Tola Steinhage, veelzijdig kunstenares 2, Knip-Pers 2016-2

Als vervolg en aanvulling op het interview van Line Huizenga-Onnekes in 1955 met de knipster Tola Steinhage (1919-2015) geven we hier haar eigen levensbeschrijving uit 1969, die ze aan haar knipvriendin Marja Bruining stuurde. Marja gaf ons toestemming om de brief te publiceren.

Tola was, net als Gertrud Januszewski, een knipkunstenares die haar talent in dienst stelde van haar geloof en de gebruiken van de Rooms-Katholieke Kerk in ons land, in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw. Zij ging haar eigen weg en volgde haar gevoel en talenten. Met andere knippers uit die tijd, zoals Hil Bottema, Irma Kerp-Schlesinger en Wiecher Lever heeft ze vrijwel geen contact gehad.

afb 1. Tola Steinhage

“Ik ben in de eerste helft van september op een zondagavond, tijdens een zwaar onweer, om 9½ uur, in het teken van het sterrenbeeld ‘de maagd’ geboren. Gedoopt werd ik op de namen Antonia Sofia Gertrud. Antonia werd ik geroepen. Met 2½ jaar heb ik volgens mijn moeder daar een eind aan gemaakt. Ze nam me mee op visite. Toen daar gevraagd werd hoe of ik heet, moet ik gezegd hebben ‘Tola’ en niet anders, altijd ‘Tola’. Mijn ouders hebben die zelf gekozen naam blijkbaar mooi gevonden, want ik ben nooit meer anders genoemd.
Mijn vader was journalist-schrijver, dus zijn we veel gereisd en verhuisd. Met zes jaar kwam ik op een kloosterschool en dat was het begin van mijn artistieke ambities. Daar was nl. een zuster (kunstschilderes) die ons teken- en schilderles gaf. Ik ben vandaag nog blij dat ik op die school vijf jaar kon blijven, want zonder die zuster was ik nooit zover gekomen. Zij leerde me ‘zien’ zoals de dingen zijn. Ze leerde me ‘kleurkijken’ zoals zij dat toen noemde en nog veel meer.

afb 2.

Met negen jaar kon ik dan ook al mijn eerste knipsels publiceren, tot grootste ergernis van mijn vader. Hoewel we later veel samen gewerkt hebben, heeft hij zich nooit met mijn beroep kunnen verenigen, wat ik nog steeds jammer vind. Daarom heb ik ook van al mijn kinderwerk niets kunnen redden. Ik kwam eens met een bijzonder slecht rapport thuis; vader werd zo kwaad dat hij al m’n tekeningen en schilderijtjes verscheurde, ondanks mijn gejammer.

afb 3.

Ik geloof niet dat men een talent op wat voor manier ook kan onderdrukken. Ik heb altijd ‘gewerkt’, als kinderen uitgingen of wat ook, zat ik te werken aan het een of ander. Soms vond ik het zelfs verschrikkelijk doch ik kon niet anders.

Toen ik mijn examen op het lyceum achter de rug had, wilde ik natuurlijk op een academie, wat niet mocht. Ik moest dus wachten tot ik meerderjarig was. Daarna heeft het nog jaren geduurd voor ik eindelijk aan een studie kon beginnen. Maar geen academie. Ik had toen al genoeg
opdrachten en kon dus niet aan een regelmatig bezoek denken. Maar ging ’s avonds ‘modeltekenen’, dat heeft me bijzonder goed gedaan.
Wat had ik voor opdrachten: boekillustraties, kerstkaarten, geboorte-kaartjes, geknipt, gekleurd, houtsneden. Naaldwerk, applicaties of gecombineerd voor wandtapijten en vlaggen, eigen ontwerp en uitvoering.

Verder veel beelden, gesneden, gebakken, aangekleed en eindeloos veel poppen, wat men maar wilde. Dan heb ik op alle mogelijke scholen lessen gegeven en toch, dat doe ik niet meer, gezien ik geen tijd voor mezelf overhoud. Mijn grootste liefde is nog steeds het knippen, met een schaartje, nooit met een mes.

afb 4.

Jammer genoeg wordt het niet meer gevraagd. En vanzelfsprekend heb ik dan ook nog maar weinig gelegenheid het nog te doen. Toch heb ik laatst er weer eens een boek met knipsels geïllustreerd (45 stuks). Het is al heel lang weg, tot heden heb ik er nog niets op gehoord. Het zou kunnen dat men het te ouderwets vindt, en ik het dus terug krijg. Wat ik niet hoop.

Misschien weet je dat het knippen afkomstig is uit Turkije. Doch daar is het als volkskunst verloren gegaan, en herboren in China. Daar is het nog volkskunst. Ik heb nl. een boek uit China met onopgeplakte knipsels, tegenwoordig komt jammer genoeg dat land niets meer uit. Ja zelfs mag (men) er ook niet meer aan doen.

Je hebt het in je vingers. Dat is heel wat waard.
Tola Steinhage”.

De illustraties zijn uit het communieboekje De Dag van een Kind, met gedichtjes van Albertine Steenhoff-Smulders († 1933), over ‘Hoe een Rooms kind braaf kan leven’. De 28 ‘schaarsneden’ zijn door Tola gesigneerd met haar initialen en een schaartje, en gedateerd 1947. Een vijfde druk van Uitgeverij De Fontein, Utrecht, verscheen in 1956.

Joke en Jan Peter Verhave