Oud knipwerk in particulier bezit onttrekt zich meestal aan onze waarneming. Maar zo nu en dan duikt er iets op, bijvoorbeeld op een veiling, of omdat iemand benieuwd is naar de betekenis of de waarde van zijn bezit. Soms blijkt het een onbekende schatkamer. Onlangs lazen wij het boek van Geert Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (2016). Daarin trof ons de passage, waarin Mak een blik gegund wordt in het familiearchief:
‘Eén omslag bestaat uit enkel ragfijn knipwerk, vol bloemenmanden, engeltjes en hoornen des overvloeds.Vermoedelijk heeft geen mens er ooit meer naar omgekeken. Ik opende ze voorzichtig, de toenmalige feestvreugde kun je nog bijna ruiken’.
We herinnerden ons dat we tien jaar geleden een artikeltje hadden geschreven over kleine knipsels van ene Lucretia van Winter en haar ouders; daarin hadden we terloops vermeld dat ze was getrouwd met een Six in 1822.
Aan deze Lucretia, een bijzondere vrouw, had Mak nu een heel hoofdstuk in zijn boek gewijd. Dus hebben we, vol verwachting, contact gezocht met de Collectie Six en een afspraak gemaakt.
En zo stonden we voor het deftige huis aan de Amstel. Jonkheer Six had alles uitgestald en daar ontvouwde zich een prachtige verzameling knipwerk, deels met namen, en voor het grootste deel zonder. De namen verwijzen naar de familie van Winter in de 18e eeuw. Wie waren dat en waarom hadden ze aardigheid in het maken van mooie dingen met schaar en papier?
Lucretia Johanna van Winter (1785-1845) was een dochter van de industrieel en kunstverzamelaar Pieter van Winter en Anna Louise van der Poorten (afb. 1). Lucretia werd in de familie ‘Creejans’ genoemd en haar jongere zusje Anna Louisa Agatha ‘Annewies’.
Zij erfden elk de helft van de kostbare verzameling schilderijen van hun vader. Annewies trouwde met een Van Loon, en haar deel werd verkocht aan baron De Rothschild in Parijs (inclusief Marten en Oopjen door Rembrandt, nu te zien in het Rijksmuseum). Van het andere deel werden diverse schilderijen, waaronder het Melkmeisje van Vermeer, door nakomelingen van Creejans en Hendrik Six verkocht aan het Rijksmuseum.
De moeder van Creejans en Annewies was eerder getrouwd met Christiaan van Orsoy en hertrouwde met Pieter van Winter; hun twee dochters en een zoon van Orsoy groeiden op met de jongere kinderen in het gezin van Winter. Cornelia Christina van Orsoy (‘Ceetje’, 1778-1816) werd later de grootmoeder van de schrijver Jacob van Lennep.
Voor ons is haar zus Hillegonda Josina (‘Gonne’, 1775-1830) belangrijk, want er bestaan (buiten de collectie Six) twee knipseltjes van haar, met haar naam H.J. van Orsoy (van Winter). Eén daarvan toont een getekend huis met een zittend meisje. Dat tafereeltje is uitgeknipt en verbeeldt waarschijnlijk het buiten van de familie van Winter, Huis Voorland in de Watergraafsmeer (afb. 2 en 3).
In de Collectie Six bevinden zich dertien knipwerken van dezelfde hand en met dezelfde techniek van voortekenen op de voorkant. Daaronder een bemande heteluchtballon en toeschouwers, mogelijk de eerste boven Nederland in 1787, toen Gonne 12 jaar oud was (zie Geknipt! afb. 126).
De meeste knipsels stellen landschapjes voor, met groepjes deftige mensen die zich vermaken (afb. 4). Gonne zorgde voor haar halfzusjes van Winter en is ongehuwd gebleven, maar haar knipwerk is door Creejans zorgvuldig bewaard, samen met bloemenvazen, boeketten en naamknipsels voor en door andere leden van de familie van Winter (o.a. een Knipselboek van een nichtje Maria Elisabeth van Winter). Het geeft aan hoe geregeld het papierknippen in de familie van Winter beoefend werd en niet alleen door vrouwen.
Het was een creatieve bezigheid en men had er plezier in om elkaar iets persoonlijks te geven, hoe eenvoudig ook. Hoewel knipkunst in het algemeen met een kleine k geschreven wordt, verdroeg zich dat goed in deze familie die de grootste K in bezit had, die de Republiek kon bieden.
Joke en Jan Peter Verhave