De expositie “Papieren knipwerk van 1946 IV, Nieuwsbrief 1997-1

Het 19de eeuwse gedeelte van de tentoonstelling in Utrecht omvatte, althans volgens de bewaarde lijst 40 nummers. Ook dit deel van de expositie was zeer gevarieerd van opzet. Zo waren er een bavelaartje van Anna Strenge-de Frémery, albumpjes met klein knipwerk maar eveneens de gedenkstukken gemaakt voor Lodewijk Napoleon door J.H. Reygers en C. Schoon uit het Rijksmuseum.

 

Tot de verschillende bruiklenen uit het Openluchtmuseum behoorde een huwelijksknipsel met de initialen IVA en GRB uit 1805.

Interessant is het stuk opgedragen aan het Genootschap Teyler, waarbij op de cataloguslijst geen maker staat vermeld. Dit knipwerk is duidelijk gemaakt door Thomas de Jong (1818-1881) in 1843. Deze mening kon worden geverifieerd door een aantekening in de archieven van het Haarlemse genootschap.

Grote stukken waren er in Utrecht ook, zoals het werk van de Haarlemse leerlooier J.A. Stompff (nu in het Frans Halsmuseum).

Het gedenkstuk aan de ontploffingsramp in Leiden door C.S. uit 1807,

en het knipsel gemaakt voor de Friese landbouwer S.J. Piersma van de nog steeds onbekende bakkersknecht uit Deersum, zodat wij de noodnaam “Piersma knipper” voor deze volkskunstenaar maar handhaven.

Als nummers 88 en 89 worden vermeld twee knipsels uit het Stedelijk Museum Zwolle. Dit moet echter zijn het Stedelijk Museum te Zutphen. Het ene stuk is een knipsel in reliëf toegeschreven aan Jan Willemsen.

toegeschreven aan Jan Willemsen

Het andere knipsel zou zijn gemaakt door R.Koopmans  maar de schilderswerkplaats van Koopmans is overduidelijk geknipt door de Utrechtse hoogleraar L. Schroeder van Kolk (1797-1862).

Uit Zwolle kwamen wel enige zwarte knipsels van onbekende hand die zich nu in het Provinciaal Overijssels Museum bevinden.

Het 20ste eeuwse deel van de tentoonstelling “Papieren Knipwerk” was beperkt. Naast werk van Cruys Voorbergh waren er knipsels te zien van Jan Visscher, Tola Steinhage, Lex Barten en Gertrud Januszewski. In deel 1 van deze serie is al verklaard waarom Wiecher Lever niet aan de Utrechtse expositie heeft deelgenomen. De cataloguslijst kent nog een aanvulling met 4 nagekomen werken, waaronder een knipsel van Roemelé uit het Fries Museum. Catharina van de Graft kijkt in haar artikel “Papieren knip- en snijkunst, vroeger en nu” (Historia 1948) terug op de tentoonstelling. Zij schrijft: “…Een onderzoek naar wat in ons land nog aan papieren knipwerk aanwezig is, bracht ons met een onvermoed aantal verzamelingen in aanraking. Veel belangrijker was echter de ontdekking, dat deze oude sierkunst nog altijd met liefdevolle toewijding wordt beoefend. Zelfs is in de jongste tijd een groep van jongeren opgestaan, die deze oude schaarkunst weer tot nieuwe bloei wil brengen…“. Die jonge garde, en ook enige oudere knippers zijn inderdaad al ruim vertegenwoordigd op de knipkunsttentoonstelling die in 1950 in museum ‘t Coopmanshûs in Franeker te zien is geweest. Nederland knipte weer!

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1997-1, een uitgaven van Stichting W.Tj. Lever.