Op nieuwe wijs naar oude trant, Papyria 4

Vanaf december 1952 publiceert het tijdschrift Vrouwenpost [1] een door Wiecher Lever verzorgde knipcursus. De serie bestaat uit de onderwerpen Kerstranden (I), Poppetjes. knippen (II), Nogmaals poppetjes knippen (III), Paasmotieven (IV), Kastrandjes (V) en Taartranden (VI) (afb. 1-6). Het biedt Lever de gelegenheid eenvoudige knipkunstoefeningen te presenteren voor een relatief groot publiek. Dat is wat Lever graag wilde: mensen stimuleren met het kunstige papierknippen aan de slag te gaan aan de hand van eenvoudige, voor de beginner haalbare voorbeelden.

Al in juni 1947 maakt Line Huizenga-Onnekes in haar baanbrekende artikel over “Knipsels en Schaduwbeelden” daar een opmerking over: “Lever koestert altijd nog de illusie om een kleine handleiding te schrijven, want hij heeft een bepaalde methode om het anderen te leren” [2].

afb. 7

Een eerste aanzet van de knipper volgt al in het julinummer van Hobby. Lever schrijft daarin over “Knipsels en hun vervaardiging” (afb. 7). Daarna verschijnt nog “Knipprenten als Volkskunst” (augustus 1947) (afb. 8).

afb. 8

Maar het zijn korte stukken, van een echte handleiding papierknippen is nog geen sprake. Die verschijnt pas in 1952 [3] onder de titel “Op nieuwe wijs, naar oude trant”. Dat het nog zo lang heeft geduurd voordat die brochure uitkwam is wel te verklaren. In de eerste plaats was Lever druk met de voorbereiding van een professionele loopbaan als papierknipper. Hij gaf demonstraties, maakte knipwerk, verzamelde en leerde zich portretknippen. En hij had Huizenga in 1948 voorgesteld een uitgave (“werkje”) over knipkunst te maken waarbij zij het historisch gedeelte zou kunnen verzorgen en hij de techniek voor zijn rekening zou nemen [4]. Een eigen uitgave was op dat moment daarom niet aan de orde. Maar het werd Lever al spoedig duidelijk dat het moeilijk zou worden zo’n werkje te realiseren, hoewel in een artikel in Trouw (5 juni 1952) nog wordt opgetekend: “Wiecher Lever is thans bezig aan het samenstellen van een boek, in collaberatie met mevr. E. J. Huizenga-Onnekes”[5]. Hoewel de relatie tussen Lever en Huizenga goed blijft besluit Huizenga alleen met het boek, dat als titel “Juweeltjes van Knipkunst” krijgt en helaas nooit uit zou komen, verder te gaan en Lever publiceert zijn knipkunst handleiding en gaat verder zijn eigen weg. Toch is zijn brochure niet alleen bedoeld als poging tot stimuleren voor het (weer) beoefenen van de knipkunst, ook moet “Op nieuwe wijs, naar oude trant” een tegenwicht bieden tegen de door hem veronderstelde propaganda van de artistiek leidster van het Nederlands Openluchtmuseum, Hil Bottema [6], die in zijn ogen volstrekt foute opvattingen over knipkunst als volkskunst heeft.

In het Voorwoord van “Op nieuwe wijs, naar oude trant” schrijft Lever: “Een artikel in April 1946 in het Nieuwsblad van het Noorden over mijn werk, deed de belangstelling voor de oude knipkunst opnieuw herleven. Na in 1946 en ‘47 in het Nederlands Openlucht Museum gedemonstreerd te hebben werden lezingen, zowel in binnen- als buitenland gehouden, gelijk ik ook van diverse musea bestelling mocht ontvangen. De steeds weer gestelde vraag “Geeft u ook les”, deed mij besluiten een leerplan op te stellen. Nadat deze eerst hoofdstuksgewijze in het maandblad “Handig bekeken” [7] werd afgedrukt, wordt zij U thans met dezen aangeboden. Hopende dat ze een goed onthaal mag vinden”.

Zijn leerplan, dat dus al in delen was gepubliceerd, bestaat uit vijf hoofdstukken. Het begint met “Om kinderen bezig te houden en zelf routine te verwerven”, gevolgd door “Ontwikkel uw fantasie!”, “Hartvorm in de knipkunst”, “Vrije Vormgeving”en “De antieke rand”. Het omslag van Levers brochure toont een knipsel dat kenmerkend is voor het werk van de knipkunstenaar eind jaren veertig en de eerste helft van de jaren vijftig. Het is een vaas met kamperfoeliebloemen gevat in een medaillon met de tekst “Kennis zij macht, de liefde is kracht”. Dit geheel is omgeven door een rechthoek die met verschillende landschapselementen aan het medaillon is verbonden. Daar omheen weer een rechthoek die gevuld is met lathyrusbloemen. Dit knipsel is ook afgebeeld bij artikelen over de expositie “Vier eeuwen knipkunst” die in het begin van 1953 in de “skouromte” van de F.A.F. in Leeuwarden werd gehouden [8].

Heel andere knipsels zijn afgebeeld op de envelop van de lesmap die Wiecher Lever in 1973 laat verschijnen. Het zijn afbeeldingen die volledig aansluiten bij de zogenaamde “nostalgische trend” waar Lever met groot succes op in wist te spelen [9]. De titel van het leerplan is nog steeds “Op nieuwe wijs, naar oude trant,” maar er is nu sprake van de ondertitel “Spelend knippen”. Aansluitend bij Levers opvatting dat je het knippen toch vooral moet leren door veel te oefenen, liefst op een spelende manier is het tekstblad zeer summier gehouden. De tekst sluit aan bij vier voorbeeldbladen die als onderwerp hebben: 1) Poppetjes knippen, 2) Kleedjes knippen, 3) Allerlei suggesties en 4) bloemen naar de natuur en silhouetten knippen. Deze lesmap was zeer gewild en kende uiteindelijk 13 drukken.

Door Henk van Ark

Noten
afkortingen
Van Ark, Henk van Ark, Wiecher Tjeert Lever (1917-1981). Een kunstenaarsleven in knipsels, Rasquert 2008/2010.

    1. “Vrouwenpost” is de voortzetting (1943) van “Christelijk Vrouwenleven” (1917),Het blad werd samengevoegd in 1958 met het eveneens christelijke tijdschrijft “Moeder” (met bijdragen van W. G. van de Hulst). In 1961 gaat het geheel op in het nieuwe damesblad “Prinses”.
    2. E. J. Huizenga-Onnekes, “Over knipsels en Schaduwbeelden”, Hobby, nr.9, p.170.
    3. In Van Ark is als onjuist jaar 1953 (p. 22 en p. 56) vermeld.
    4. Van Ark, p. 51.
    5. idem, p. 22.
    6. Citaat van Lever: “Mijn leerboekje is mede bedoeld om het werk van het Openluchtmuseum en haar propaganda die ook enigszins hol is, in bedwang te houden.” in: Van Ark, p. 55.
    7. “Handig bekeken” is een hobbyblad dat vanaf juli 1948 is verschenen.
    8. Van Ark, p. 22, 24 en 42.
    9. idem, p. 60.