Hil Bottema, geknipte volkskunst, Knip-Pers 2019-3

In de oorlog ging het werk meestal gewoon door. In 1944 werd ze benoemd tot hoofdassistente in het Openluchtmuseum. Het museum diende in dat jaar als huisvesting voor evacués uit Arnhem, een  lastige job voor de tijdelijk directeur Glazema en zijn vrouw. In augustus 1945 knipte Hil Bottema uit  dankbaarheid voor hen een mooie herinnering. In die naoorlogse opbouwtijd probeerde Hil met haar ‘Mooimakers dagen’ museumbezoekers en cursisten te verleiden om met allerlei technieken versieringen te maken.

Ze stelde ook een boekje samen: ‘Versier met ‘Plezier’, dat niet is uitgegeven. Maar als leidster bij de Padvindsters publiceerde ze veel korte stukjes met versiersuggesties in zowel het blad voor de  padvindsters als ook in het blad voor de Padvinders.

In 1947 begon ze echt met knippen. Ook daarin bleef ze de symmetrie van de kunstnijverheid trouw: ze knipte uit dubbelgevouwen papier, daarin ook gestimuleerd door een Zwitserse vriendin Gertrud Wyss.

De knipkunst neemt voor Hil Bottema een belangrijke plaats in. Hillegonda kwam uit een kunstzinnig gezin en bezocht de Haagse kunstacademie. Zij woonde in Katwijk aan Zee en werkte als tekenares en illustrator mee aan allerlei boekjes, vaak met een opvoedende strekking. Kleurrijke boekjes  ‘Nederlandsche Handenarbeid’ en ‘Merklappen oud en nieuw’ kwamen in 1940 en 1942 uit. Ze werkte ook mee aan een boek, ‘Nederlandsche Volkskunst’ (1941). Daarin schreef en illustreerde ze een hoofdstuk over versieringen en kunstnijverheid, koekplanken, gevelstenen, knipwerk enz.

Met die verdwijnende volkskunst was toen wel iets aan de hand: veel vakmensen koesterden het idee dat onze tradities stammen van de Germanen en dat paste goed in de nationaalsocialistische denkwijze en moest worden bevorderd. Niet dat Hil zich politiek uitliet, maar haar studie in allerlei musea leverde haar wel een baan op bij het Rijksmuseum voor Volkskunde in Arnhem, als artistiek leidster.

Omstreeks 1950 was Hil van plan een boekje te gaan schrijven, ‘Met het Wonderschaartje’, rondom de herlevende volkskunst. Ze knipte de omslag, maar het boekje is er niet gekomen. Wel heeft ze vanaf 1948 jaarlijks een nieuwjaarskaart geknipt. En later was daar de eervolle opdracht om kinderpostzegels te ontwerpen voor 1961. Als onderwerpen koos ze St. Maarten, Sinterklaas, Driekoningen, Palmpasen en de Pinksterkroon (foto Spaarnestad/Libelle).

Intussen had Hil ook op zich genomen om het werk van knippers in het land te beschrijven. Ze had al lang geleden Hendrik van der Wal uit Oudega zijn dieren zien knippen, en twee dames uit Noord-Drenthe die klokkenkleedjes maakten. Ook uit de geschiedenis kon geleerd worden. Zo reisde ze in Zeeland rond, op zoek naar het werk van Jan de Prentenknipper (ze zou hem Jantje I noemen). Het leidde tot een aantal aankopen voor het museum, een tentoonstelling in Wemeldinge en haar artikel in het tijdschrift ‘Antiek’ (1967). Dat en haar aantekeningen vormden in 1993 de basis voor ons boek over die Zeeuwse knipper. Ook reisde ze naar Urk, waar Jan Visscher zijn knipsels gemaakt had, daarvan waren er al lang een paar in de NOM collectie, Ook over deze Jantje II en zijn werk schreef ze een artikel.

Hil organiseerde ook lessen en knipcursussen. Tussen haakjes, Wiecher Lever vond haar manier om de volkskunst nieuw leven in te blazen, maar niks; hij knipte liever vrij.

Van haar knipleerling en collega in het museum To Mijnlieff kreeg Hil een tip dat er een dame was die helemaal knipte in eenzelfde symmetrische stijl. Dat was Jannie de Jong-Brouwer. Hil nodigde haar uit om te komen demonstreren in het museum en noemde haar Jantje III. Joke zag Jannie in Westfries kostuum in 1971 werken en raakte ook aan de schaar. Zo zijn er lijnen van overdracht te herkennen (Hil-To-Jannie -Joke en veel anderen). In Arnhem ontwikkelden zich meer lijnen, zoals Hil-To-Suus Houtman, Hil-To-Magda Helms en vele opvolgers.
To van Waning-Mijnlieff schreef in de Knip-Pers van maart 1998 een groot artikel over Hil’s Wonderschaartje.
Hil heeft de herleving van de knipkunst, die mede door haar op gang was gekomen, nog mogen beleven. In 1968 is zij overleden.

Door Joke en Jan Peter Verhave