In de Knip-Pers van juni 2001 vroeg de organisator van een Duits museumproject voor knipkunst in Schloss Lichtenwalde bij Chemnitz informatie over een paar Nederlandse knipsels uit de achttiende eeuw. Het ene draagt de uitgeknipte naam “Hillegonda Josina van Orsoy van Winter” (afb. 1) en de andere de initialen P.v.W. en A.L.v.d.P en de naam Lucretia Johanna van Winter (afb. 2). In onze eigen verzameling hebben we ook een knipsel met de uitgeknipte naam “HJ van Orsoy” en een buitenhuis met een juffertje in achttiende eeuwse dracht (afb. 3), door dezelfde knipper.
We zijn een speurtocht begonnen. Tegenwoordig is het internet via Google een onuitputtelijke bron van informatie. Lucretia blijkt een rijke Amsterdamse dame die een grote verzameling van schilderijen en kunstvoorwerpen had (1785-1845); ze trouwde in 1822 met Jhr. Mr. Hendrik Six, heer van Hillegom, eerste controleur der posterijen en raadslid van Amsterdam. We zijn dus in deftig gezelschap!
De initialen in de andere knipsels waren niet meer moeilijk te duiden: het zijn Lucretia’s ouders, Pieter van Winter en Anna Louisa van der Poorten. Ook dat echtpaar behoorde tot de hoogste stand in Amsterdam: Pieter van Winter was koopman in indigo en verfwaren en commissaris van de weeskamer te Amsterdam en hij was een verzamelaar van kunst (1745-1807). Kennelijk heeft dochter Lucretia die verzameling geërfd. Pieter had verder een uitstekende kennis van klassieke talen (dat was gebruikelijk in de deftige kringen van die tijd) en vertaalde Horatius en Virgilius.
Pieters vader, Nicolaas van Winter was ook makelaar in verfstoffen en dichter. Zijn vrouw Johanna Muhl stierf toen Pieter een peuter was en Nicolaas hertrouwde in 1768 met Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789). Ook zij was in haar tijd een niet onbekende dichteres. Dit huwelijk bleef kinderloos en zij voedde haar stiefzoon Pieter op.
Maar wie was nu Hillegonda Josina van Orsoy van Winter? We vonden wèl dat Cornelia Christina van Orsoy, een stiefdochter van Pieter van Winter, trouwde met Mr. Dr. David Jacob van Lennep. Ook hij was een dichter! Bovendien zijn er gedrukte verzen op de bruiloft van het stel bewaard, gedicht door de wederzijdse vaders, Pieter van Winter en Cornelis van Lennep (1 januari 1800). David Jacob (1774-1853) werd hoogleraar in de klassieke talen en geschiedenis aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam. Hij en Cornelia Christina werden de ouders van de grote schrijver Mr. Jacob van Lennep (1802-1868), die o.a. Ferdinand Huijck en De Roos van Dekama schreef. Ook heeft Jacob een levensgeschiedenis van zijn grootvader en vader geschreven. Daarin vertelt hij van grootvader Cornelis van Lennep, dat deze achter zijn rug een gelijkend silhouet van iemand kon knippen. Een hele familie van taalkundigen, waarin ook geknipt werd!
De oplettende lezer heeft gemerkt dat Cornelia Christina van Orsoy, Ceetje in de wandeling, een stiefdochter van Pieter van Winter was. Hier hebben we nu het verband tussen beide familienamen. En in het Gemeentearchief van Amsterdam konden we de puntjes op de i zetten:
Hillegonda Josina werd gedoopt op 10 mei 1775 als dochter van Christiaen van Orsoy en Anna Louisa van der Poorten. Zij had een jonger broertje Christiaen en zusje Ceetje, dat later met David van Lennep zou trouwen.
Na het overlijden van hun vader hertrouwde de moeder met Pieter Nicolaesz. van Winter in 1780. En zij bracht dus drie kinderen Van Orsoy mee uit haar eerste huwelijk. Nu werd het opeens heel begrijpelijk dat Hillegonda Josina haar naam knipte, een keer als Van Orsoy, en een andere keer als Van Orsoy van Winter.
Pieter en Anna Louisa kregen samen nog een jongen en een meisje. Men woonde ’s winters in Amsterdam en ’s zomers op het buiten Voorland in de Diemermeer.
Wat eerste een ingewikkeld raadsel leek, blijkt toch tamelijk eenvoudig: het gezin van Pieter en Anna Louisa bestond uit kinderen “van anderen bedde”, en kinderen van het echtpaar samen. Zulke samengestelde gezinnen waren door de hoge sterfte in die tijd een heel gewoon verschijnsel.
Toen we dit alles hadden ontdekt, kwamen we in contact met de nieuwe conservator oude kunst van het Valkhofmuseum te Nijmegen, Ruud Priem. Tot onze verrassing bleek dat hij over Lucretia en haar verzameling een groot artikel had geschreven[1], waarin we nog veel meer informatie vonden en als we het eerder hadden gelezen, was onze zoektocht niet nodig geweest! Daaruit nog wat meer details:
Het gezin van Pieter van Winter woonde ’s winters in huize Saxenburg aan de Keizersgracht. Achter dat deftige en dure huis had Pieter galerijen met zijn schilderijen verzameling ingericht. Rembrandt, Vermeer, Jan Steen en alle belangrijke schilders uit de Gouden Eeuw waren vertegenwoordigd. Een twintigtal was afkomstig van de overleden Christiaan van Orsoy, de eerste man van Anna Louisa die een bemiddeld bankier was geweest. Pieter was steenrijk en bleef verzamelen. Toen hij stierf, werd de collectie van 180 stuks gewaardeerd door de kunstmakelaar Hendrik de Winter (op hem komen we aan ’t eind nog terug) en verdeeld tussen Lucretia en Anna Louisa Agatha, die Annewies werd genoemd. Hun halfzus Hillegonda Josina, of Gonne kreeg geen schilderijen maar een ander deel van de erfenis. Zij zorgde voor het huishouden, eerst in Saxenburg, later in Voorland. Dat prachtige buitenhuis heeft Gonne dus getekend en daarna uitgeknipt. Daarbij nemen we aan dat zij zelf de maakster was.
Uiteindelijk kocht Lucretia een eigen huis aan de Herengracht en nodigde Gonne en Annewies uit om met haar samen te wonen. Ceetje was toen al met David van Lennep getrouwd. Gonne is ongehuwd gebleven en woonde bij haar overlijden op 15 april 1830 aan de Reguliersdwarsstraat bij de Vijzelstraat.
Lucretia is laat getrouwd en heeft in vijftien jaar als ondernemende juffrouw haar erfdeel aan schilderijen en prenten met 53 stuks uitgebreid. Daaronder “Het Melkmeisje” van Vermeer. Het was de mooiste en meest waardevolle particuliere verzameling in die tijd. Na haar huwelijk kwamen de schilderijen in de familie Six terecht en binnen enkele generaties viel de collectie geleidelijk uiteen. Met het erfdeel van Annewies ging het nogal spectaculair: de familie van haar man, Jhr. Willem van Loon verkocht de hele boel aan de Franse kunsverzamelaar Rothschild. Zo verdween een groot deel van Nederlands kunstbezit naar het buitenland.
In vergelijking met al die schilderijen van beroemde kunstenaars vallen de knipsels in het niet, maar ze geven wel aan, dat men zich, ook in deftige kringen bezig hield met de papierknipkunst. Misschien heeft Lucretia er wel iets over in haar dagboeken geschreven… Hoe die knipsels in de verzameling van de Duitse onderzoekster Johanne Müller († 1992) terecht zijn gekomen, is ons niet bekend.
Het leek ons leuk om eens te laten zien hoe een speurtocht naar een knipper kan verlopen. Er zijn erg veel knipsels waarvan we geen idee hebben wie de maker is geweest! In ons boekje Schaar-Kunst (1983) noemden we de naam van Hendrik de Winter, als mogelijke knip- of snijkunstenaar van mooie huwelijksstukken en familiewapens. Hij was tekenleraar en kunstmakelaar (zie hierboven), net als de Van Winters doopsgezind, maar geen familie. In de kringen van de Mennonieten werd veel geknipt. We weten nu dat Hendrik geen knipkunstenaar is geweest, maar wie het wel was die o.a. bijgaand knipwerk heeft gemaakt omstreeks 1730? (afb. 4). Zo blijven we puzzelen en het nieuwe boek over papierknipkunst, dat volgend jaar verschijnt, zal vol staan met nieuw ontdekte knipsels, die ons voor raadsels stellen.
Enkele keren hebben we meer geluk en krijgt een knipsel een verhaal; in dit geval van Gonne en Lucretia is bovendien een nog onbekend aspect in het leven van de kunstminnende familie Van Winter naar voren gekomen.
Joke en Jan Peter Verhave
[1] R.C.J.J. Priem, “The ‘Most Excellent Collection’ of Lucretia Johanna van Winter: the years 1809-1822, with a catalogue of the works purchased.” Simiolus 25 (1997), 103-234.