In 1915 publiceert J.D.C. van Dokkum een “studie over Oud-Hollandsche schaarkunst” met de titel “Hanna de Knipster en haar Concurrenten”. De titel is wat merkwaardig want in zijn artikel beschrijft Van Dokkum verschillende papierknipkunstenaars die echt niet kunnen worden beschouwd als concurrenten van de Amsterdamse papierknipster. De enige die eventueel als “concurrent” van Koerten kan worden gezien is de Rotterdamse Elisabet(h) Rijberg, maar daar zijn eigenlijk geen aanwijzingen voor, tenzij de tekst op het bordje van de woning van Rijberg aan de Boompjes daarop zou kunnen wijzen. Die tekst luidde:
“ik snij de van papier al wat het ooge streeld
Of wat een geestig brein ons na de konst afbeeld,
Al brult de bitze nijd met opgesparde kaken
Mijn konst en zal niet ligt daardoor in ‘t voetzand raken”
Van Dokkum plaatst daarover een schampere opmerking:
“Deze reclame-poezie is, gelijk men ziet, van een beminneljke eenvoud en de vier regels wegen in holle overschatting volkomen op tegen de duizend en zooveel verzen van Koertens Stamboek”.
Een concurrent van Koerten was Rijberg zeker niet, wel was zij, zoals Van Dokkum aangeeft, een plaatselijke beroemdheid. Al in 1696 vermeldt stadsbeschrijver Gerard van Spaan dat Rijberg en haar stadgenoot Gillis van Vliet “zeer uitstekende kurieuze stukken van papier” maakten.
Uit die tijd dateren enige portretten waarop een papierknipster uit Rotterdam is afgebeeld door de schilder Nicolaas Juweel met geknipte/gesneden papieren bollen en haar knipgereedschap.
Dat moest dus wel Rijberg wezen. Meer weten we over de Rotterdamse knipster door een bezoek in 1710 van de Duitse reiziger en kunstliefhebber Zacharias von Uffenbach die haar ook al eens in 1705 had bezocht. Hij schrijft in zijn “Merkvvürdige Reisen”:
“Den 19 Nov. Gingen wir zu de Jungfer Elisabeth Rijberg, curiöse von Papier geschnittene Sachen zu sehen. Wirfanden an der Thüre des Hauses, darinnen sie wohnet, aufeiner Tafel Eine Holländische und Französischen Inskription von Ihrer Arbeit. Sie hatte aber nicht mehr als in allem elf Schildereijen, so sie verfertiget, die in schwarzen Rahmen eingefasst, und mit Glas überzogen waren.
Ich hatte alle diese Stucken bereits Anno 1705 gesehen, ausser zweyen neuen, so sie eerst 1709 gemacht, davon das eine der Strand und Prospect von Schevelingen, das andere aber den Heringfang vorstelle. Diese waren gar schön und Künstlich gemacht, und an jenem, die viele kleine Figuren von Menschen, die alle auch von purem Papier eingekleidet, an diesen aber die viele Sch mit allem zugehör derselben, billig zu bewundern. Sonst macht sie die See-und Blumenstücke am besten. Die andere aber, so die Gebäude von Loo etc. vorstellen sind nicht so gut. An denen Blumstücken sind die Bordirungen, so sie drum herum machet, so theils wie genehete, theils wie gekloppelte Spitzen aussehen, gar schon gemacht. Sie forderte vor das geringste dieser Stücke sechs hundert Holändische Gulden, welches vor Papier, ob gleich es gleich noch so kunstlich ausgeschnitten, gewiss gar viel Geld ist”.
Bij het verslag van Von Uffenbach zijn verschillende opmerkingen te plaatsen:
1.Rijberg had 11 knipwerken die de Duitse reiziger alle in 1705 al kunnen bekijken. Twee nieuwe stukken, gemaakt in 1709, hadden als onderwerp het strand van Scheveningen en een haringvangst.
2. Deze nieuwe stukken, die heel mooi waren gemaakt met vele kleine menselijke figuren, waren “billig zu bewundern”. Daaruit zou kunnen worden gekonkludeerd dat Rijberg voor het bekijken van haar werk geld zou hebben gevraagd. Volgens ons gaat dat niet op en zou “billig” moeten worden gezien als aanduiding dat het mogelijk was het voorgaande nieuwe werk eenvoudig/gemakkelijk te bewonderen was en niet slaat op een eventuele toegangsprijs.
3. Von Uffenbach vond de zee- en bloemenknipsels van Rijberg het meest geslaagd, voor de geknipte gebouwen zoals het Loo etc. had hij minder waardering. Ook in het verslag van zijn bezoek bij Koerten later (in 1711) schrijft hij dat dit soort werk van Joanna beter van kwaliteit was dan dat van de “Roterodamische”.
De mening van Von Uffenbach komt niet overeen met de opvatting van de geestelijke Charles Ellis die in 1698 in Den Haag (?) heeft kunnen bekijken. Hij verhaspelde in zijn brief aan Edward Tyson de naam van de knipster en noemt haar Pyberg.
Hij zag knipwerken die zijn weerga niet kenden: de paleizen Het Loo en Honselaarsdijk stukken die ook Gerard van Spaan in zijn stadsbeschrijving van 1696 noemde. Hij zag ook de portretten van William en Mary, beter dan hij van enig kunstenaar zag. Vooral het kantwerk in het knipsel van de koningin bewonderde hij.
Rijberg is zeker niet de enige die William en Mary in papier heeft geportretteerd, ook haar stadsgenoot Gillis van Vliet heeft dat gedaan. En, Joanna Koerten portretteerde Willem III zittend achter een tafel naar voorbeeld van een prent van Jan Verkolje.
Tot voor kort was maar weinig bekend over het leven van Rijberg. Haar geboortejaar werd geschat op 1680, haar sterfjaar 1721 was wel bekend. Recent onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat Lisbet (Elisabet) in 1672 gedoopt is als dochter van Jan P. Rietberch en Aefije Joris. Ze had twee broers Pieter (1665) en Joris.
Von Uffenbach bezocht Rijberg in 1705 en 1710. Ook in 1718 stond een bezoek aan de Rotterdamse knipster weer op zijn programma maar door slechte weeromstandigheden in die stad kwam het er niet van. Het was interessant geweest te vernemen of Rijberg toen nog nieuwe knipwerken had gemaakt. Want het ziet er naar uit dat zij na 1711 maar weinig productief is geweest.
Hoe het verder is gegaan met de knipsels van Rijberg wordt duidelijk uit de testamentaire overeenkomst tussen Elisabet(h) en haar broer Pieter, opgemaakt op 21 september 1721. Ze benoemden daarin Adrianus van Nimwegen tot executeur met de bevoegdheid de boedel van de kortslevende te verkopen. Kort daarna is Elisabet(h) al overleden. Haar naam werd toen gespeld als Elisabeth Drieberg. Zij woonde toen aan de Bierhaven, dus niet meer op de Boompjes.
In het testament is geen sprake van een verzameling knipwerk van papier. Op 17 oktober 1721 is in de Haagsche Courant een advertentie te vinden:
“Het Snijwerk van Papier van Wijlen Elisabet Rijberg zal worden verkocht in Rotterdam door A.van Nimwegen”. De verzameling bestond uit 15 stukken. Deze verkoop is niet doorgegaan en Pieter heeft 11 kunstwerken toevertrouwd aan Willem van Saffeghem (contract 9 augustus 1722). Dat was een rondreizende (kermis)exploitant, afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, die de “vorstelijke” snijwerken wilde laten bezichtigen tegen betaling. Van Saffeghem reisde af naar Amsterdam waar hij, met toestemming, “verscheidene stukken papierkunst aan liefhebbers” tentoon stelde. Op 14 oktober eiste Pieter Rijberg echter de stukken terug, er ontstond een conflict over het papieren kabinet. Er werd een nieuw contract opgesteld (4 november 1722) waardoor Van Saffeghem kon beschikken over de knipsels, mits hij twintig gulden per maand betaalde en ervoor zorgde dat de snijwerken goed werden onderhouden. Wat er verder met de verzameling is gebeurd is niet bekend, mogelijk heeft Van Saffeghem ze meegenomen naar de Zuidelijke Nederlanden. Het zou kunnen verklaren waarom we nog steeds niet kunnen beschikken in Nederland over een kunstwerk van Rijberg.
Mogelijk zijn kunstwerken van de Rotterdamse knipster enige tijd in 1722 in Amsterdam te zien geweest. Amsterdam, de woonplaats van haar vermeende concurrente Joanna Koerten die al enige jaren ervoor (1715) was overleden. De plaats waar toen kunstenaar Nicolaas Verkolje hard werkte, in opdracht van Adriaan Blok, aan een grote reeks getekende portretten die een bijdrage zouden gaan vormen aan het Stamboek dat de roem van Koerten zou moeten bevorderen.
Koerten werd ook enige malen bezocht door Von Uffenbach. In 1705 en 1711 en in 1718 kwam hij nogmaals naar het werk van Joanna kijken bij haar echtgenoot Adriaan Blok op de Herengracht. In zijn verslag van 24 februari 1711 schrijft Von Uffenbach:
“Nachdem giengen wir zu der Mennonistin Johanna Coerten Block, in de nieuwen Dyck gegen unserm Wirthaus über in de Block, um die schöne, geschnittene papierne Sachen zu sehen. Sie hatte anjetzo zwey und dreyssig Stückfertig, darunter viel neue, so ich das vorigemal nicht gesehen, als das Porträt vom Czaar, vom Witt, Prof Francio etc. wie dann ihre meiste Arbeit Porträte sind, welche sie erstlich seher künstlich und gleichend schneidet, und alsdenn mit der Scheere die Umzüge und Schraffierungen ausschneidert, und zwischen zwey Glaser vest machet. Die schwarze Bretter der Thüren, so hinten davor sind, geben den Schatten durch die ausgeschnittene Lücken, das es scheinet, als ware alles mit der Feder gerissen. Sie hatte nur em paar Stück von Erhabener Arbeit, so wir in Rotterdam gesehen. Es waren Seestücke und Schiffe. Sie sind sonst besser nach der Zeichnung, als die Roterodamische gemacht. Eines von den schonsten Stücken war ein Blumenkrug, met allerhand Blumen, seher zart nach dem Leben gemacht; unten daarunter stunden die artige und wohl ausgesonnen Worte aus den Psalmen: Vita nostra ut flos“.
Bij dat verslag zijn de volgende opmerkingen te plaatsen:
- Koerten kon 32 knipsels tonen, waaronder vele die hij in 1705 nog niet had gezien. Joanna had dus behoorlijk doorgewerkt, de nieuwe waren (o.a.) portretten van Peter de Grote, Johan de Witt en Petrus Francius.
2. Von Uffenbach benadrukt dat de meeste van de knipsels van Koerten portretten waren die mooi waren uitgevoerd en geplaatst waren tussen twee glazen platen in een zwarte lijst.
3. Van de portretknipsels in de zwarte lijsten kennen we een voorbeeld met openslaande deurtjes aan de achterkant, waardoor het licht door het fijne, lineair geknipte papier kon spelen. Het is het portret van Willem III in museum De Lakenhal.
4. Hij zag een aantal stukken “von erhabener Arbeit”, knipsels uitgevoerd in reliëf of als een soort bavelaar/kijkkastje: maritieme voorstellingen en schepen. Zulk werk had hij ook bij Rijberg gezien, maar het werk van Koerten vond hij “naar de tekening” beter.
Een reliëfknipsel dat hij erg mooi vond was een bloemenvaas met daaronder de tekst “Vita nostra uit flos”. We kennen dit knipsel gelukkig nog van een foto uit de collectie van Ommeren.
5. In tegenstelling tot het nu bekende werk van Rijberg stond het grote aantal portretten dat Koerten heeft gemaakt. Portretten van belangrijke figuren uit haar directe omgeving en aanzienlijke vorsteljke personages waren (op een na) voorzien van een gedicht in Latijn door Petrus Francius. Het ziet eruit als een gericht ondernomen activiteit die Koerten (en Adriaan) plaatste in een intellectueel, elitair gezelschap. Over bezoekers aan haar kabinet schrijft Von Uffenbach niet maar het aantal “aanzienlijke personages” wordt duidelijk uit de inleiding bij de Lofdichtenuitgave van 1736 en de inhoud van de catalogus van het kabinet van papieren snijkunst.
Van Dokkum schrijft, zoals eerder vermeld, dat Rijberg een plaatselijke beroemdheid is geweest. En dat wijzen de gegevens waarover we nu beschikken ook uit. Het belangrijkste werk dat zij maakte dateert uit de jaren negentig van de 17de eeuw en de eerste jaren van de 18de eeuw. Het is gesignaleerd door Gerard van Spaan in zijn stadsbeschrijving en een van de geknipte papieren bollen schilderijen van Juweel is 1696 gedateerd.
Concurrent Rijberg komt in de lofdichten voor Koerten niet voor, wel is er een eenzame vermelding van het werk van Gillis van Vliet.
Door Brand is slechts één interessante bezoeker van Rijberg bekend, de hertog van de Pals die haar, waarschijnlijk in ruil voor knipwerk, bedankte met een mooie schenking zilverwerk. De tekst “bitze nijd” op het bordje van haar woning duidt mogelijk meer op algemene kwaadsprekerij in plaats van jaloersheid van eventuele medekunstenaars.
Het “voetzand” waarover het bordje wordt gesproken was voor het werk van Rijberg al snel aanwezig, mede veroorzaakt door de verdere onbekendheid van haar werk en nauwelijkse vermelding in kunstenaarslexica.
Bij Koerten lag dat volledig anders, de door hun uitgestippelde strategie naar een hoge positie in de beeldende kunst en de daarbij passende roem. De ruime vermelding in de “Groote Schouburgh” van Houbraken heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd.
Maar zelfs haar roem heeft niet lang mogen duren, die was na 1750 wel verdampt, al komt haar naam in latere kunstenaarslexica en zelfs almanakken en zelfs kinderboeken voor.
Lange tijd is er nauwelijks belangstelling geweest voor de oudste geschiedenis van de Nederlandse knipkunst. Daarin is gelukkig sinds jaren geleden verandering in gekomen. Het onderzoek naar Rijberg en Koerten speelt daarbij, maar zeker niet de enige, een wezenlijke rol.
Literatuur
– Jan Peter Verhave, “Nieuws over Elisabet Rijberg”, Knip-pers, sept.2021, p.5-8.
– Henk van Ark, Geportretteerd als papierknipper (2): Elisabeth Rijberg, Welkom in Papyria (6), p.5-11.
– Els Kloek, 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, Nijmegen (2013), nr 331, p.490-491 (Maja Volbeda); Digitaal Vrouwen Lexicon, lemma Elisabeth R(h)ijberg.
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier, voorjaar 2022.
Afbeeldingen RIjksmuseum, WikiCommons.