Al een paar keer had ik het alleraardigste Museum Betje Wolff in Middenbeemster (Noord‑Holland) bezocht en ik wist dus dat er in de voormalige pastorie knipwerk te bewonderen is van onder andere Arie Tergant. Omdat ik gehoord had, dat het museum recent in het bezit was gekomen van onbekende oude knipsels, leek dit een goede aanleiding weer eens een kijkje te gaan nemen in Middenbeemster.
Allereerst de vraag: wie was Betje Wolff?
Elisabeth (Betje) Bekker werd in 1738 in Vlissingen geboren. Ze was een vroegrijp kind, dat zich al voor haar tiende jaar bezig hield met poëzie, Latijn en literatuur. Op 17‑jarige leeftijd werd ze geschaakt door de vaandrig Matheus Gargon en dat gaf enorme opschudding in Vlissingen. De affaire was van korte duur, maar wel heel slecht voor haar reputatie. Daarom ging zij ging op haar 21ste jaar een verstandshuwelijk aan met de Nederlands-hervormde dominee Adrianus Wolff uit de Beemster, die 31 jaar ouder was dan zij! Tijdens haar huwelijk woonde ze in de pastorie en daarin is nu het Museum Betje Wolff gevestigd.
Betje die heel levenslustig en spitsvondig was, leerde Agatha Deken kennen, een vrome en ingetogen vrouw, geboren in 1741. Beiden waren ontwikkeld, arbeidzaam en vrijzinnig in hun denken. Samen schreven zij diverse boeken, waarvan hun eerste boek “De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart” het bekendst is geworden. Het speelt in de pruikentijd in de kringen van de burgerij en is zeer moralistisch.
Terug naar het opgedoken knipwerk. Waar kwam dat vandaan? In 1936 werd in de Beemster het Historisch Genootschap J.A. Leeghwater opgericht. Een van de oprichters daarvan was de heer G. Köhne, die zeer betrokken was bij de geschiedenis van de Beemster en alles verzamelde op dit gebied, vooral op agrarisch gebied. Zijn doel was een museum te beginnen. In 1950 kon door dit genootschap de pastorie aangekocht worden, waarin Betje Wolff had gewoond en men besloot dat als woonhuis in te richten.
Wat daarbij niet gebruikt kon worden, werd opgeslagen en toen rond 2000 schuin tegenover de pastorie nog een pand verworven kon worden, werd dat ingericht als Agrarisch Museum. Zo kon weer een deel van de verzamelde artikelen gebruikt worden. Het Historisch Genootschap J.A. Leeghwater, het Museum Betje Wolff en het Agrarisch Museum zijn thans onderdeel van het Historisch Genootschap Beemster.
Toen de hierboven genoemde heer Köhne ongeveer vier jaar geleden op hoge leeftijd overleed, bleken bij hem thuis op zolder nog diverse dozen met inhoud te staan. Op de meeste was geschreven wat de inhoud was en waarvoor bestemd, maar op sommige stond niets, dus die kwamen bij de familie terecht. Deze dozen werden onlangs uitgepakt en ze bleken onder andere knipwerk te bevatten. Dat werd naar het Museum Betje Wolff gebracht en dat mocht ik daar nu komen bekijken. Helaas heeft de tand des tijds aardig aan het fraaie werk geknaagd. Het staat wel vast dat een aantal werken van dezelfde knipper of knipster moet zijn, gezien de stijl en gekozen motieven. Restauratie is noodzakelijk, maar daarvoor ontbreken helaas momenteel de mogelijkheden.
Een aantal jaren geleden werd vanuit de Provincie Noord‑Holland een papierproject gesubsidieerd. Niet alleen knipwerk, maar ook diploma’s, oorkondes enz. enz. konden ter beoordeling worden aangeboden. Over ieder stuk werd een rapport uitgebracht, waarna eventueel schoonmaak en/of restauratie kon plaatsvinden.
Het museum moest 10% van de kosten betalen, de rest werd betaald door de Provincie. Voorwaarde voor dit alles was, dat alle aangeboden materialen geregistreerd moesten zijn. Een groot deel van het knipwerk dat al in bezit van het museum was, is naar aanleiding daarvan geregistreerd en ligt keurig opgeborgen in zuurvrij papier in het depot.
De afgebeelde knipsels zijn bij een bezoek aan het museum helaas niet te bezichtigen, maar zijn exclusief voor u in deze Knip-Pers afgebeeld.
Wel hangt er prachtig knipwerk van Arie Tergant en van J.K. Sanders. Het museum biedt een groot aantal stijlkamers uit verschillende periodes en brengt drie eeuwen wooncultuur van Beemster en omgeving tot leven. Er is een in 18de eeuwse stijl gerestaureerde pastorietuin en op de zolder bevindt zich de geheel gerestaureerde werkkamer van Betje, door haarzelf “Kipperust” genoemd. Het museum draait overigens geheel op vrijwilligers!!
lk werd bij mijn bezoek heel plezierig ontvangen door de vrijwilligsters Alie Vis en Margreet de Reus (de laatste is zelf ook knipster en lid van onze vereniging).
Ieke Boosman
Tot eind december 2004 is er een speciale tentoonstelling, genaamd “Betje, een nieuwsgierig Aagje”, i.v.m. het feit dat zowel Betje Wolff als Aagje Deken 200 jaar geleden in 1804 overleden. Museum Betje Wolff is de moeite waard om een keertje te gaan bekijken!