Een papieren aanwinst voor het Groninger museum, Papyria 9

In musea in Utrecht en Groningen wordt een voor langere tijd aantrekkelijke keuze uit eigen collectie getoond. Opmerkelijk is dat in beide instellingen een 18de eeuws papieren kunstwerk wordt geëxposeerd. Op zich goed te begrijpen, het zijn in eerste plaats het bewonderenswaardige stukken die je normaal gesproken in een museumopstelling niet zo vaak aantreft, maar ze zijn toch vooral ook uitgekozen -denken wij- omdat daarbij een bijzonder verhaal te vertellen is. In het Utrechtse kunstwerk gaat het om de graftombe van een gesneuvelde patriottenaanvoerder uit 1787, waarmee goed kan worden ingegaan op de revolutionaire beweging aan het einde van de 18de eeuw, en dan met name in Utrecht [1].

Het Groningse kunstwerk past uitstekend bij het intrigerende verhaal van een welgestelde, beroemde en beruchte, Groninger voor wie in 1646 een gedenkstuk uit papier ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijksfeest werd gemaakt. Dat Groningse verhaal volgt nu [2].

Museumconservator Egge Knol begint zijn vertelling over dit knipsel, dat in 2010 kon worden aangekocht met steun van fondsen, met een algemene inleiding over de belangstelling van kunstverzamelaars in de 17de en 18de eeuw voor topstukken van kunstige handvaardigheid:

Voorbeelden zijn de glasgraveerkunst waarin de dames Tesselschade uitblonken, penwerk of kalligrafische voorstellingen geheel opgemaakt uit handgeschreven krullen en tekst, graveringen van parelmoer, bijzonder verfijnd borduurwerk en graveringen in bladgoud achter glas(…). Al deze disciplines leverde kunststukjes op, die op veel bewondering konden rekenen. Tot deze mirakels werden ook de topstukken van geknipt of gesneden papier gerekend. Voor werkstukken van de beste producenten van deze kunstvorm werd zeker zoveel geld geboden en betaald als voor schilderijen van bekende meesters.“.

Vervolgens noemt Knol voorbeelden van papiermeesters als Anna Maria van Schurman (1607-1678), Gillis van Vliet (ca.1643-1701), Elisabeth Rijberg (door hem Rijnburg genoemd)(1670-1721), Johannes Kopper (1714 (ipv 1713)-1788) en Johanna Koerten (1650-1715 (ipv 1717)).

In de stad Groningen is de Bengaalse Sichterman veruit de grootste kunstverzamelaar geweest. Jan Albert Sichterman (1692-1763) vluchtte in 1715 of vroeg in 1716 naar Indië omdat hij bij een duel zijn tegenstander had gedood. Desondanks maakte hij een glansrijke carrière bij de VOC in Bengalen. Daar huwde hij ook Sybilla Volkera Sadelijn (1699-1781), de dochter van zijn latere baas. In 1743 repatrieerde het echtpaar en kwam het naar Groningen waar Sichterman aan de Ossenmarkt een immens groot huis had laten bouwen“.

Knol vermeldt dat bekend is (door een bewaarde veilingcatalogus en verslagen van buitenlandse bezoekers) dat het huis gevuld was met een enorme kunstcollectie met schilderijen maar ook allerlei merkwaardigheden en rariteiten.

In deze wonderwereld paste uitstekend het papierkunstwerk dat gelet op het opschrift en het jaartal 1746, ter gelegenheid van hun zilveren huwelijk aan het echtpaar Sichterman werd aangeboden. Het is heel zorgvuldig gesneden, opgewerkt en geknipt uit wit papier en toont een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), dat juist voor een kunstig versierd hek vaart. Dat hek is versierd met de ingekleurde wapens van de families Sichterman, Celos, Sadelijn en Pelgrom ofwel Sichtermans ouders en schoonouders.

Onderaan het werk zijn duidelijk zichtbaar het monogram van de VOC en het motto Door nutte koopvaardye bloeit Indus maatschappye. Op de palen staat de spreuk Nil Vinclis Dulcius ofwel Niets is zoeter dan deze boeien. Het is een spreuk die wel vaker bij huwelijksjubilea werd gebruikt. De goed bij de gelegenheid passende voorstelling is duidelijk gemaakt door een buitengewoon begaafde kunstenaar. Deze werkte bepaalde details op door het papier in natte staat te bewerken waardoor er een beperkt reliëf ontstond. Zeilen, bloemblaadjes en bepaalde decoratieranden zijn zo een beetje bol. Bloemen, touwen en bemanningsleden zijn van een buitengewone fijnheid. Details van het kunstwerk roepen voortdurend verbazing op over de kundigheid van de maker of maakster. Zijn of haar werk is. verwant met dat van Gilles van Vliet, die een vergelijkbaar schip uitbeeldde. Het VOC-schip in het kunstwerk voor het echtpaar Sichterman is met kennis van zaken gemaakt, maar naar het voorbeeld van een oudere, 17e eeuwse gravure, want in het midden van de 18e eeuw waren de VOC-schepen alweer moderner en zagen ze er anders uit. Onder meer het kleine mastje op de boegspriet was buiten gebruik geraakt.“.

Het kunstwerk is gesigneerd C. Koster INV.& FEC.1746 (C. Koster heeft dit bedacht en gemaakt in 1746). Helaas is een papierkunstenaar met die naam (man of vrouw) niet bekend. Knol stelt dat het moeilijk is in een bepaalde richting te zoeken omdat de verzameling van Sichterman overal vandaan kwam. In dat verband wijst hij ook op de portretten van Sichterman en zijn vrouw waarover het Groninger Museum beschikt.

  

Ze zijn geschilderd door C.L. Haverkamp, een eveneens onbekende schilder. Beide kunstenaars hebben in ieder geval niet behoord tot het Groninger schildersgilde. De schilderijen maken ook deel uit van de expositie in het Groninger Museum; merkwaardig genoeg wordt daarbij als kunstenaar vermeld: Haverkampf. Opvallend is ook dat bij het knipsel in de opstelling niet de naam van de maker wordt aangegeven.

In hun artikel in de Knip-Pers verstrekken Joke en Jan Peter Verhave meer gegevens over Sichterman, zijn vrouw en de bewaargeschiedenis van het knipsel [3]. De onderdelen van het knipsel (familiewapens, attributen, teksten) worden toegelicht. Ook verwijzen ze naar werk van Gillis van Vliet en Jan Kopper, beide Rotterdamse knippers die maritieme voorstellingen hebben gemaakt.

Ze noemen de portretten van Haverkamp niet, wel die van Philip van Dijk een Haagse hofschilder en kunsthandelaar, die Sichterman, vrouw en kinderen in 1745-1746 portretteerde. Hun suggestie is voor knipper/-ster Koster ook te zoeken in westelijke richting, in de omgeving van Van Dijk of breder.

 

 

Het noemen van de knippers Van Vliet en Kopper (iets wat Knol ook doet) is begrijpelijk gezien de, deels, maritieme voorstelling. Ook maakte in ieder geval Kopper ook zeer verfijnd werk, Van Vliet is dat minder goed te beoordelen omdat we maar één kunstwerk van zijn hand kennen en voor de rest vermeldingen. Kopper maakte inderdaad zeer fijn werk en maakte ook “opwerk”, toch lijkt het Sichterman stuk nog veel verfijnder en meer bijzonder door de hem of haar toegepaste, opvallende embossingachtige (blinddruk) technieken.

Met deze aankoop heeft het Groninger Museum een schitterend kunstwerk weten te verwerven. Terecht dat dit stuk al meteen in de tentoonstelling met een keuze uit de collectie werd getoond. En dat was nog niet alles. Al vrij kort na de opening van “De Collectie”, zoals de expositie van topstukken uit het Groninger Museum werd genoemd, volgde een tentoonstelling over Sichterman met de titel “De koning van Groningen. Jan Albert Sichterman (1692-1763)” die van eind september 2014 tot 1 maart 2015 te zien is geweest. Het knipsel verhuisde daarom van de benedenetage van het Starck paviljoen van het museum naar een verdieping hoger. Op die tentoonstelling waren de genoemde portretten (en meer) te bewonderen en dus ook het knipsel. Indruk maakte verder de porseleincollectie van Sichterman en het verhaal van de neushoorn Clara die Sichterman in Ceylon als jong dier als cadeau had ontvangen, maar toen ze groter werd overdeed aan VOC schipper Douwe Mout die er heel Europa mee doorreisde om het dier te vertonen. Voor onze wetenschap over het knipsel bood deze expositie echter geen nieuws. Ondanks zeer fraaie afbeeldingen in de catalogus werden geen nieuwe gegevens over het kunstwerk verstrekt.[4]

Maar dat we nog niets weten over de maker of maakster is jammer, maar in de wereld van de knipkunst niet ongewoon. Zeker is wel dat het onderzoekswerk dat vanaf het begin van de jaren tachtig met het nodige enthousiasme is uitgevoerd (door helaas te weinig mensen) al mooie resultaten heeft opgeleverd en veel werk en gegevens van bekende en soms geheel onbekende makers naar voren heeft gebracht. Dat is een goede voedingsbodem voor het uiteindelijk ontdekken van de identiteit van Koster en de door deze kunstenaar toegepaste, bijzondere papiertechniek.

Door Henk van Ark

Noten

  1. Zie: Henk van Ark, “Een papieren monument voor een gesneuvelde patriot”, Welkom in Papyria, nr. 7, Zuidhorn 2014, p. 23-30.
  2. Egge Knol, “Papierkunst voor de Bengaalse Sichterman (1746)”, Historisch Jaarboek Groningen, 2010, p. -71; Egge Knol, “Voor Groningen verworven in 2010”, Stad & Lande, jrg.20, nr.1, Groningen 2011, p. 23.
  3. Joke en Jan Peter Verhave, “Geknipt voor de koning van Groningen”, Knip-Pers, jrg. 27, nr.3 (september 2010), p. 6-8.
  4. Christiaan Jörg/Egge Knol/Denise A.Campbell, Jan Albert Sichterman 1692-1763. Een imponerende Groningse liefhebber van kunst, Groningen 2014, p. 46-49.