Derde Jantje is Jantje III, Knip-Pers 1993-1

Het Westfriese Hoogkarspel, een dorp tussen Hoorn en Enkhuizen. is niet moeilijk te vinden. De huizen in de nieuwbouwwijk, waar Jannie de Jong-Brouwer woont, zijn evenwel geschaard als de kartelrandjes in haar knipwerk. Dat zou wél eens een probleem kunnen geven. Maar voor een fan die op bezoek komt steekt ze de vlag uit. Een opvallende oplossing, typerend voor de vrouw die ons laat kennismaken met de originaliteit in haar werk. En daarmee vallen we met de deur in huis. Ook letterlijk, want je kunt zo via het tuintje de kamer binnenstappen. Het huis van Jannie de Jong, beter bekend als Jantje III, heeft iets museumachtigs. Maar dan van een volkskunstmuseum, met Nederlandse producten waarvan haar eigen knipwerk de hoofdmoot vormt.

afb. 1, Jantje III, 1 rijtje blijft staan voor moeder de vrouwZe is hartelijk en welbespraakt, deze niet meer zo jonge knipster, die het grootste deel van haar leven doorbracht in Friesland voordat zij enkele jaren geleden terugkeerde naar Hoogkarspel.  En deelzaam ook met het Westfriese gebak bij de gebruikelijke thee, voordat we samen het huiss doorgaan. Op haar werkkamer lift een bijna af prent voor een onthaalmoeder (kleuteropvangmoeders). Een pracht prent van een kleuter, die met laarsjes en een paraplu heel vrolijk door de regen stapt.

afb. 2, Jantje III, de kleinere knipsels zijn op biefkaartformaat, in verschillende kleuren geknipt, met kleine toevoegsels in een of andere kleur of in “goud”

Ik vraag me af waarom elke prent van Jantje III een verhaaltje heeft. Jannie vertelt dat volkskunst altijd een versierende boodschap is. Zowel de voorstelling als de motieven kunnen een symbolische betekenis hebben. Zij heeft er geen moeite mee er wat uitvoeriger op in te gaan en vertelt dat de interesse voor de volkskunst haar met de paplepel werd ingegoten. Haar vader was houtsnijder en maakte prachtige koekplanken. Hij gaf haar de stelregel mee dat ‘zelf bedenken en het dan maken meer voldoening geeft dan zelf kopen’, Als zesjarig meisje werd zij al meegenomen naar de Zuiderzee Visserijtentoonstelling in Enkhuizen in 1930. Daar zat Jantje II van Urk te knippen. Omdat ze haar grootmoeder altijd al kastrandjes had zien knippen was ze meer onder de indruk van de klederdracht en de vriendelijkheid voor kinderen van deze simpele Urker visser, dan van zijn knipwerk.

afb. 3, Jantje III, bij ons komen de kindertjes uit de kool

Van jongs af aan geeft Jannie de Jong op allerlei manieren en herhaaldelijk blijk van originaliteit en het vermogen tot scheppend bezig zijn. Of zij zich nu bekwaamde in kantklossen, breien, naaien, borduren, tekenen, toneelspelen of activiteiten organiseerde zoals bazaars en tentoonstellingen: altijd wist zij ergens een succes van te maken. Met name het zelf ontwerpen vormde de grootste uitdaging voor haar. De latere knipwerken dragen dan ook een uitgesproken origineel en persoonlijk karakter, waarin zij onderwerpen en motieven verwerkte die zij ontleende aan vooral Westfriese gebruiken en folklore.

Op ongeveer 40-jarige leeftijd volgt er per toeval een hernieuwde kennismaking met het papierknippen. Voor de Plattelandsvrouwen houdt mevrouw I. Kerp-Schlesinger een lezing over papierknippen als volkskunst. Jannie de Jong wordt gevraagd een correspondent van een regionaal dagblad in Noord-Holland te vervangen om deze lezing te verslaan. Naar aanleiding hiervan neemt ze zelf papier en schaar ter hand. Op zoek naar ‘regels’ voor de volkskunst kwam wij omstreeks 1966 in contact met Hil Bottema, volkskundlg medewerkster aan het ‘Rijksmuseum voor Volkskunde’, nu het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem, Hil Bottema was voorstander van het decoratieve, gestyleerde, symmetrische knippen; kenmerken die men in de volkskunst en bij oud- Hollandse knipprenten aantreft. Zij vond dit hij uitstek passend voor de schaarkunst, Dit geeft, volgens haar, een gebondenheid, maar tevens een zekere rust, evenwicht en harmonie aan het werk, mits de vlakverdeling goed is. Bij volksmotieven komt de symmetrie veel voor, vooral de links-rechts symmetrle. Hil Bottema bleek zich verdiept te hebben in het papierknippen in de negentiende en twintigste eeuw, met name over Jantje I uit Zeeland (1803-1870) en Jantje II uit Urk (1855-1938). Jantje I kreeg van Hil Bottema de bijnaam ‘de gewiekste’ omdat, naarmate hij als marskramer rondtrok door Zeeland en onderdak vond, het hooi warm was en de kost goed, het langer duurde voor de prent af was die hij als dank achterliet. Jantje II kreeg de bijnaam ‘de vrome’ omdat zijn knipprenten vooral uit Bijbelse motieven bestaan.

afb. 4, Kenmerkend voor het knipwerk van Jantje III is baar eigen visie op gebeurtenissen en feesten. De vrolijke taferelen weet zij met ongebreidelde fantasie uit het gekleurde papier te knippen, in grootte variërend van  luciferformaat tot afmetingen van ± 60 cm. Graag gebruikt zij toevoegingen in een andere kleur; op de latere, witte knipsels kleine gekleurde toevoegsels of ‘goud’

‘Vanuit haar grote belangstelling voor de volkskunst en haar kennis daarover, noemde zij Jantje I en II volkskunstenaars. En ook Jannie de Jong voldeed aan Bottema’s criteria. Zij had zichzelf het knippen geleerd, tekende niet voor, gebruikte veelal gekleurd papier en verwerkte motieven uit de vormenschat der volkskunst in haar knipprenten. Bovendien liet zij zich niet beïnvloeden door denkbeelden van anderen of door heersende opvattingen. ‘toen zij ook nog eens als Jantje bleek gedoopt, was er een Jantje III geboren! Jantje ‘de humoristische’. Als je de humor ervan inziet weten haar knipsels je vrolijk te maken, hetgeen genoeg zegt over wat zij met een naïef aandoende eerlijkheid in haar knipwerk weet te leggen.

Hil Bottema raadde haar aan het knipwerk voortaan met J III te signeren en uit waardering voor Hil is Jantje de Jong zich Jantje III blijven noemen. Van enige styistische overeenkomst in het werk van de drie Jantjes is evenwel geen sprake Met Jantje I heeft ze wel gemeen dat zij beiden van kleur In de knipsels houden. Hij kleurde zijn werk in en zij voegt kleur toe door hij onderdelen van het knipwerk gekleurd papier te gebruiken. De overeenkomst met Jantje II is dat beiden van kinderen houden. Hij had graag kinderen om zich heen als hij zat te knippen en Jannie knipt samen met kinderen of geeft hun les. Ook kreeg zij het advies van Hil Bottema: ‘Ga nooit naar tentoonstellingen en volg geen kniplessen, maar blijf trouw aan je eigen stijl”. Het was inderdaad de wens van Jannie de Jong om echte volksknipper te zijn en daarom verdiepte zij zich in de volkskunst.

Haar stijl en decoratieve knippen sluiten daar bij aan, als je aan de koekplanksnijders denkt. Gebeurtenissen plaatst zij graag in een eigen omgeving en ze brengt de dingen zoals zij die ziet. Jantje III laat zich daarbij niet leiden door de smaak van het publiek; een beoordeling daarover laat ze graag aan deskundigen oven Ze probeert de knipperswetten na te streven en al doende leert ze zelf van elke prent die ze maakt.

afb. 5, Jantje III, Vastenavond: zes weken voor Pasen

S.J. van der Molen omschrijft haar in een artikel in ‘Neerlands Volks’ als volgt: ‘Iemand, in wie Nederland weer een bijzonder vaardige knipster bezit met een stijl, die even decoratief als charmant is en die oude motieven tot nieuwe vormen weet te herscheppen terwijl haar werk als het ware de geur van het vertrouwde verleden ademt”, En naar aanleiding van een expositie van haar werk in het Westfries Museum in Hoorn (1973) schreef W.A. Braasem in zijn persbericht: “Behoort het werk van de beide voorgaande Jantjes tot de zuivere volkskunst, de knipsels van Jantje III dragen daarentegen een uitgesproken individueel en persoonlijk karakter. Hoewel haar werk dus de ‘onbedorven’ argeloosheid van de volkskunst mist, laat zij zich in de door haar aangewende motieven vaak inspireren door de plastische en vitale ornamentiek en vormenrijkdom van deze zelfde volkskunst”, Jantje III, van beroep godsdienstlerares, is zich steeds meer met de kniptechniek gaan bezig houden. Ze experimenteert graag met papiersoorten en de meest uiteenlopende materialen, zoals eieren, linten en doosjes. Plakte zij aanvankelijk de uit gekleurd sitspapier geknipte motieven op een wit karton; later is zij over gegaan tot het knippen van de motieven uit wit papier voor een gekleurd vilten ondergrond.

afb. 6, Jantje III, Inleveren voor de FLoor

Ook de stijl van het knippen maakt veranderingen door. Vanuit de wat primitieve koekplankstijl, die zeker zijn eigen charme had (en misschien beïnvloed was door de Westfriese bakkers met hun Abrahams, die met zilverpillen en gekleurde suiker het geheel zo mooi en aantrekkelijk mogelijk willen maken), ontwikkelt ze een vloeiende, uitgesproken decoratieve lijn, waarin haar gevoel voor evenwicht en ornament duidelijk naar voren komt.

Omdat haar inspiratiebron ligt op het terrein van folklore en volkskunde, beeldt zij graag de rijke geschiedenis van haar streek uit. Ook bevat haar werk Bijbelse motieven, gelegenheids- en actualiteitsknipsels, legendes en sagen of volksgebruiken en jaarfeesten. Waarbij ze niet kan nalaten er een eigen interpretatie aan te geven, zodat haar knipprenten een eigen leven gaan leiden en op hun beurt legendes worden. Ze noemt haar producten nadrukkelijk knipPRENTEN en verslaat daaronder een knipsel-met-rand. Ze zijn moeilijker te maken omdat je minder bewegingsvrijheid hebt met de schaar.

afb. 7, Jantje III, Kerstmis in de regen, 44 x 50 cm wit papier mei goudkleurige toevoegsels op rood vilt.

Tot op de dag van vandaag is Jantje III actief bezig. In culturele werkgroepen met demonstraties In papierknippen, een activiteit waarmee ze in 1967 begon. Ze bereidt themavoorstellingen voor, geeft les in papierknippen aan kinderen én aan ouderen. Liefst streekgericht, waardoor een functioneel knipwerk ontstaat. De herinneringen die ze van al die jaren aan het knippen heeft overgehouden zijn teveel om op te noemen. Bij sommige tentoonstellingen was er aan de hand van een thema of prent een boekje met een verhaal, dat door de kinderen zelf met knipseltjes kon worden geïllustreerd. Nu werkt zij bij de kinderlessen met het verhaal van Vincent Vlug en Lotje Langzaam. Een gegeven, dat het prima doet.

afb. 8, Jantje III, s Avonds in huis voor de tientonen en elf ribben

Maar of zij altijd tevreden is over haar werk? “Nee, vaak denk ik: Een volgende keer doe ik dat iets anders; maar wat de deur uit gaat, daar sta ik wel achter! Ze vindt het dan ook niet jammer als er een prent weg gaat, want haar grootste plezier ligt nog steeds in het maken zelf. “Ik heb er reuze plezier in om bepaalde situaties waarin mensen verkeren, bepaalde gebeurtenissen, gevoelens of soms zomaar mooie vormen om te zetten in een knipprent. Kijken of me dat lukt. Als het af is, is het doel bereikt. Ik knip om te knippen. daarin heb ik plezier. Ik hoop dat ik dat mag houden.’’ Een paar uitschieters die ze noemt zijn een knipsel voor Koningin Beatrix en een knipprent voor het huwelijk van haar eigen dochter.

afb. 9, Jantje III, Naar de lappedag

Sommige prenten houdt ze evenwel zelf; die hebben een toekomstige bestemming en hangen ook niet aan de wand,

Gevraagd naar het eigenlijke doel van al haar knippen, omdat ze er nog dagelijks mee bezig is, staat de echte Jantje III op: “Op mijn tentoonstellingen wil ik de mensen graag blij zien rondgaan en vrolijk kijken. Misschien komt dat wel door de humor, die al knippend ontstaat”

Door de regen op weg naar huis, gaat de vrolijk in de regen slappende kleuter op die prent voor de onthaalmoeder zijn werk doen. Volks- kunst werkt!

Magda Helms-Timmer

Gelezen:
Volkscultuur 1988-4: “De Prentknipkunst van Jannie de Jong-Brouwer’, A. K Wesseldijk-de Jong
Knip-Pers 1983-3: ‘jantje III”, G. Felders van Meekeren
Brochure Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst: “Line Huizenga en Hil Bottema” Joke Verhave en To van Waning