Vreugde der Volkskunst, Knip-Pers 2006-4

‘Vreugde der volkskunst’, schreef Hil Bottema in 1958, nu dus bijna 50 jaar geleden, in het blad ‘Neerlands Volksleven’. Zij werd in een voorwoord aangekondigd als: ‘De zo ter zake kundige Mejuffrouw Hil Bottema, wetenschappelijk ambtenares aan het Nederlands Openluchtmuseum (NOM) te Arnhem’.

Wat is volkskunst? Is het kinderlijke kunst? Nee, want ook de traditie moet eraan toegevoegd worden, vond Bottema. Het gebied waar papierknipkunst onder valt, beschreef zij als volgt: ‘Vrije volkskunst, geheel zonder beïnvloeding door werk van beroepskunstenaars. Meestal kerkelijke kunst. In sommige gewesten veel, in andere in het geheel niet voorkomend’.

Als voorbeeld van deze volkskunst noemt Hil: ‘Hendrik van der Wal, Hindrik de Printsjeknipper’, toen wonend in Oudega bij Drachten.
Dat kwam zo: Hendrik had in de dertiger jaren een keer in een Wagenings café geknipt en liet zijn werk gewoon achter. De ober nam het mee naar huis en heeft de knipseltjes doorgespeeld aan het Openluchtmuseum in Arnhem. Na de oorlog werden in diverse plaatsen reisverenigingen opgericht; zo bezocht een reisgezelschap uit Oudega per bus het Openluchtmuseum in Arnhem. Men herkende tussen de verschillende knipprenten het werk van Hendrik uit hun dorp. Velen hadden wel iets van hem in een bijbel of psalmboek liggen.

afb. 1, Hendrik van der Wal, eekhoorns, 14 x 18 cm

Toen hadden de knipseltjes voor Hil een maker; zij ging bij Hendrik van der Wal op bezoek en beschreef dit als volgt:
“Daar, buiten het dorp, waar iedereen ‘Hindrik Printsjeknipper’ kent, woont Hendrik van der Wal, een huisvader, boerenarbeider met enig eigen land. Hij heeft grote bekendheid gekregen door zijn papierknipwerk, een oude volkskunst, die hier in ’t Noorden gebloeid heeft. Of zijn knipsels nu trappelende Friese paarden uitbeelden, of koeien, herten, eekhoorntjes, zelfs konijnen, de dieren erop zijn altijd duidelijk te herkennen en kloek geknipt. Hij houdt veel van beesten. “Elk dier”, zo vertelt hij, “dat ik zie, dat kan ik knippen ook”. En dat doet hij met een verbazingwekkend grote schaar, die zijn zware werkhanden heel vaardig door het rondwarrelend papier heen sturen. Niet nodig om eerst te schetsen, zijn geestesoog ‘ziet’ de vorm van het dier toch wel op het witte papier.

afb. 2, Hendrik van der Wal, konijnen, 12 x 18,5 cm

Als men hem zo bij het werken gadeslaat, met zijn felblauwe boerenkiel aan, gemakkelijk gezeten in een wilgentenen armstoel, zijn gezicht in gespannen aandacht, het lichte krulhaar verward om het hoofd, dan herkent men in deze papierknipper de ware volkskunstenaar, de kunstenaar‑in‑’t‑algemeen. In de huiskamer, witgekalkte muren, zwartgeteerde plint, vuurrode geraniums in de vensterbanken, in dat gezellige vertrekje hangt één van Hendriks knipprenten: wilde eenden in een hartvorm. ‘Wat is dat? Voor een bruiloft?’ “Nee”, de knipper schudt zijn hoofd, “de afgelopen winter was zo streng, toen voerden we de eenden, die waren anders doodgegaan. Je moet een hart voor die beesten hebben. Daarvoor was dat hart”. Zo iemand is nu deze volkskunstenaar.”

Hil nodigde hem uit en in 1947 heeft hij gedemonstreerd in Arnhem. Hij kreeg zelfs een aanbod om als werknemer van het Nederlands Openluchtmuseum dagelijks te demonstreren voor de bezoekers. Maar hij bedankte voor de eer. Haar ideeën over volkskunst waren niet aan hem besteed.

Later kwam er ook nog het aanbod van de Amsterdamse Bijenkorf, maar weer bleef hij liever thuis. De enige keer dat hij tegen betaling een opdracht heeft gemaakt, was voor het bokbier van Heineken: een steigerende bok. Hij kreeg er 25 gulden voor. We hebben navraag gedaan bij de firma Heineken en prompt stuurde men een paar plaatjes met etiketten van flesjes bokbier uit de jaren zestig. Alleen maar koppen van bokken. Wij denken dat die van Hendrik er niet bij is.

Hendrik vertelde graag sterke verhalen onder het knippen en schepte ook wel eens op. Zo vertelde hij aan Magda Helms, die in 1990 ook bij hem op bezoek is geweest, dat hij tot in Amerika beroemd was en dat er in de stad Holland (in de staat Michigan) werk van hem was tentoongesteld.

Nu studeert Jan Peter een paar maanden aan Hope College, in Holland Michigan, de plaats waar naar in de 19de eeuw veel Nederlanders geëmigreerd zijn. Er is daar een museum met allerlei voorwerpen uit Nederland. Jan Peter ging op onderzoek naar knipwerk in het museum daar en inderdaad kwamen er uit het depot twee knipsels van Lever en vier van Hendrik van der Wal: koeien, eekhoorns, konijntjes en duiven onder bogen van takken (zie afbeeldingen). Ze waren in 1947 geschonken door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ter gelegenheid van het 100‑jarig bestaan van Holland en (samen met een heleboel andere Nederlandse kunstnijverheid) uit dankbaarheid voor de bevrijding en de Marshallhulp.

Maar Hendrik beroemd in Michigan? Nee, zijn naam staat niet eens op de knipsels en de archivaris wist van niets. Men was wel blij met het verhaal over Hendrik (en dat over Lever). Hendrik knipte al vanaf zijn zesde jaar en de plaatselijke dominee had zijn ouders ervan proberen te overtuigen hun kunstzinnige zoon naar een kunstacademie te sturen. Maar dat zat er niet in. Het landbouwbedrijf had zijn liefde, en met grond en dieren is hij altijd bezig gebleven. Met die liefde knipte hij zijn dieren, waarbij hij de schaar uit moeders naaimand gebruikte.

Zijn zoon Freerk vertelt (in het Fries): ‘De mensen stonden er versteld van wat hij kon. Er zijn hier niet veel lui die kunnen knippen. Ja, als ze ’t eerst tekenen, dan wel. Maar zo uit de hand, dat is apart’.

Hendrik vertelde altijd als hij knipte, tijdens het knippen van duifjes kon hij de vreselijkste oorlogsverhalen vertellen. Tegen het eind van de oorlog werd hij te werk gesteld in Drenthe, waar hij tankgrachten moest graven. Hij ging aan de haal. Onderweg naar huis vroeg hij om onderdak en als dank liet hij wat knipsels achter. Veel later vroeg een vrouw aan Freerk wie de knipper kan zijn geweest, die in de oorlogsjaren een nacht onderdak had genoten in haar ouderlijk huis en uit dank een paar duifjes uit een stukje papier knipte, die sindsdien in de huisbijbel bewaard werden. ‘No, as it om doukes giet, dan wiet ik it wol’ zei Freerk. Duifjes waren heits handelsmerk. Hij knipte er duizenden.

afb. 3, Hendrik van der Wal, duiven, 13,5 x 18,5 cm

Indertijd had Hil Bottema een aantal van de achtergelaten knipsels op blauw geverfd aquarelpapier geplakt en zij zijn dit jaar te zien geweest in het entreegebouw van het Nederlands Openluchtmuseum.

In 1980 kreeg Hendrik een ongeluk, daarna heeft hij niet meer geknipt. Op 25 november 1992 is Hendrik van der Wal, 80 jaar oud, overleden.

afb. 4, Hendrik van der Wal, herten, 18 x 28 cm

lntussen heeft Freerk de schaar overgenomen en hij werkt in vrijwel dezelfde stijI als zijn vader, al vanaf dat hij een jongetje was. Net als zijn heit, heeft hij grove handen gekregen door het grondwerk, maar toch komen de ‘printsjes’ achter elkaar tussen zijn vingers uit ritselen. Ook hij wordt in zijn woonplaats Frieschepalen de ‘Printsjeknipper’ genoemd en het gezellige kletsen heeft hij van geen vreemde.

Het zit er in: ‘Kinst it of kinst it net’. Knippers die niet van nature knippers zijn, beginnen met een zwaan en het wordt een meerkoet. Freerk heeft zich ook gespecialiseerd in het knippen van levensbomen die families tot onderwerp hebben. Hij tuigt de bomen op met symbolen zoals dierenfiguren. De vertakkingen bevatten silhouetten van de familieleden. Toen Freerk nog werkte, ging de schaar altijd mee. Hij knipte eens tijdens de pauze het silhouet van zijn collega’s. Voor de baas knipte hij om te plagen het hoofd van een ezel. Nu wordt hij veel gevraagd om te demonstreren voor vrouwenverenigingen en allerhande andere gezelschappen. Het lidmaatschap van onze vereniging heeft hij opgezegd omdat er te veel vrouwen lid zijn.
Beste Freerk, de vereniging heeft juist mannen als jij nodig!!
Dank je wel voor de informatie en de leuke gesprekken.

Joke en Jan Peter Verhave

Bronnen:

Hil Bottema, Najaarsbloei van de Nederlandse Volkskunst, Neerlands Volksleven, 1958
Magda Helms, Knip‑Pers maart 1992

Diverse krantenartikelen:
De Waarheid 1‑11‑1962
Leeuwarder Courant 20‑8‑1983
Drachtster Courant 18‑11‑1992
Dorpskrant voor Oudega 2001
Telefonisch interview met Freerk van der Wal, oktober 2006

afb. 6, Hendrik van der Wal, eekhoorns in hart – Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem