Arnold Houbraken vermeldt in zijn “Groote Schouburgh” 24 kunstenaressen, van wie tien onder hun eigen naam in het register te vinden zijn. Daarbij zijn Joanna Koerten en Anna Maria van Schurman.[i]
Zijn zoon, Jacob Houbraken maakte in rood krijt een tekening van Joanna Koerten en Anna Maria van Schurman. [1] Die bevindt zich in een particuliere collectie. Het tweetal is afgebeeld met attributen die bij hen horen: een schaartje, schilderspalet, boeken en een papieren rol. Alles wijst op hun creatieve bezigheden en geleerde activiteiten. De tekening zal zeker hebben behoord tot het Stamboek van Koerten, maar wordt niet vermeld in de Testas catalogus. Dat is overigens met nog meer tekeningen het geval.[ii] Gesuggereerd is dat deze tekening een voorstudie zou zijn geweest voor een dubbelportret bedoeld voor Houbrakens Groote Schouburgh.[iii] Daar is het dan niet van gekomen want daarin wordt het portret van Anna Maria gecombineerd met de portretten van twee schilders.
Zij is op dit drieportret afgebeeld met de uil, symbool van geleerdheid en wijsheid, als attribuut. Zo werd zij vooral in haar tijd ook gezien, al maakt Houbraken zeker gewag van haar artistieke kwaliteiten, pas in de 19de eeuw werd de nadruk vooral ook gelegd op haar veelzijdigheid als beoefenares van de schone kunsten, de taalkunde, de dichtkunst en de wetenschappen. Haar creatieve talent blijkt uit de verschillende zelfportretten die zij in diverse technieken heeft uitgevoerd.
Koerten kreeg in de Groote Schouburgh van Houbraken echter, tot verbazing van velen, een zelfstandig portret met het nodige bijwerk.
Van Anna Maria zelf wordt wel in de Testas catalogus een tekening vermeld. Onder nummer 14 van Konst-Boek, Letter B is te lezen:
“Een Schotel met diverse Vrugten, met Oost-Indische Inkt uitvoerig getekent door Anna Maria Schurman“.
Verondersteld is dat deze tekening in het bezit zou zijn gekomen toen Van Schurman met de Labadisten, een religieuze stroming waarvan zij toen al deel uit maakte, rond 1670 in Amsterdam was. Koerten zou toen zelfs al een album amicorum hebben gehad waarvoor dit kunstwerk bedoeld was.[iv] Om meerdere redenen is dit erg onwaarschijnlijk, maar hier stuiten we op het probleem dat we zeer weinig tot niets weten over Koertens creatieve periode voor 1691. Het is slechts bekend dat zij op jeugdige leeftijd al diverse creatieve werkzaamheden verrichtte en zich bekwaamde in met name de schilderkunst en het papierknippen.
Er kunnen natuurlijk ook nog andere mogelijkheden zijn waardoor deze tekening in bezit van Koerten is gekomen en zo tot het Stamboek is gaan behoren. Allereerst is daar het contact met Maria Sibylla Merian die eveneens tot de Labadisten behoorde en ook enige tijd in Wieuwerd, waar Schurman uiteindelijk in 1678 is overleden, verbleef. Dat was overigens wel enige jaren nadat Schurman was overleden en Merian vertrok uit de Labadistenkolonie in 1695 naar Amsterdam. Via haar zou de tekening bij Koerten terecht kunnen zijn gekomen.[v] Een andere mogelijkheid is dat Adriaan Blok dit kunstwerk heeft aangekocht om de eenvoudige reden dat hij de vergelijking van zijn vrouw met de erkend geleerde Van Schurman zeer op prijs stelde.
Algemeen is gedacht dat de in de Testas catalogus vermelde tekening van het fruitstilleven dezelfde is als het stilleven van Anna Maria van Schurman in de collectie van de Fondation Custodia in Parijs. In techniek wijkt die wel af van de in de catalogus opgenomen beschrijving. Daarin wordt beschreven dat die is uitgevoerd in Oost-Indische inkt, terwijl het Parijse kunstwerkje is gemaakt in potlood. Opmerkelijk, omdat de Testas catalogus wat techniekbeschrijvingen betreft anders behoorlijk betrouwbaar is.
Gesteld dat het hierbij toch gaat om dezelfde tekening, dan is die in de loop der jaren goed te volgen. Van der Stighelen geeft in haar boek daarvan een heldere opsomming vanaf een veiling in 1765.[vi]
Een fruitstilleven komt niet veel voor in het nu nog bekende werk van Van Schurman. Uit vermeldingen is nog een tweede “fruitagie” bekend, maar we weten natuurlijk niet wat zoal in de loop der tijd verloren is gegaan. Dat dit de tekening is uit het Stamboek is in ieder geval onwaarschijnlijk. Dit stilleven, dat we alleen uit vermeldingen kennen, is afkomstig uit de in boedel van Dirck Alewijn (1571-1637) en wordt in de inventaris van 1637 beschreven als “Een fruijtagie getekent door Anna Maria Schuijrmans”. Later kwam zijn neef Frederick Alewijn (1603-1665) in bezit van dit kunstwerk, dat gemaakt was door zijn tante Anna Maria.[vii]
Noten
[i] Esther Tobe, “Parels en Penseelprinsessen, Kunstenaressen in drie lexica (1550-1800)”, in: Katlijne van der Stighelen/Mirjam Westen, Elk zijn waerom (…), p.60 en noot 7.
[ii] M. Plomp, “De portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-1715)”, Leids Kunsthistorisch Jaarboek, 8 (1990), noot 20.
[iii] C. Catharina van de Grafi, “Papieren knipwerk”, Historia, 2 (1946), p. 147-148.
[iv] Katlijne van der Stighelen, Anna Maria van Schurman (1607-1678)(…), Leuven 1987, p.226 en p.276 (11.5.16). Overgenomen door C. Boogaard, De Schaar-Minerva Johanna Koerten (1650-1715) en de waardering voor “de papieren snykonst“, Utrecht 1989 (scriptie), p.26.
[v] Henk van Ark, “Maria Sibylla Merian”, De KoertenKoerier, 1 (2017), [p.3-9].
[vi] Katlijne van der Stighelen (1987), o.c., p.276 (II.5.16).
[vii] Van der Stighelen (1987), o.c., p.278 (II.A.1), gebaseerd op: E.W. Moes, “De inventaris van den inboedel nagelaten door Dirck Alewijn”, Jaarboek Amstelodamum, 9 (1911) p. 42 en J.H. Scholten, “Dertig jaar Zes-onderzoek in Nederland”, Jaarboek Amstelodamum, 41(1947), p. 105.
Afbeeldingen van Wiki Commons en Rijksstudio.
Door Henk van Ark, dit artikel verscheen eerder in de Koertenkoerier, najaar 2018.
Uitgave van Stichting W.Tj. Lever.