Over silhouetteur Matthias van Geuns.
In 1992 kreeg het Westfries Museum in langdurig bruikleen twee boeken. In deze boeken bevinden zich meer dan 400 silhouetten. De silhouetten werden uit lichtgrijs papier geknipt. De grijze vellen waaruit de silhouetten zijn geknipt werden op de zwarte pagina’s geplakt, waardoor het effect van zwarte silhouetten ontstond. Of de maker de silhouetten zo uitknipte dat het silhouet zelf aan de geportretteerde kon worden gegeven, is niet bekend.
Aan de achterzijde van bijna iedere pagina staan gegevens over de geportretteerde vermeld en uit die gegevens blijkt dat de maker ene Matthias van Geuns moet zijn geweest. Matthias van Geuns, een tot nu toe onbekende in de papierknipkunstgeschiedenis, wie was hij en waar kwam hij vandaan? Doordat de boeken onder andere twee silhouetjes van Betje Wolff en Aagje Deken bevatte, werd contact gezocht met prof. dr. Buijnsters, de Betje Wolff en Aagje Deken-kenner bij uitstek. Hij verwees mij naar een in 1969 verschenen boek met de titel Meniste Vrijage van de hand van dr. I.H. van Eeghen, dat handelt over prof. Matthias van Geuns en zijn familie.
Bij doorlezen van het boek vol wetenswaardigheden over de familie werd al snel duidelijk dat het niet de in het boek genoemde prof. Matthias betrof die de silhouetten had gemaakt, maar hoogstwaarschijnlijk zijn neef, dominee Matthias van Geuns. Een uittreksel uit het trouwregister van het Rijksarchief te Friesland bracht uitkomst. Ds. Matthias van Geuns was de maker van de silhouetten.
Matthias van Geuns, zoon van Jan Stevens van Geuns (ijzerkoper) en Hilje Bartels, werd geboren te Groningen op 15 september 1758. Zijn vader was de oudere broer van prof. Matthias van Geuns. Op 27 december 1775 laat deze Matthias van Geuns zich aan de universiteit van Groningen inschrijven voor de studierichting filosofie. Deze studierichting werd vaak gecombineerd met een studie theologie. Zowel in Groningen als in Harderwijk, alwaar zijn oom hoogleraar was, komt Matthias niet voor als student. De doopsgezinden hadden een eigen theologieopleiding, onder andere in Amsterdam. Het is dus zeer aannemelijk dat Matthias aldaar zijn opleiding theologie heeft gevolgd. In 1781 toen Matthias 23 jaar oud was en nog studeerde knipte hij vele silhouetten. Het zijn portretten van zijn professoren en zijn studiegenoten, waarmee hij, gezien de gemaakte aantekeningen ook op latere leeftijd contact is blijven houden. Hij werd in 1783 tot predikant benoemd te Makkum. En het is in dat jaar dat hij vele inwoners van Makkum en omgeving in silhouet vereeuwigd heeft. Hetzelfde deed hij in 1787 toen hij als predikant te Harlingen werd benoemd. Hij portretteerde onder anderen drie leden van de Harlingse familie Hanekuik, een van de rijkste Friese families aan het eind van de 18de eeuw.
Op 23 juli 1790 ging ‘Mattheus van Geuns Doopsgezinde Leeraar te Harlingen met Trijntje Cornelis Sijtses (1756-1844) van Leeuwarden in ondertrouw. Het huwelijk werd op 15 augustus 1790 te Marssum gesloten. Het eerste silhouetportret van ‘Trijntje Comelisz Oudste dogter van Corns. Sytsesz’ maakte hij in 1789, het tweede silhouet knipte hij in 1794 en in 1810 maakte hij nog een silhouetportret van zijn echtgenote. Matthias en Trijntje kregen zeven kinderen. Van dochter Hillegonda van Geuns knipte vader Matthias twee silhouetportretten, als jong meisje in 1795 en als vrouw in 1810.
Twee zoons, Bartel Sytse van Geuns en Cornelis Sytse van Geuns volgden hun vaders voetsporen en werden ook meniste predikanten.
Uit de aantekeningen in de boeken valt op te maken dat hij waarschijnlijk veel reisde. Zo treffen we silhouetten aan van personen uit Enschede, Deventer, Huizen, Middelburg, Goes, Vlissingen, Rotterdam, Leeuwarden, Groningen, Amsterdam (waar zijn tante Josina van Geuns woonde en waar hij als gastdominee in de Singelkerk heeft gesproken) en Haarlem, de stad waar hij in 1792 als meniste dominee benoemd werd. In Haarlem maakte hij onder andere silhouetten van Thomas Langerhuizen, binnenvader van het doopsgezind Weeshuis, zijn echtgenote Petronella Bavink en hun dochter Titia.
Buiten de silhouetportretten van de beroemde Betje Wolff en Aagje Deken knipte Matthias ook zijn beroemd geworden oom, de professor en amateurschilder Hendrik Waardenburg, de oprichter van Tichelaars aardewerkfabrieken te Makkum; de Makkumse dichter Dirk Lenige, vele predikanten en natuurlijk zijn familieleden. Verder blijkt dat hij ook vele familierelaties portretteerde. Zo zullen ook de silhouetten van Aagje Deken en Betje Wolff tot stand gekomen zijn. Aagje Deken groeide op in het Amsterdamse weeshuis De Oranjeappel, alwaar Jakob Bezoet, de oom van Matthias van Geuns, toen regent was en na diens overlijden zijn vrouw Josina van Geuns (tante van Matthias) regentes werd. Uit aantekeningen uit 1810 blijkt dat Matthias van Geuns ook tekende: “Jaren voor zijn dood geteekend doch verkleind” of “Vroeger geteekend doch verkleind” en ”Kort voor zijn dood 1790 geteekend en nu in ‘t klein gebragt”. Ook van Trijntje, zijn vrouw, heeft hij in 1810 een geteekend portret tot silhouet verkleind. Het kan zijn dat Matthias voor het tekenen van zijn silhouetten gebruik heeft gemaakt van een zo genaamde ‘silhouetteerstoel en voor het verkleinen van de getekende silhouetten een zogenaamde ‘pantograaf’ (een tekenaap).
Een silhouet valt op door de aantekening waarbij iets gezegd wordt over de lichamelijke gesteldheid van de geportretteerde: “Wijtske Schoonegevel, vrouw van Fedde Hesselinga (te Bolsward).”Dit zou gerust gezet kunnen worden Hoofdgezwel.” Vergelijking met andere silhouetten van bijvoorbeeld Aagje Deken, Betje Wolff en Dirk Lenige laat zien dat de silhouetten van Matthias goed gelijkend geweest moeten zijn. In 1828 ontving ds Matthias van Geuns zijn emeritaat. Hij overleed op 21 november 1839 te Haarlem.
De door hem nagelaten silhouetboeken geven, afgaande op de door hem geknipte kleding, mutsen en hoeden, een prachtig tijdsbeeld waarbij er een duidelijk verschil te zien is tussen de kleding van de dames en heren van de betere stand, de stadse dracht en de kleding zoals gedragen werd op het platteland.
Maar ook blijken de boeken enige portretten te bevatten van personen die geschilderde behangsels hebben laten maken bij de Vaderlandsche Maatschappij te Hoorn.
De Vaderlandsche Maatschappij werd in 1777, een economisch slechte tijd, op gericht door doopsgezinde predikant Cornelis Ris uit Hoorn, die zich het lot van de armen in de stad erg aan trok. De Vaderlandsche Maatschappij bestond uit een armenschool, een werkhuis, een rederij en fabrieken. De ‘schilderfabriek’ was een onderdeel van deze maatschappij en men kon daar gedrukte en geschilderde behangsels bestellen. Vele gedrukte en geschilderde behangsels werden geleverd aan de gegoede inwoners van Friesland. Zo komen we silhouetten tegen van Pieter Mastenbroek uit Sneek en P. Tjallingii uit Harlingen. Zij lieten geschilderde schoorsteenstukken vervaardigen. De familie Hanekuik en de familie Persijn lieten gedrukte behangsels van de Vaderlandsche Maatschappij in hun huizen aanbrengen. En ook van verschillende personen uit die families knipte de Meniste dominee Matthias van Geuns silhouetportretten. Bij verdere bestudering zullen de boeken ongetwijfeld nog veel meer leuke cultuurhistorische gegevens blijken te bevatten.
Tonny Jurriaans