Een vroom en vrolijk knipper, Knip-Pers 2008-3

Onlangs werd er een knipsel aangeboden op een veiling, waarin we meteen de hand van Geert Jager uit het Groningse dorp Hellum herkenden. Over deze vaardige knipper is al vrij veel bekend, maar we konden natuurlijk niet alles in ons boek Geknipt! vermelden. Daarom hier een uitgebreider verhaal.

Vlak na de oorlog, toen de papierknipper Wiecher Tjeert Lever als vertegenwoordiger rondreisde, informeerde hij her en der naar knippers en oud knipwerk. Zo kwam hij op het spoor van Geert Jager. Een weduwe Evenhuis te Slochteren bleek een knipsel van hem uit 1851 aan de wand te hebben. Haar grootvader had het van Geert gekregen toen ze samen in het militair hospitaal te Breda hadden gelegen. Geert moet er geruime tijd verpleegd zijn.

Ook ontmoette Lever Geert Jager jr, een kleinzoon van de knipper uit Siddeburen, die twee werkstukken van zijn grootvader had hangen. Verder hingen er twee ingelijst in café Doff in Ten Post. Via de kleinzoon kwam hij bij de rustend landbouwer De Koning in Hellum. Die beiden wisten allerlei bijzonderheden over de knipper te vertellen. Al die verhalen zijn door Lever op schrift gesteld en wij vonden ze in de papieren van Line Huizenga-Onnekes. Zij verwerkte die gegevens in het manuscript van haar boek over de geschiedenis van de papierknipkunst.

Geert werd geboren in 1825 te Schildwolde en overleed in 1916 op 92-jarige leeftijd. Hij was stevig en gezet, met grove handen (“klonterig” op z’n Gronings) en liep iets mank. Waarschijnlijk had hij een mankement aan zijn been uit de diensttijd overgehouden. Zelf vervaardigde hij daarvoor een zalf, die hij ook tegen kostprijs verkocht (en geen kwart cent meer, want dat zou zijn geweten bezwaard hebben), maar hij kon er zichzelf niet mee genezen…

In de zomer werkte hij bij de boer, waar hij door zijn been alleen licht werk verrichtte; bij de winterdag was hij stoelenmatter en mandenmaker. Hij woonde in de Hellumer Delden, een stuk laagland tussen Hellum en het Schildmeer. Als men de kleine woning naderde viel direct de kunstige afwatering van de tuin op. Door dijkjes en kanaaltjes had hij het water zo geleid dat het bezwaar van de lage ligging grotendeels werd opgeheven. Trad men de woning binnen, dan zag men in de eenvoudige kamer ook merkwaardige dingen. Langs de wand hingen enige klokken waarvan de houten kasten door Jager zelf gesneden waren. Onder de tafel in de lemen vloer was een zonnewijzer gekrast; de schaduw van de sponning van het raam gaf de tijd aan en zo kon hij zijn klokken op tijd zetten. Ter weerszijden van de open haard waren twee zerkjes gemetseld, waarvan in de ene 14 en in de ander 12 gebeiteld was. Het waren stenen van de oude kerktoren van Hellum uit 1214, die in Jagers tijd was afgebroken en die hij had meegenomen.

Naast zijn handvaardigheid hield Jager zich bezig met sterrenkunde en hij maakte gedichten.

Zijn knipsels getuigen van een bezonkenheid maar ook van poëtische speelsheid. Bovendien is het een diepe godsdienstigheid die in al zijn werk tot uiting komt.” Tot zover een samenvatting van Wiecher Tjeert Levers bevindingen, die daarover ook een artikel schreef in de Nieuwe Provinciale Groninger Courant.

Via internet (Google en Genlias) hebben wij nog wat meer gegevens over Geert Jager en degenen voor wie hij zijn knipsels gemaakt heeft, kunnen verzamelen. We laten acht knipsels de revue passeren. Geert is op 16 mei 1825 geboren als zoon van Reinder Geerts Jager en Elsien Holhuis en hij overleed op 2 jan. 1917 in Hellum, 91 jaar oud. Hij trouwde op 21 mei 1856 te Slochteren met Wypke Jurjens Janssens (1828-1902) die ook in Hellum was geboren en weduwe was van Roelf van der Veen. In acten van 1893 en 1895 worden Geert en Wypke dagloner en dagloonster of dagloonersche genoemd. Het echtpaar kreeg negen kinderen van wie er (minstens) vijf als baby of op kleuterleeftijd overleden.

Omstreeks 1860 woonde het gezin korte tijd in Hellum op de boerderij aan de Hoofdweg 170  en ze verhuisden daarna naar de Hellumer Delden. Hun opvolgers waren Wybe Abrahams Mulder en Jeltje Luitjens de Vrede. Zij waren landbouwers, afkomstig van Veendam en kochten de boerderij met 42  ha voor f 12100. Voor hen maakte Geert in 1863 een knipsel  waarop ze staan met twee kinderen, hun zoontje Abraham van drie jaar en het baby’tje Elsina Henderika (afb. 1, het stuk van de veiling). In de rand knipte hij een tekst uit Psalm 37 vers 2 (Geert  maakte hier een foutje, het was vers 3-4). In de boog boven het gezin staat een tekst uit Spreuken 10 vers 22. Het leven van Wybe en Jeltje bleef niet zo gezegend als de tekst wil doen geloven. Er werden nog tien kinderen geboren, van wie er naast de twee oudsten maar drie overleefden. In 1874 verkochten ze (waarschijnlijk na veel zwoegen) hun bezit en vertrokken weer naar Veendam. Daar werd nog hun dertiende kind geboren dat gelukkig bleef leven.

afb. 1, Geert Jager, Abrahams Mulder en Jeltje Luitjens de Vrede, 1863

In 1850 en 1851 maakte Geert twee knipsels voor Albert Dreise die leefde van 1824-1904 (afb. 2) en zijn bruid Jantje Willems Reinders, geb. 15 jan. 1821 (afb. 103 in Geknipt!). Zij woonden in Schildwolde, dus vlak bij Hellum. Albert kreeg als tekst mee “Dat ’s Heeren zegen op u daal”, een Psalmvers (134) dat vaak bij huwelijken werd gezongen. De gekroonde cirkel heeft de tekst uit Psalm 100: DIENT den Heer met blijdschap…en de boogtekst is uit Spreuken 10 vers 9. In de randtekst voor Jantje staat Psalm 19 vers 4 en in de boog Psalm 100 vers 2. In de bekroonde cirkel heeft Geert het offer van Abraham afgebeeld, met als tekst Spreuken 14 vers 26. In beide knipsels is Vrouwe Justitia afgebeeld, met weegschaal en zwaard. Beide knipsels zijn vererfd via Alberts dochter Jacobje Dreise, die trouwde met Willem Doff te Ten Boer; na diens overlijden in 1900 hertrouwde ze met haar zwager Freerk Doff. Willem en Freerk waren “ververs” (schilders). Een zoon van Jacobje had later een café in Ten Post (gem. Ten Boer) dat bekend stond als café Doff. Daar hingen beide knipsels zoals Lever ze heeft gezien.

afb. 2, Geert Jager, Albert Dreise en Jantje Willems Reinders, 1851

Veel later, in 1871 kreeg Geert de opdracht om een knipsel te maken voor de gouden bruiloft van de ouders van Albert, Johannes Frederiks Dreise en Jantje Steernberg te Schildwolde (afb. 99 in Geknipt!). Het echtpaar staat hand in hand onder een papieren kroon en op een trap zijn de elf kinderen uitgebeeld, elk met het attribuut van zijn of haar beroep of bezigheid. De randtekst uit Psalm 127 gaat over de kinderzegen. Inderdaad zijn in dit gezin alle kinderen: Frederik, Albert, Grietje, Lauwrens, Jacob, Hilko, Harm, Evert, Johannes, Anje en Klaas volwassen geworden, een bijzonderheid in die tijd. De ouders van Johannes kwamen uit het Duitse Saxen-Gotha en waren molenmakers. Johannes oefende hetzelfde beroep uit in Schildwolde en ook enkele zoons en kleinzoons zetten die traditie voort en waren tegelijk timmerman of molenaar.

In 1851 had Geert nog een knipsel gemaakt, voor Jelte J. Laninga (afb 78 in Geknipt!). Hij was de vriend uit zijn diensttijd (geb. 24 okt. 1813). Waarschijnlijk was hij schoenmaker en trouwde met Grietje Remkes Dekker, geboren te Hellum. Verder hebben we over hem niet veel gegevens kunnen vinden. Het stuk draagt geen randschrift, alleen een tekst uit Psalm 25 in de boog, waaraan een gordijn met ringetjes is opgehangen. De zeven deugden zijn afgebeeld: Matigheid, Sterkte, Wijsheid, Gerechtigheid, Liefde, Hoop en Geloof.

In 1886 maakte Geert een knipsel voor hemzelf en zijn vrouw Wypke ter gelegenheid van hun dertigste huwelijksverjaardag (afb. 3). Er spreekt dankbaarheid uit, ondanks hun eenvoudige leven en het verdriet dat ze hebben gehad over de vijf kinderen die vroeg overleden. In de cirkel de bekende tekst uit Psalm 103, vers 2 “LOOF de Heere mijn ziel en vergeet geene van zijne weldaden”. Per ongeluk knipte hij Ps. 303, 2. In de cirkel een man die een vrucht plukt; verder is de opzet gelijk aan zijn stuk voor Albert Dreise. Het was in de tijd van Lever in bezit van kleinzoon Geert, evenals het volgende knipsel.

afb. 3, Geert Jager, 30jarig Huwelijk Geert Jager en Wypke Jurjens

Geert jr. was een zoon van Jurjen Geerts Jager en Annechien Jansema, die trouwden in 1893 en voor wie de oude Geert in 1897 nog een knipsel maakte (afb. 4). Lever heeft dit nageknipt en hij schreef: “Het is of [de knipper] er zijn ganse overtuiging in legt. Of hij in zijn eenvoudige afbeelding van Mozes en Christus met verwijzing naar Joh. 1:17 ‘Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen’, wil wijzen naar de kern van het geloof. Of hij zijn  kinderen een toevlucht wil wijzen door de woorden ‘De naam des Heeren is een sterke toren Sp[reuken] 18’ en hen op hun plicht wil wijzen door het randschrift, met de woorden van Ps 37:2.”

afb. 4, Geert Jager, Jurjen Geerts Jager en Annechien Jansema, 1897

Al in 1892 had Geert een knipsel gemaakt voor Jans F. Zuur en Aafke Harms Kuipers. Zij waren in 1889 getrouwd en woonden in het nabije Harkstede, gem Slochteren. Jans was dienstknecht, dagloner en landbouwer, Aafke was dagloonersche. Ook daar had hij Mozes en Jezus afgebeeld, onder twee bogen, met de Spreukentekst “In de vreeze des Heeren is een sterk vertrouwen”; voor der andtekst gebruikte hij weer Psalm 37. Geert verwerkte zijn initialen GJ in de middelste pilaar. Bovenin staan Geloof, Hoop en Liefde afgebeeld.

In de bijna vijftig jaar dat Geert zijn knipsels maakte, zien we steeds eenzelfde opzet met een randspreuk en een boog met nog een tekst. Waar hij als jong vrijgezel de kunstzinnige inspiratie vandaan had, valt niet na te gaan, mogelijk vanuit zijn tijd als militair of in de ziekenbarak. Behalve dat hij de Bijbel kende, moet Geert ook in de Christelijke afbeeldingen thuis zijn geraakt. Hij kende bijvoorbeeld de zeven christelijke deugden die hij -zoals gebruikelijk- als vrouwenfiguren afbeeldde; hij moet dus veel gelezen hebben of plaatjes gekeken. Mozes is op de klassieke manier weergegeven: zijn gezicht straalde, toen hij met de wetstafels van de berg kwam. In verschillende stukken verwerkte hij in de hoeken harten, versierd met sterren (het lijken een soort vliegers). Line Huizenga vond dat het werk van Geert volkskunst was van de goede soort, maar ietwat zwaar en somber van levensernst: het luchtige, fijne en vrolijke ontbrak volgens haar. Lever was rechtzinniger in zijn geloof en stond wat dat betreft dichter bij Geert dan Line. Als wij Geerts keuze van bijbelteksten op ons in laten werken, stellen we vast dat hij toch vooral blije en moedgevende wensen meegaf in zijn werkstukken.

Lever bespeurde een overeenkomst met de knipsels van een tijdgenoot van Geert, de Zeeuwse Jan de Prentenknipper. Beiden hebben ze pilaren in hun knipsels verwerkt (de tempel van Jeruzalem had twee pilaren, Jachin en Boaz genaamd) en beiden waren vrome christenen. Of Geert, net als zijn Zeeuwse collega een vergoeding kreeg voor zijn werk, weten we niet.

Wat betreft het papier dat Geert Jager gebruikte, dat was oorspronkelijk wit en gemaakt volgens het in die tijd nieuwe procédé waarbij pulp van houtvezels werd gebruikt. Nu zijn ze bruin verkleurd en bros, waardoor niet ingelijste stukken gemakkelijk verbrokkelden (zie afb. 99 in Geknipt!). De enige manier om ze voor verder verval te behoeden is, om het strokarton uit de lijst te vervangen door zuurvrij museumkarton en het knipsel zo mogelijk te ontzuren.

Hopelijk bevinden de diverse knipsels zich nog steeds bij de nakomelingen van degenen voor wie ze gemaakt zijn. Maar het is ook mogelijk dat die er weinig waarde in zien en het ter verkoop aanbieden, zoals het geval was met het knipsel van Wybe Mulder en Jeltje de Vrede dat de aanleiding was voor dit verhaal. Waarschijnlijk bestaan er nog wel meer werkstukken van Geert bij mensen wier voorouders in de gemeente Slochteren hebben gewoond.

Joke en Jan Peter Verhave