Bladwijzers voor veel gebruikte boeken zijn er in allerlei soorten. In Bijbelse en kerkboeken vind je pauwenveren en kalenderblaadjes, foto’s en enveloppen uit de oude doos, borduursels en knipsels. Wie legde ze in zo’n eerbiedwaardige bijbel met zilverbeslag? En wie knipte die eenvoudige, maar vrolijk gekleurde knipprentjes, die bij nog zoveel mensen in Zeeland te vinden zijn?
Vertel eens iets over iemand van wie je bijna niets weet. Die opdracht stelde Hil Bottema zichzelf omstreeks 1965, omdat zij gecharmeerd was geraakt van de kleurrijke knipprenten van Jan de Prentenknipper. Ze was Volkskunstdeskundige in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem en interesseerde zich voor volkscultuur. Die Jan leefde in de vorige eeuw en verschool zich achter zijn bijnaam; daardoor was de enige mogelijkheid iets meer van hem te weten te komen, om Zeeuwen te vragen naar overgeleverde verhalen van vroeger. Op grond daarvan schreef ze een boeiend artikel in het tijdschrift Antiek en ze werkte mee aan een tentoonstelling van zijn prenten in Wemeldinge. Daar hingen ze te pronk, onder andere voor Koningin Juliana, de huwelijksprenten, hofstedeprenten en kerkboekprentjes in de meest heldere kleuren. Wat boeiend toch, dat van die man niets bekend was dan zijn werk en een paar flarden van overlevering. Het zou vast interessant zijn om zijn werk en zijn leven te kunnen vergelijken.
Hil Bottema overleed vrij plotseling in 1968 en niemand had meer de moed om verder te zoeken. Toen wij ons boekje Schaarkunst schreven, konden we gebruik maken van haar aantekeningen en we deden opnieuw een poging om de achternaam van Jan te achterhalen. Zo kwamen we bij de naam J.G. den Boer, maar het was fout, dus weer een dood spoor.
In 1985 deed iemand de gouden vondst: in een weekblaadje uit Goes stond in 1870 een artikeltje, waarin de redacteur even stil stond bij het overlijden van Jan de Prentenknipper, die toen al bijna niemand kende als Jan Huiszoon.
Daarna was het hek van de dam: koortsachtig werd er gezocht in het gemeentearchief van Goes naar sporen van Jan. Wij schreven in de Knip-Pers van 1986 een stukje daarover.
In de Burgerlijke stand moest te vinden zijn of hij getrouwd was en kinderen had gekregen. Hadden die kinderen weer kinderen en bestaan er nog nakomelingen? In het Bevolkingsregister staat precies wie waar woonde en hoe lang; zo moest boven water komen of hij op zijn oude dag in het Oudelieden huis had gewoond, zoals een overlevering zei. Was hij misschien een gesjeesde dominee geweest, omdat hij zoveel Bijbelprentjes heeft gemaakt? Bij welke kerk hoorde hij en kon hij leven van zijn prenten, of moest hij zijn hand ophouden?
Maar we werden pas echt enthousiast tijdens de veiling van de Levercollectie: toen het laatste stuk van Jan was geveild stond er plotseling iemand op en verliet de zaal. Die man móest wel een speciale interesse voor Jan hebben en dat bleek inderdaad: hij was ook een Huiszoon, die familieonderzoek deed en heel veel over Jan in de archieven gevonden had. We hebben toen onze gegevens uitgewisseld en daar kwam het hele leven van Jan naar voren. Een leven van moeite en zorgen, van geboorte en dood, van zwerven over landwegen en dijken als negotiant of marskramer, van boerderij naar boerderij, hopend op een maal en een slaapplaats in het hooi in ruil voor een prentje. Een leven van schuld en boete, maar ook van hoop en vertrouwen, van kleuren en mooie dromen En we zijn opnieuw op zoek gegaan naar zijn prenten, die nog bij de mensen in Zeeland bewaard worden, tientallen, honderden en het moeten er duizenden zijn geweest! Ruim 150 mensen hebben ons bericht dat ze prenten hadden en ze beantwoordden onze vragen over hun voorouders, die de prenten ooit gekocht hadden. We zijn bij zo’n 80 bezitters op bezoek geweest, en elke keer was het weer boeiend om met ze te praten, de familie aantekeningen in de oude bijbels na te lezen en te vertellen over hun bezit. Wat een verrassingen leverde dat op; prachtstukken hebben we mogen zien, maar ook hoopjes ellende. Enkele prenten hebben we mogen restaureren en dan werden ze weer trots op de schouw gehangen. Driehonderd dia’s hebben we intussen gemaakt.
Het moest een boek worden, een prentenboek van Jan en we hebben een uitgever gevonden, die ermee in zee wil. Natuurlijk is een boek vol kleurenplaten niet zo goedkoop en we zijn een actie begonnen om sponsors te werven. Het bestuur van onze vereniging was een van de eerste donoren: dat was voor ons een stimulans om door te zetten en nu het lijkt te lukken, is het spannend om te ervaren of we er veel mensen een plezier mee zullen doen. Volgens planning zal het boek deze zomer uit komen, tegelijkertijd met twee tentoonstellingen, één in het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland te Goes en een andere in het streekmuseum De Meestoof te Sint-Annaland op Tholen. Volgend jaar zal het Bijbels Museum in Amsterdam aandacht aan de Bijbelse prenten van Jan wijden.Het Is wel een beetje vreemd om op deze manier een vooraankondiging van ons eigen werk te doen; waar het hart vol van is, daar loopt de pen van over! We willen hierdoor graag het bestuur bedanken voor haar vertrouwen en steun.
Joke en Jan Peter Verhave