Er bestaat een foto van een zestienjarig meisje dat poseert in een zelfgemaakt ensemble, waarvan de donkerpaarsre rok geappliqueerd is met grote, witte viltfiguren: “silhouetten” dus. Dat meisje ben ik.
Toch was ik de veertig al gepasseerd toen ik voor het eerst kennismaakte met échte knipkunst. Tijdens een demonstratie van mevrouw Irma Kerp (toen 81 jaar!) raakte ik zo enthousiast, dat ik besloot les bij haar te nemen. Deze lessen resulteerden in een hechte vriendschap tussen haar en mij en veel later in een jubileum “Portretknippen”. Mevrouw Kerp was 84 jaar oud toen ze mij verzocht haar taak betreffende les geven over te nemen. Zestien woensdagen liep ik bij haar “stage” om dat te leren en al die tijd dacht ik: “Waar haal ik die humor en wijsheid vandaan?”. Aan het eind van die periode zei ze: “Lieve kind, je moet het me maar niet kwalijk nemen…ik vind het nog veel te leuk…ik houd er nog niet mee op!”. Het duurde nog twee jaar voor ik les ging geven onder andere aan de Volksuniversiteit van Woerden en Lelystad.
Ondertussen had ik ontdekt een goed gelijkend portret te kunnen knippen en dat werd binnen een jaar mijn beroep. Al gauw maakte ik deel uit van een groep “Oude Ambachten”. Een heerlijke tijd! We trokken door het hele land, beleefden veel en ik leerde de mooiste verborgen stadjes en plaatsen in Nederland kennen. Natuurlijk raakte ik geïnteresseerd in portretknippers van voor mijn tijd (o.a. Klaas Bakema en W.Tj. Lever). Zij moesten toch ook veel beleefd hebben. Helaas nergens kon ik iets op schrift gesteld vinden. Besloot het toen zelf te doen, materiaal genoeg! De titel had ik ook al: mijn “documentatie” zou “Profiel van een dwarskop” heten. Dat werd door Simon Carmiggelt een ”dijk” van een titel genoemd!. Nu nog een uitgever vinden. Na de zesde benaderd te hebben en ik de moed opgegeven had, zei de zevende er wel iets in te zien, mits ik er een cursus sierknippen bij zou schrijven. Daar zag ik weer niets in, maar ja, je wilt je werk toch gedrukt zien… Na de lessen van mevrouw Kerp, had ik ook Pools knippen geleerd van Marianne Schagen en natuurlijk al die jaren niet stil gezeten en een eigen stijl ontwikkeld. “Papierknippen, van hart tot hartewens” ontstond, met daarin opgenomen: “Profiel van een dwarskop”. Het kwam in 1988 uit -een maand voor het overlijden van mevrouw Kerp- ik kon het haar nog laten zien. Ze was er trots op dat een leerling van haar dat gemaakt had, maar ze zei: “Nu is mijn boekje (“Leer knippende zien”, E.S.) overbodig geworden!”. “Natuurlijk niet”, riep ik, “dat is het bijbeltje van de knipkunst!”. Postuum gaf ze mij het grootste compliment dat ik ooit heb gekregen. Toen we na haar begrafenis in de koffiekamer stonden, kwam één van haar kleindochters naar mij toe en zei: “Weet u wat mijn grootmoeder over uw boek zei?… Ik mag dan wel de bijbel van de knipkunst geschreven hebben, maar zij heeft het Nieuwe Testament gemaakt! “.
Mijn vier kinderen zijn altijd het belangrijkste in mijn leven geweest, maar het knippen zorgde voor aardige “illustraties”. Eens werd ik uitgenodigd door een dierenarts om ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Dierartsenij-kunde in haar praktijk profielen van haar “patienten” te knippen. Het werden 50 profieltjes van honden, die rustig werden gehouden door de assistente die ze steeds maar hondenbrokjes voorhield. Ze was aan het eind van de dag net zo moe als ik! De laatste was een teckel van het mannelijk geslacht en die knipte ik als extraatje in zijn volle pracht. Dat ontlokte de dierenarts de verbaasde uitroep: Zelfs het vosje staat er op!”. Denkend aan een ludieke benaming van het mannelijk geslachtsdeel, ze ik: Ja, en toch het is een reu!“. Waarop zij begon te lachen en uitlegde dat het “vosje” het plukje haar is dat elk mannelijk zoogdier op zijn buik heeft. Het is maar een weet!
De dag dat Fiep Westendorp (februari 2004) overleed, werd ik ‘s morgens om 10 uur gebeld door de redactie van “Man bijt hond”: of ik even Jip en Janneke treurend bij een grafkruisje kon knippen. Even? Ja, het zou over een uurtje opgehaald worden! Jip en Janneke boeken waren wel in huis, maar om de (getekende) creatie van iemand anders in knippen om te zetten, het lijkt eenvoudig, maar is het niet… Enfin, in de uitzending van die avond werd de uitvoering ervan, omlijst met een passend muziekje, toch in beeld gebracht.
Ondertussen was ik verslingerd geraakt aan heksjes. Het is een vrolijk volkje dat je aardige dingen kunt laten doen. Bij tentoonstellingen werden de heksjes altijd als eerste verkocht, Op een gegeven moment raakte ik een beetje “heksenmoe” en de bron dreigde op te drogen. Toen ontstond het idee om er een boek van te maken, dan konden meer mensen ervan genieten tegen een billijker prijs dan die betaald moest worden voor de originelen.
Tegelijk ontstond het idee om -20 jaar na de eerste grote knipkunsttentoonstelling in ‘t Spant (1982)- een tweede knipkunsttentoonstelling aldaar te organiseren. In 1982 was ook in ‘t Spant door Lies Markus de kiem gelegd voor de knipvereniging, die in 1983 haar vaste vorm kreeg. Na een jaar noeste arbeid had ik 23 knipkunstenaars bij elkaar, vanaf een aantal van het eerste uur tot en met hedendaagse knipsters en knippers.
De opening werd verricht door Tobia Lever en het boek “De Heksen uit de Gouden Bergen” werd gepresenteerd door een stoet van kleine heksjes (waaronder twee kleinkinderen) aangevoerd door de hoofdheks Dennis (oudste zoon en mime-speler). Het werd (na de eerste in 1982) weer één van de drukst bezochte tentoonstellingen in ‘t Spant. En nu, 25 jaar nadat ik mijn eerste portretje knipte en, meer dan 15.0000 portretjes verder, vind ik het nog steeds het mooiste beroep van de wereld!
Elly Stroucken-de Jager
Geboren te Amsterdam, 12 mei 1938
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2007-1, een uitgave vanStichting W.Tj. Lever.