De prijs van Koerten, Nieuwsbrief 1999-4

De aankoop van het knipsel ‘De Romeinse Vrijheid” van Joanna Koerten heeft de nodige aandacht in de pers gehad en zelfs enige opwinding veroorzaakt. Dat eerste is begrijpelijk, ten dele hebben we daar zelf voor gezorgd door het versturen van persberichten, maar voor het tweede hebben wij minder begrip. Over prijzen van knipwerk schrijven we eigenlijk nooit. Aankopen van particulieren zijn een zaak van twee partijen en aan veilingopbrengsten besteden we zo min mogelijk aandacht om prijsopdrijving, waar mogelijk, te voorkomen. Veilinghuizen daarentegen hebben natuurlijk een geheel ander belang. Die schermen graag met hoge opbrengsten, onder andere om nieuwe inbrengers te stimuleren en nieuwe markten aan te boren. Het effect daarvan hebben wij bijvoorbeeld kunnen meemaken na de veiling van de Levercollectie in 1988. Toen meldden zich verschillende bezitters van knipwerk, die meenden dat hun knipsel misschien wel eens net zoveel waard zou kunnen zijn als de verkochte topstukken van de veiling (twee knipsels van Van Haaren), die voor meer dan f 25.000,- werden verkocht. Uitzonderingen, maar maak dat maar eens duidelijk. Bladen over het veilingwezen gaven de afgelopen tijd aandacht aan de aankoop van het knipsel van Koerten, met name omdat dit meer dan het dubbele van de inzetprijs had opgebracht. Nu was dat niet zo vreemd, als men bedenkt dat die inzetprijs vrij laag was gehouden. Die prijs was f 3.000,- tot f 4.000,-, maar dat gold ook voor het (teruggetrokken) geknipte portret van Van Maurik. Richtprijzen voor de andere belangrijke stukken (ze zijn afgebeeld in de nieuwsbrief van september) waren f 2.500,-/3.500,- (Reijnders) en f 3.000,-/3.500,- (Van Voorst). Tijdens het bieden ontstond er ook in de zaal enige consternatie, omdat de prijs van de Koerten al snel opliep. Na ca. f 7.000,- bleven er twee bieders over: ons museum en een Haagse antiquair met enige ervaring in de knipkunst. Zij bleek bereid tot f 9.000,- te gaan en dat zou dan -met 23% kostenverhoging- haar inkoopprijs zijn geweest. Waarschijnlijk onverkoopbaar in Nederland, hoorden wij na de veiling van haar, maar er zou in Amerika mogelijk wel belangstelling voor dit kunstwerk kunnen bestaan. Wij zijn blij dat de Koerten gewoon in ons land is gebleven, en nog wel in een openbare verzameling. Een vermakelijk verslag van het hele gebeuren is te vinden in het tijdschrift Knip-Pers van september 1999 (p. 3-5). Hierin beschrijft Jan Peter Verhave dat zijn buurman, ongetwijfeld een antiquarische kenner, bij het snel oplopen van de prijs mompelde: “Zo mooi was het nou ook weer niet!”.

Zo’n opmerking tekent in feite de kennis en waardering van de papierknipkunst in Nederland. Mooi? Over welk knipsel hebben we het eigenlijk? Koertens “Romeinse Vrijheid” is:
– Een 17de eeuws kunstwerk uit papier. Zulk werk is nauwelijks meer verkrijgbaar, maar is dat wel het geval (zoals bij de Van Vliet, die het Westfries Museum enige jaren geleden kon verwerven), dan moeten daar forse prijzen voor worden betaald.
– Een werk van Nederlands befaamdste knipster uit het verleden.
– Een knipsel waarover veel bekend is, zoals de vermelding in de Lofdichten, beschrijvingen in oude veilingcatalogi en de eigentijdse waardering van kunstenaars voor dit werk.
– Een knipsel dat is afgebeeld op een tekening uit 1708.
– Een werkstuk dat goed aansluit bij de belangstelling van bepaal de kringen in de Nederlanden voor de Klassieke Oudheid.
Kortom: een topstuk en mogelijk het best gedocumenteerde knipwerk uit de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst. Dit unieke, gesigneerde en gedateerde werk (overigens nog in 1995 bij Sotheby’s geveild als anoniem knipwerk, over kennis van knipkunst gesproken) moest dus uiteindelijk f 11.362.- op brengen. Voor ons museum veel geld -teveel geld, maar gezien de culturele en kunstzinnige waarde van dit stuk een koopje, of zo men wil een heel acceptabele prijs. Gelukkig heeft het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds het belang van onze aankoopactie onderkend. Het liet ons weten het volledige aankoopbedrag voor zijn rekening te nemen. Eind goed, al goed.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 1999-4, een uitgave van Stichting W.Tj. Lever.