Kyck-Schaer en Knip-schaar van Cornelis van Halmael, Knip-Pers 2015-3

afb. 1, C. van Halmael

Knipwerk uit de zeventiende eeuw is schaars. Dat is begrijpelijk, want hoe ouder, hoe groter de kans dat het verloren is gegaan. Tenslotte is het maar papier.

afb. 2, C. van Halmael

afb. 3, C. van Halmael

In 1946 is er een tentoonstelling geweest van knipwerk in het Centraal Museum van Utrecht. Daarvan is een beschrijving bewaard, waardoor we weten welke knipsels toen waren ingezonden door de eigenaren.  Twee daarvan zijn gesigneerd door C. van Halmael en een is gedateerd 1648. Dat is dus het jaar van het eind van de 80-jarige oorlog en voor papierknipwerk is dat heel oud.

afb.4, C. van Halmael, 1648

Het zijn allebei jachttaferelen (10 x 11 cm). In ons boek Geknipt! hebben we het verhaal gedaan dat mevrouw Line Huizenga-Onnekes rond 1950 veel onderzoek deed naar oud knipwerk en zij heeft nòg twee knipsels van Van Halmael gezien. Een daarvan toont feestende mensen en iemand die een groot hoofd op een stok draagt. In de familie van de eigenaar werd dit knipsel “De Vrede van Munster” genoemd, of “Het hoofd van Alva”, klaarblijkelijk naar aanleiding van het jaartal 1648 (afb. 4).

Maar waarschijnlijker is dat de knipper een verhaal uit de Bijbel heeft uitgebeeld, namelijk dat van David, die de reus Goliath verslagen had en het afgehouwen hoofd op zijn zwaard triomfantelijk de stad binnendroeg, bejubeld door de meisjes (1 Samuel 17: 51, 54, 57 en 18: 6, 7).

afb. 5, C. van Halmeal

Wij vonden nog een knipsel van dezelfde hand, dat door de eigenaars betiteld werd als een jacht op everzwijnen (afb. 5). Maar ook dat blijkt een bizar verhaal uit de Bijbel te zijn, namelijk dat van de profeet Eliza die werd uitgescholden door kinderen voor “kaalkop”, waarop twee beren huishielden onder de kinderen ( 2 Koningen 2:24). Helaas is de afbeelding niet scherp.

Het is natuurlijk een uitdaging om meer te weten te komen over die C. van Halmael. Het geslacht Van Halmael kwam vermoedelijk uit de Zuidelijke Nederlanden, via Wesel en Emmerich naar de Republiek; de meesten waren doopsgezind.   Van de vele Van Halmaels waren er in de zeventiende eeuw gelukkig heel weinig met de voornaam die met een C. begon. We vonden Cornelis van Halmael als apotheker in Amsterdam.

afb. 6, begrafenisstoet

Cornelis was een zoon van Jacob van Halmael en Dieuwertgen Cornelis (van Blommendael). Het echtpaar woonde eerst in Delft en later in Den Haag. Cornelis is in Den Haag geboren omstreeks 1625. In 1641 verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar vader Jacob (niet doopsgezind!) waard werd van de herberg “De Menniste Bruiloft”, een in die tijd bekend etablissement. Mogelijk is Cornelis naar school gegaan in de Latijnse School in Amsterdam; hij wilde apotheker worden en daarvoor moest je in de leer bij een patroon. Misschien was dat wel zijn oom de Delftse apotheker, Anthonij Cornelisz de Man, die getrouwd was met tante Neeltgen van Halmael. Want in die tijd heeft hij de indrukwekkende begrafenisstoet gezien van stadhouder Frederik Hendrik te Delft; hij schreef  een klein boekje: “Droeve-Vreught der hedendaegsche nieuwgierige Kyck-Schaer op de Vorstelijcken Begraef dugh tot Delf op den thienden Meij 1647”. Een prent laat zien hoe indrukwekkend die stoet was.

In Dordrecht vond Cornelis zijn bruid, Cornelia van Bolenbeeck. Zij trouwden daar in 1649 en vestigden zich in Amsterdam. Drie van hun zeven kinderen werden volwassen. In 1651 legde Cornelis zijn apothekersproef af te Amsterdam en werd hij poorter van die stad. De zoon Jacob werd evenals zijn vader apotheker te Amsterdam.

Cornelis schreef een lofdicht  in het album amicorum van de Amsterdamse godgeleerde, dichter en leraar Latijn, Jacob Heyblocq:  “met hart en ziel je vriend”, op 11 februari 1649, dat was een maand voor Cornelis in ondertrouw ging. Heyblocq was in 1648 leraar geworden aan de Latijnse School te Amsterdam en met een zinspeling op de naam van zijn vriend, prijst hij diens onderwijs in taal en godsdienst.

Hier leert ons ’t haesen wilt doch door Naturaas reeden
voorsightigheijt gebruijckt int spoor van goede zeeden
waer me[e] gij Heijt mett glans ’t geen nooijt bepaelt en wert,
dat is des Hooghsten woort int laegst en ’t minste hert.

Overigens ook hier een verwijzing naar het wild (haas) dat altijd voorzichtig moet zijn (je zou zeggen dat het woordje “Hier” verwijst naar een afbeelding, een knipsel misschien?).

De schilder Jacob Gorter maakte een heraldisch knipwerkje voor het vriendenboek van Heyblock. Ook Anna Maria van Schurman leverde een bijdrage aan het album, evenals Jacob Cats, Joost van den Vondel, Rembrandt en nog ongeveer 150 vooraanstaande personen . Goed gezelschap dus!

Terug naar de knipsels van Cornelis. De bomen zijn zijn handelsmerk: indrukwekkende oude eiken, kaal of in ’t blad, en een enkele denneboom, alles zeer fijn uitgewerkt. Daaraan kunnen we zijn werk herkennen. Maar ook zijn speciale smaak om bijzondere verhalen in de Bijbel uit te beelden, is opvallend.

Wat had een leerling apotheker met de jacht? Misschien niets in het bijzonder, want de jacht was een geliefd onderwerp bij knippers. Maar een van de knipsels toont de achtervolging van een hert. Het zou een presentje kunnen zijn geweest voor zijn verloofde, want met één letter verschil heb je een hart. En dan is het een bedekte liefdesverklaring: “mijn hertje, mijn hartje”. Zou hij na 1648 nog meer geknipt hebben? Misschien heeft Janneke Koerten hem nog wel gekend, want ze woonden allebei op de Nieuwendijk. Cornelis overleed in 1677 te Amsterdam.

Met dank aan Ruud Lambour voor de genealogische gegevens over Cornelis van Halmael.

Joke en Jan Peter Verhave