Een Schaar van Engelen, Knip-Pers 1984-2

fragment, 22 x 28 cm

Engelen zijn geen wezens, die we dagelijks om ons heen zien zweven. Met Kerst duiken ze op in het verhaal en de versiering; door het jaar heen zien we ze hoogstens in een poëziealbum. Verder zijn ze schaars; voor hemelse boodschappers hebben wij oog en oor verloren. Maar ik heb nu ervaren, dat in het . Gorkumse museum “Dit is in Bethlehem” toch een “engelenschaar” aanwezig is: de beschermengelen van het museum. Zo noemen ze zichzelf niet – geef ze eens ongelijk, het is té zweverig – ze noemen zich Beheerscommissie, maar het zijn Engelbewaarders die de Arnhemse knipsels enkele maanden op een voortreffelijke manier hebben geëxposeerd.

afb. 1, Joke Verhave, 42 x 26 cm

Twee engelen staan er op het knipsel dat ik voor het museum gemaakt heb. Toch is het een hele schaar en waar verwacht je die anders dan in Bethlehem. De oude gevel gaf mogelijkheid om er een symmetrisch hemelgewelf boven te maken en zo is het geheel toch typisch Nederlands. Overigens zal een kritische kijker opmerken dat de afgebeelde bovenaardse wezens geen engelen zijn, maar FANEN. Engelen zijn altijd als mannen afgebeeld, famen zijn de godinnen van het gerucht, zij bazuinen de naam en faam van helden uit. (afb 1)

In de 18e eeuw zien we een herleving van de belangstelling voor de Grieken en de Romeinen. Dit wordt ook tot uiting gebracht in de keuze van de onderwerpen in prent- en schilderkunst, de klassieke vazen en figuren in alle mogelijke ornamenten en ook in de knipsels. Er treedt bovendien een vermenging op van Bijbelse en klassieke onderwerpen en zo zien we cherubjes (vliegende hoofdjes) en putti (vliegende kindertjes). Als ik de Nederlandse knipprenten inschat, dan komen engelen het meest voor op liefdes- en huwelijksprenten. Vaak dragen ze de huwelijkskroon of houden ze de liefdeskoorden vast, hebben ze als Amor een bos pijlen en wel of geen vleugels [1]. Meestal zweven ze, wat verwachten we anders van engelen. Behalve in het knipsel van Jongejan [2], de Ladder Jacobs, zijn vijf engelen geknipt die op een ladder naar de hemel klimmen. Of engelen niet zouden kunnen vliegen!

Een eigenschap van engelen zou zijn GEDULD,we spreken immers van “engelengeduld”. Deze eigenschap is zeker van toepassing op papierknippers. Overigens wordt ook wel gezegd “het papier is geduldig”. Ik laat een paar knippers de revue passeren: Aan het eind van de l7de eeuw wordt Janneke Koerten beschreven als godin of schaarminerve – engelachtiger kan haast niet.

Arie ter Gant, de timmermansknecht uit Nieuwe Niedorp, een beroepsknipper, knipt heel de gelijke famen. Vrouwen, echte vrouwen met knotten in de nek. Ik denk dat hij zulke vrouwen om zich heen zag. Voor Arie, die vrijgezel was, waren dat misschien zijn prototypen van engelen (zie afbeelding bovenaan dit artikel).

afb. 2, fragment 19 x 36 cm

Jan van Zeeland daarentegen maakte van de famen stoere mannen. Volgens de verhalen was Jan van Zeeland mank of kreupel, “; vandaar misschien die potige engelen? Ook het recht beeldde hij als engel af. [6]

Uit de 18e eeuw wijs ik op H. van Winter ( afb 2) van Voorst, omdat zij veel motieven uitbeeldden uit de Klassieken, ook famen en putti. In de huwelijksstukken van David van Freney lijken de engelen wel op gevleugelde leeuwen. Het engelenhaar lijkt op leeuwemanen. [3]

afb. 3, afmetingen niet bekend

Dr. Schroeder van de Kolk – en dan zijn we al in de 19e eeuw – laat ons echte famen zien [4] Je vraagt je echter af wat ze eigenlijk uitbazuinen, ze staan er haast alleen als ornament in de rand. (afb 3)

In het algemeen gaat in de 19e eeuw de gewone man de schaar hanteren of om rond mijn thema te blijven het worden AARDSengelen.

In onze eeuw lijken de famen bijna uit gestorven en blijven de Bijbelse engelen over. Jan Visscher uit Urk beeldde onder andere de wrekende engel af, die Adam en Eva uit het Paradijs dreef. [6]

Echte voorbeelden van engelenknippers zou ik verder niet weten in de twintigste eeuw, behalve dat menigeen zich rond Kerst een engeltje knipt!

Wel vind ik het heel verheugend, dat in deze tijd een aantal mensen zich inspant of ingespannen heeft om de waarde van de papierknipkunst uit te bazuinen. Dát zijn onze Famen of reddende engelen. Elk van hen verzamelde rond zich een rei van leerlingengelen, die zich nu bijeengeschaard hebben tot onze vereniging. Allemaal met een knip voor de neus. ln heel Europa een unieke situatie en ook een vruchtbare ontwikkeling. Tussen haakjes, ik geloot nu dat mijn biologische opleiding tekort is geschoten: zouden engelen echt vruchtbaar kunnen zijn? (afb. 4)

afb. 4

Mocht het engelen knippen weer in zwang (!) komen, stellig zullen het dan engelinnen worden, gezien het grote aantal vrouwelijke knippers dat er nu in Nederland is. ‘t Zij vrouwelijk of mannelijk, ik hoop dat we met het knippen ook een boodschap kunnen overbrengen aan andere mensen, die het fijn vinden om iets van onze schaar te bezitten en er met plezier naar kijken.
Zo kijk ik ook nog steeds naar de oude knipsels en vang er een blijde boodschap uit op die mij steeds weer inspireert. Dat bazuin ik graag uit!

Joke. Verhave.

[1] ‘schaarkunst”, blz 24, 34, 107, 109 e.a.
[2] “Schaarkunst’, blz 105, afb. 112
[3] “Schaarkunst”, blz 89, afb. 69
[4] “Schaarkunst”, blz 15, afb. 9
[5] “Schaarkunst”, blz 108, afb. 119 en 121
[6] “Schaarkunst”, blz 21, afb 15 en ook blz 27, afb. 20