Lever, Hil Bottema en Gertrud Januszewski).
Wetend dat rond 1920 in Duitsland de knipkunst bloeide, moest ze constateren dat die
in ons land bijna dood was.
Door het voorbeeld van de kordate directrice van het Franeker museum, die in haar eentje de tentoonstelling had georganiseerd én door de waardering die Irma voor haar werk kreeg, vatte ze moed en begon ‘causerieën’ te geven voor allerlei vrouwengroepen en scholen en aan volksuniversiteiten. Ze waarschuwde van te voren dat ze het Nederlands met een accent sprak. Haar uitgesproken mening en gedachtespinsels – die niet beperkt bleven tot het papierknippen – brachten haar met velen in contact en dat kleurde haar levensverhaal. Vrouwen, meende ze, moeten iets hebben naast het huishouden en vrije tijd voor zichzelf opeisen!

Zelf vond ze dat wie niet kon tekenen, best wel kon knippen,en ze wees er steeds op dat de uitkomst minder belangrijk was dan het plezier van het doen, een haast geestelijke belevenis. Dat gaf ze ook door in interviews en in haar eigen artikelen in allerlei bladen, jaar in jaar uit. Intussen had zich een hele schaar knippers rond Irma verzameld, die elk weer het enthousiasme op anderen overdroegen. Met knipsters buiten Bussum, o.a. Suus Houtman, To Mijnlieff (die later onder haar mansnaam bekend werd: van Waning), Hil Bottema en Joke Verhave had ze geregeld contact.

 

afb. 3

Irma had een eigen knipkamer, waar ze alles wat ze maakte en verzamelde bij elkaar had. Ze legde mappen aan met de teksten van haar lezingen en de plaatjes die ze erbij liet zien met een platenprojector. Ook nam Irma het initiatief voor de tentoonstelling ‘Pronken met Papier’ van de papierfirma Bührmann in Amsterdam in 1965, met veel mooi werk uit voorbije eeuwen.

Haar inspanningen om de knipkunst weer aan de gang te krijgen, leidden tot de uitnodiging van uitgeverij Cantecleer om een boekje te schrijven. ‘Leer knippende zien’ verscheen in 1971 en beleefde vier herdrukken en ook een Duitse editie in 1979 met herdruk in 1983. Haar contacten met de uitgevers en de diverse rekeningen hield ze nauwgezet bij. In 1968 mocht ze de passagiers op een boot van de Holland Amerika Lijn vermaken met haar voordrachten, demonstraties en praktische oefeningen met schaar en papier.

afb 5

En toen kwam de grote dag in 1982, waarop dertig van haar leerlingen hun werk konden laten zien tijdens de tentoonstelling in ‘t Spant te Bussum. Het was duidelijk dat zij de kniptaal hadden geleerd aan de hand van de grammatica van hun lerares. En voortvarend waren ze ook, de dames. Onder leiding van Lies Markus werd de Vereniging geboren en op de eerste Contactdag van de leden in Haarlem in 1984 was Irma, voor velen nog steeds mevrouw Kerp, nietbetalend gast van het bestuur.

In 1985 kreeg Irma Kerp, 84 jaar oud, een Koninklijke Onderscheiding uit handen van de burgemeester van Bussum. Veel knipsters waren daarbij aanwezig. Ze voelde zich beschaamd: “Ik heb het niet verdiend. Ik heb het kind alleen gebaard. Lies en anderen hebben het verzorgd en opgevoed”.

afb. 5

Voor de Knip-Pers schreef ze zo nu en dan een bijdrage, o.a. in 1987 over Joods knipwerk. Daarvoor verdiepte zij zich in de manier van uitdrukken van haar voorouders en zelf maakte ze ook wel eens een knipsel met Joodse symboliek. Helaas kon ze haar museale stukken niet aan een Nederlands museum kwijt en daarom schonk ze haar collectie aan het Museum voor Etnografie in Haifa, Israël.

afb. 6

In 1988 werd Irma als eerste het erelidmaatschap van de Vereniging aangeboden.

Haar reactie: “Ik keek naar de zaal, naar de honderden mensen van wie ik nauwelijks twee tientallen kende en ik wist: wat hier tot stand is gebracht, dat hebben anderen gedaan, niet ik. Het is waar: het fundament had ik gelegd. Lies Markus was de architect. Lezers, vergeet ’t niet, ons gebouw moet blijven: meldt u als er een beroep op u wordt gedaan ter vervanging van bestuursleden¹)”.

En bij een ingesloten knipseltje: “Indien u het afdrukt, schrijf erbij: met trillende handen en een blind oog geknipt – dat geeft andere gehandicapten moed”.

Op 23 november 1988 overleed ze. In het decembernummer van dat jaar schreef Magda Helms, de redactrice met wie ze zoveel ideeën had uitgewisseld, een gevoelig In Memoriam.

Joke en Jan Peter Verhave

¹) Wat scherp gezien! Onze Duitse zustervereniging heeft zichzelf in januari 2019 opgeheven bij gebrek aan nieuwe bestuursleden. Laten wij zorgen dat dit met onze vereniging niet gebeurt!