Series nu en toen, Knip-Pers 2006-2

Maruscha Gaasenbeek introduceerde in de Knip‑Pers van december 2005 de ATC, Artist Trading Card, een idee opgepikt van een Zwitserse kunstenaar. Zij raadde aan om series over een onderwerp te maken en de kaartjes te nummeren. In de volgende Knip‑Pers gaf Marijke Kupers er een variant op: kerkramen. Het ATC‑virus heeft veel van de leden van de vereniging besmet en de verschijnselen waren duidelijk zichtbaar op de contactdag in Nijkerk. De uitwisseling was zeer geanimeerd en intensief.

Dat dit idee niet nieuw is, leerde ons de volgende belevenis. Onlangs liet iemand ons een vijftal uitgesneden prentjes zien, die we meteen herkenden. Ze waren gemaakt door de Groninger knipper Dato Scholtens in de 18de eeuw. De folkloriste Line Huizenga had dergelijke prentjes omstreeks 1950 ook gezien en zij zocht uit wie de maker was.i We zagen op het formaat van een kleine speelkaart een GRAAF en GRAVINNE. Achter GRAAF staat 26 en achter GRAVINNE staat 25

8 x 6,5 cm

8 x 6,5 cm

Die prentjes pasten helemaal bij wat we kenden uit het speurwerk van Line Huizenga: JAGER 22 en JAGERSVROUW 21, BOER 6 en BOERINNE 5, LEVEN 2 en DOOD 1

 

Wat die beroepen en de cijfers daarachter betekenen, was volkomen onduidelijk. Toen bleek hoe belangrijk het is om te rade te gaan bij een deskundige: Simon Honig van het Openluchtmuseum Arnhem wist het meteen: dat zijn ‘floskaartjes’. Met behulp van een paar boeken werd het duidelijk en we willen deze ontdekking graag delen.ii Met name het gloednieuwe boek van het Nijmeegse echtpaar Buijnsters over Papertoys gaf veel informatie.iii

Dato heeft zijn snijwerkjes gebaseerd op een centsprent en wel die waarop de Dodendans stond afgebeeld. Centsprenten of volksprenten waren bedrukte vellen van niet al te best papier, met daarop een reeks plaatjes en eronder een vaak rijmende tekst. Soms waren ze (slordig) ingekleurd. Ze werden verkocht in (boek)winkels of door venters op straat en langs de weg. Schoolmeesters deelden ook centsprenten uit aan leerlingen die goed hun best hadden gedaan. De plaatjes gingen onder andere over spreekwoorden, figuren uit de bijbel, vreemde volken of dieren, moralistische lessen en personen uit de geschiedenis. De plaatjes met een beeldverhaal lijken wel op een moderne strip. Kinderen konden ze uitknippen en zo hun kennis verrijken. In de 15de tot de 19de eeuw werden in ons land ook volksprenten met de Dodendans gedrukt. In de middeleeuwen was de dodendans een belangrijk gegeven.

Of je nu eenvoudig of deftig was, uiteindelijk staat een ieder de dood te wachten. De oudste Nederlandse afbeelding staat in een getijdenboek uit 1509: de dood leidt allerlei verschillende personen uit de samenleving ten dans: paus, keizer, monnik, burger, speelman, landman, bedelaar. De prentjes met 36 genummerde beroepen van keizer tot dienstmeid eindigen met het leven (nr. 2, een kind dat bellen blaast, wat duidt op de vergankelijkheid) en de dood (nr. 1).

afb. 5 gedrukt bij Nic. Muys Schiedam, plm 1750

Je kon ze los snijden en eventueel op stevig karton plakken. Er werd een soort kaartspel mee gespeeld. Het is aannemelijk dat het spel uit Duitsland naar onze streken is gekomen. Er komt namelijk naast een bisschop (nr. 32) een bisschopsvrouw (nr. 31) in voor en in het Lutherse Duitsland kon de bisschop getrouwd zijn. Voor katholieken was de laatste een abdis.

Op een van deze centsprenten staat het volgende rijmpje:

Deez’ prente strekke U, lieve jeugd!
Tot tijdverdrijf, vermaak en vreugd.
En leere U, hoe, van keizer af,
Elks deel op ’t laatste is het graf.

De kaartjes werden ‘floskaartjes’ genoemd, vanwege de flossige rafelranden door het slechte papier. Ze hadden een heleboel andere namen, o.a. ‘pentertjes’, waarschijnlijk omdat penteren of afdingen bij de spelregels hoorde. Hoe het verder in zijn werk ging, is door niemand achterhaald, maar de Dood en het Leven zullen wel troefkaarten zijn geweest; vermoedelijk is het verwant aan het Tarok‑spel (tegenwoordig Tarot). In ieder geval was het in de tijd van Dato Scholtens erg populair.
Hij heeft dus al die figuren met nummer en al uitgesneden, maar daarmee verloren ze natuurlijk hun nut als kaartspel. Waarschijnlijk vond hij het gewoon leuk om zo’n serie prentjes te maken, maar of hij het bij die ene serie heeft gelaten, weten we pas als er ‘dubbelen’ opduiken. Al met al kennen we nu dus acht van de serie van 36 gesneden floskaartjes, die kennelijk verspreid zijn over verschillende Groningse families.

Behalve de floskaartjes sneed hij ook populaire bijbelse voorstellingen: Adam en Eva, David en de Reuse, Absalom, Salomons Gerigte,

wereldlijke gezellige prentjes (Een pyp tabak op myn gemak)

en de wapens van stad Groningen en de Ommelanden.

Met kerfjes van zijn mes heeft Dato stofuitdrukking en versiering aangebracht. In de familie Scholtens worden er enkele bewaard in een mooi boek, met het opschrift: ‘Printboekje van G. Scholtens om gesnedene Printjes van zijn geëerde Dato Scholtens in te bewaren. Anno Groningen 1772’. Deze G. zal een zoon of kleinzoon van Dato zijn geweest.

Wat weten wij verder van Dato Scholtens? Dato is een weinig voorkomende Groningse naam en in de doop- en trouwboeken van de stad is hij makkelijk te vinden. Hij leefde van 1703‑1779 in Groningen en trouwde er in 1729 met Geuicghjen Harms. Zijn beroep was diaconiedienaar.

   

Toen we ‘googleden’ met zijn naam vonden we nog een interessante aanvulling: hij blijkt op zijn 60ste ook nog een boek geschreven te hebben: “Nieuws uitgevonden Klinken of Figuiren om ‘er na te Breiden, Stikken of Borduiren’” (1764). In het voorwoord vertelt hij dat hij al vanaf zijn tiende schreef en tekende voor zijn plezier, of om wat bij te verdienen. Met dit boek dat hij opdroeg aan de kinderen van zijn zoon, wilde hij hen aanmoedigen om ijverig te zijn en geen tijd te verknoeien. Het boek bevat 50 patronen, onder anderen “Patroenen op Kousen en Hanschen” en wordt bewaard in het Groninger Museum.

Tot slot een vraagje aan u en aan de Groningers in ‘t bijzonder; wat zijn ‘klinken’ en ‘handschen’ in het verband van handwerken?

Joke en Jan Peter Verhave

Voetnoten
i Joke Verhave & To van Waning, Line Huizenga en Hil Bottema. Uitg. NVP 1986
ii Maurits de Meyer, De Volks- en Kinderprent in de Nederlanden van de 15de tot de 20ste eeuw. Standaard Antwerpen Amsterdam, 1962
iii P.J. Buijnsters & L. Buijnsters-Smets, Papertoys. Speelprenten en papieren speelgoed in Nederland (1640‑1920). Waanders Zwolle,

Het echtpaar Buijnsters is onlangs onderscheiden voor hun vele studies over kinderboeken en kinderspeelgoed in de cultuurgeschiedenis van ons land.