Betje Bekker was een beetje ondeugend geweest. Ze had al eens een knipseltje gemaakt voor het zoontje van de burgemeester van Vlissingen, maar dat was onschuldig: zij was in 1750 twaalf jaar oud en hij zes (Geknipt!, afb. 166). Maar als twintigjarige had ze het aangelegd met een matroos in Vlissingen. Om de schande te verdoezelen stemde ze hals over kop in om te trouwen met een weduwnaar, dominee Adriaan Wolff, die meer dan twee keer zo oud was als zij. Voordat ze elkaar voor ’t eerst zouden ontmoeten had Wolff zijn silhouet gestuurd, waarop Betje ‘een afbeeldsel van haer welgemaekt wezen’ had teruggestuurd. En zo is ze de geschiedenis ingegaan, als Elisabeth Wolff, wonend in de pastorie van Midden-Beemster. Daar was voor de onstuimige en vrijzinnige domineesvrouw weinig te beleven. In 1776 kwam ze in contact met de suikerraffinadeur Jan Everhard Grave en zijn gezin, aan de Lauriersgracht in Amsterdam. Aan deze amateurdichter ‘Graafje’ zou ze de vriendschap met Aagje Deken danken. Maar eerst iets over het gezin Grave, want in het Nederlands Openluchtmuseum wordt een albumpje bewaard met een 30-tal knipsels en we vroegen ons af of Betje daarmee in verband gebracht kon worden.
Jan (Joan) Everhard Grave en zijn vrouw Maria Elisabeth waren iets ouder dan Betje; ze trouwden in 1753 en kregen zeven kinderen. Het gezin en de voorgaande geslachten Grave, hoorden tot de Lutherse kerk. Grave gaf in 1776 een proeve uit van een nieuwe Psalmberijming, maar die heeft nooit ingang gevonden. Hij was ook een van de oprichters van het kunstgenootschap Felix Meritis. Maar komt die kunstzinnigheid ook naar voren in het album? Laten we eens een paar voorbeelden geven (we verwijzen voor verschillende afbeeldingen naar ons boek Geknipt!)
In de eerste plaats is er een aantal knipsels uit stevig papier, met harten, bloemenranden en namen van Johan Grave, Sara Grave, AMG en nog andere. Verder zijn er de bekende tafereeltjes van koffie of thee drinkende echtpaartjes in een theekoepel, gevleugelde Amortjes met een jachthoorn en tuiltjes bloemen (Geknipt!, afb. 82 en 130). Ook is er een Jacobsladder die tot in de wolken reikt (afb 1). De meeste zijn tamelijk eenvoudig, maar enkele zijn meer uitgewerkt, onder meer een wandelende dame met een hondje (afb 2); dat verraadt een geoefende kniphand.
We weten niet wie ze maakte en wanneer precies. Gezien het verschil in stijl kunnen knipsels van meerdere leden van de familie in het album verzameld zijn, maar het kan ook zijn dat een van hen ze heeft gemaakt over een langere tijd, waarmee de artistieke ontwikkeling te volgen is.
Jan Everhards twintig jaar jongere zusje Johanna maakte deel uit van zijn gezin. Voor haar is er in het album een knipsel met het jaar 1774 (afb 3); ze was in dat jaar 25 geworden. ‘Hansje’, zoals ze genoemd werd, was voor Betje Wolff heel aantrekkelijk, ‘engelachtig’ zelfs. De vraag is: knipte er iemand in het gezin van JE? Daarvoor moest heel wat genealogisch spitwerk verricht worden en het resultaat is negatief. Maar er zijn wel andere aanwijzingen. Johanna trouwde met Jan Pollack en zij kregen een dochter Susanna Elisabeth in 1784.
Voor SEP zijn twee knipseltjes in het album bewaard, een daarvan toen ze 2 jaar was, dus in 1786 en een toen ze 5 was. Vanwege de kinderlijke stijl zouden ze door een ouder zusje of broertje kunnen zijn gemaakt. Met dezelfde versieringen is er ook een voor JP (de vader) en voor CG (grootvader of oom/tante).
Een knipsel, door iemand anders gemaakt voor Mejuffrouw Johanna Grave is een plaatsaanduiding voor een familiediner (een veelvoorkomend gebruik in die tijd).
Jan Everhard had geen dochter Sara, maar zijn één jaar jongere zus heette wel zo (in 1730 geboren). Daarmee zitten we dus in de voorgaande generatie, namelijk die van de ouders Cornelis Grave en Haesje van Rijn, met 13 kinderen, van wie er zes overleefden.
Maar er is ook een knipsel met de initialen AMG. Geen van de kinderen van Cornelis en Haesje heette zo. Daarvoor moeten we naar een broer van Cornelis, Lourens Grave, getrouwd met zijn nicht (van moederskant), Anna Keerwolf. Zij hadden vier kinderen, onder wie Anna Maria (1745) en Sara (1747). Voor wie van de twee nichtjes Sara Grave het knipsel is gemaakt, weten we niet (Geknipt!, afb. 155). Het knipsel AMG komt sterk overeen met dat voor Johanna uit 1774 (afb 4). Het album Grave is een van de vele aanwijzingen dat papierknippen in de achttiende eeuw een veel beoefende activiteit was.
Terug naar Betje Wolff. Zij was gewaagd aan haar gastheer Jan Everhard Grave en ze lazen elkaars rijmwerk. Maar er ontspint zich ook een relatie met Aagje Deken, en Grave speelt een beetje de koppelaar. Als dan Betjes goede oude dominee overlijdt in 1777 trekt Aagje bij Betje in en zo ontstaat het schrijversduo. In hun boeken zijn verschillende verwijzingen naar knipwerk te vinden, o.a. naar silhouetten. In 1782 lieten beide vriendinnen hun profielen trekken door dominee Matthias van Geuns (Geknipt!, afb 145).
In het Museum Betje Wolff te Midden-Beemster wordt een mooie verzameling oud knipwerk bewaard en nog steeds is Noord-Holland het kloppend hart van de Nederlandse Papierknipkunst.
Joke en Jan Peter Verhave