Doopsgezinden en knipkunst, Papyria 2

afb. 1, Joanna Koerten

Een afbeelding van het knipsel “De Romeinse Vrijheid, geflankeerd door portretmedallions van de eerste twaalf keizers” (ook wel “De Twaalf Keizers” genoemd) van Joanna Koerten kozen we uit voor de omslag van “Welkom in Papyria (afb. 1)”, de brochure die dit voorjaar verscheen. Niet voor niets natuurlijk, dit kunstwerk was de belangrijkste aankoop van onze stichting (1999) sinds de verwerving van een belangrijk deel van Wiecher Levers Westerborkcollectie in 1988 en het resultaat van tien jaar lang gericht verzamelen voor het Nederlands Museum van Knipkunst. Het was daarom een groot genoegen dit knipwerk terug te zien op de tentoonstelling “Gedoopt. Vijf eeuwen doopsgezinden in Nederland”, die van 23 februari t/m 15 mei 2011 in Amsterdam is gehouden. Deze prachtige expositie was er één in een rij van tentoonstellingen in de afgelopen maanden die niet expliciet over knipkunst gingen, maar waar wel (soms) veel over dit onderwerp te zien en te lezen was.

Zo was de tentoonstelling “Gedroomd papier” in Rijksmuseum Twente (6 februari-12 september 2010) waar we interessante informatie konden vinden over de betrokkenheid van schilder Herman Kruyder bij het schimmentheater van Ko Doncker rond 1911[2]. En verder: “Het leven getekend. De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch” (Stedelijk Museum Zwolle, 17 oktober 2010-9 januari 2011), een mooi vormgegeven, maar wat kleine tentoonstelling met een goed begeleidend boekje van Marjan Brouwer (“De Gouden Eeuw van Gesina ter Borch”) en een knipsel van Joanna Koerten[3]. In “Welkom in Papyria 1” besteedden we al aandacht aan de tentoonstelling “ShadowDance” in Kunsthal Kunstkade in Amersfoort (18 september 2010 t/m 9 januari 2011, verlengd t/m 6 februari)[4]. Vervolgens “Nicolaas Verkolje (1673-1746. De fluwelen hand” (Rijksmuseum Twente, Enschede, 5 februari-12 juni 2011) met nuttige informatie over Verkoljes tekeningen voor het Stamboek van Joanna Koerten[5].

En dan was er dus “Gedoopt”. Bij die tentoonstelling waren diverse publicaties verkrijgbaar, waaronder een opvallende catalogus in een cassette (afb. 2). In dat omhulsel losse kaarten met afbeeldingen van 42 doopsgezinden uit het verleden en 1 kaart met foto’s van 9 dopers uit deze tijd.

Daarbij een boekje met tijdsbalk met daarin portretten van de illustere 42 en aardige thematische onderwerpen zoals Brief van Menno Simons, Martelaarsboeken en de Menniste Hemel[6].(afb. 3) Bij de uitgekozen 42 doopsgezinden waren er vijf die op een of andere wijze met het onderwerp papierknipkunst verbonden kunnen worden: Joanna Koerten, Gesina Brit, Agnes Block, Galenus Abrahamsz. en Agatha Deken. En -in een vitrine- was een knipsel van Jan de Bleyker te bekijken.

afb. 3

Het knipsel “De Twaalf Keizers” van Joanna Koerten was naast een uitvergroting van de zwarte kunst prent van Petrus Schenk naar een schilderij van D. van der Plas (1701) opgenomen in een vitrine met daarin ook de lofdichtenuitgave uit 1736 met twee gedichten van Abraham Bogaert (“Op de Roomsche Monarchy” en “Op de XII Keizers”) over dit knipsel. Eenzelfde opstelling als in ons museum in Schoonhoven. (afb. 4)

afb. 4

Goed gekozen, want Bogaert was ook de schrijver het boek “De Roomsche: Monarchy” uit 1697, een uitgave die Koerten waarschijnlijk heeft gestimuleerd het knipsel te vervaardigen[7]. Overigens baseerde Koerten de portretten van de keizers waarschijnlijk op een uitgave van Joachim Oudaan (“Roomsche Mogentheyt. Of Naeuwkeurige Beschryving, van de Macht en Heerschappy der Oude Roomsche Keyseren (…) Alles vertoont en aengewesen uyt de oude Roomsche Medalien”) van 1670 [8].

afb. 5

De Lofdichten uitgave uit 1736 (afb. 5) is een van de twee versies van bundelingen met gedichten op de knipkunst van Koerten die, twintig jaar na haar dood, zijn uitgegeven. Het boek heeft eigenlijk twee titelbladen. Op de eerste wordt eenvoudig vermeld: GEDICHTEN,/ Uit het Stamboek van Wyle Juffrouwe JOANNA KOERTEN./ ENZ. en na een portretgravure van J.Punt (1734) een tweede blad met de tekst:
“GEDICHTEN/Op de overheerlyke Papiere Snykunst/Van Wyle MEJUFFROUWE/ JOANNA KOERTEN,/Huisvrouwe van Wylen de Heere/ADRIAAN BLOK,/ GEDRUKT NA HET ORIGINEEL STAMBOEK;/Benevens een korte schets van Haar Leven. Daaronder een gegraveerd vignet en tenslotte de vermelding “Te AMSTERDAM, /By STEEVE VAN ESVELDT, in de St.Lucie-Steegh, over ‘t /Meisjes Weeshuys 1736.” (afb. 6) Hier wordt dus goed aangegeven waarom het gaat: gedichten over Koerten en haar werk, gedrukt naar originelen (dus in handschrift) uit haar Stamboek.

afb. 6

De tweede versie van de Lofdichten dateert uit 1735 (afb 6) en is op de Amsterdamse tentoonstelling te zien met enige andere stukken die op Koerten betrekking hebben. Deze uitgave wordt in het algemeen gezien als roofdruk, die dus eerder zou zijn uitgegeven, al zijn er ook andere suggesties. Het titelblad is -waarschijnlijk niet voor niets- misleidend te noemen. De tekst luidt: “HET STAMBOEK/OP DE PAPIERE SNYKUNST/ Van Mejuffrouw/JOANNA KOERTEN,/Huisvrouw van den Heere/ADRIAAN BLOK/Bestaande in LATYNSCHE EN NEDERDUITSCHE/ GEDICHTEN/ DER VOORNAAMSTE DICHTERS. Daaronder een vignet van Punt (1734) en vervolgens de tekst: “’t AMSTERDAM,/ Voor rekening van de COMPAGNIE./ M.D.CC.XXXV.”. Het stamboek op de papiere snykunst van Koerten met gedichten der voornaamste dichters. Maar dit gedrukte boekje is helemaal niet hét Stamboek van Koerten, maar zoals de versie van 1736 terecht vermeld een bundeling van gedichten gedrukt naar originelen uit dit Stamboek. Uit de cataloguskaart van Koerten van “Gedoopt” wordt dit echter niet duidelijk.

Het Stamboek van Koerten (afb. 7) was namelijk een grote collectie waarvan we de inhoud kennen uit een beschrijving van Pieter de la Rue uit eveneens 1753. Niet alleen gedichten maakten deel uit van deze omvangrijke verzameling, maar ook handschriften van hoge personen, tekeningen van belangrijke kunstenaars en staaltjes van fraaie schrijfkunst [9]. Waarschijnlijk is dit Stamboek in het begin van Koertens loopbaan als knipster als handtekeningenboek van bezoekers begonnen om uit te groeien tot een grote collectie die na haar dood in 1715 door haar man Adriaan Blok als Stamboek werd betiteld en fors werd uitgebreid met andere bijdragen, waarvan vele gemaakt in opdracht van Blok. Een origineel geschreven gedicht uit het Stamboek was te zien in de vitrine en is ten dele afgebeeld op de cataloguskaart van Koerten (afb. 8)

afb. 8

Het gaat om werk van Koertens vriendin Anna Insma (1656-1707), dat is opgetekend door de schoonschrijver Jacobus Gadelle (afb. 9).

afb. 9

De geschreven tekst wijkt sterk af van de gedrukte tekst van dit gedicht, dat in beide Lofdichtenversies is opgenomen. Naast het gedicht van Insma was op de expositie de eerste staat van de portretprent die Jacob Houbraken maakte voor Arnolds grote uitgave over Nederlandse kunstenaars. (afb. 10)

afb. 10

Tot het Stamboek behoorde verder een lang gedicht van dichteres Gezine Brit (ca. 1669-1747), ook een van de doopsgezinde hoofdpersonen van de Amsterdamse tentoonstelling. Op haar cataloguskaart wordt terecht melding gemaakt van haar samenwerking met Arnold Houbraken, die haar herderszang “Koridon” volledig opnam in zijn lemma over Koerten in zijn “Groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen”. (afb 11 en 12)

Deze herdeszang is ook vertegenwoordigd in beide versies van de Lofdichten. Een andere hoofdfiguur van de tentoonstelling, de arts Galenus Abrahamsz. de Haan (1622-1706) (afb. 13 en 16) schreef eveneens een gedicht voor het Stamboek dat ook te vinden is in de gedrukte uitgaven van 1735 en 1736. (afb. 14)

Joanna Koerten knipte ook zijn portret (“Borststuk, met een Boek in de hand, en een vaars daar onder”) dat altijd in haar verzameling aanwezig is geweest. In 1956 bevond dit portret zich nog in een particuliere collectie in Aerdenhout [10]. (afb. 15)

afb. 15, Joanna Koerten

In nog steeds dezelfde vitrine van zaal 2 werden we vervolgens verrast door de aanwezigheid van een knipsel van ds. Jan de Bleyker (1707-1783) uit 1777 dat ook tot onze stichtings/museumcollectie heeft behoord (afb. 17). Nog steeds voorzien van het goed gesneden passepartout en strakke lijst, door Tobia Lever aangebracht. Met het effect dat alle aandacht wordt gericht op het ongewoon fraaie knip- en tekenwerk van de Alkmaarse predikant. Dit knipsel werd door ons altijd neutraal aangeduid als “Knipsel met tuinarchitectuur en vergezicht”[11] maar is op de expositie voorzien van de titel “De Hemelpoort”.

afb. 17, Jan de Bleyker

Een andere hoofdpersoon op de tentoonstelling was Agnes Block [12]. (afb 18) Zij was eerst getrouwd met zijdekoopman Hans de Wolff een neef van Vondel, met wie Agnes innig bevriend raakte. Na Wolffs dood hertrouwt zij, met de eveneens doopsgezinde zijdehandelaar Sybrand de Flines. Ter gelegenheid van dit huwelijk dichtte Vondel: “d’ Een schept zomwyl lust op het land,/daer zy bloemen zaiet en plant,/ Of de bloemgodin helpt vieren,/En het loof werk op papieren,/Uitgesneden met de schaer,/Offert op het huisaltaer:/d’Ander heeft natuur getroffen,/als hy net in zyde stoffen,/Loof en schoone bloemen weeft,/Schooner dan de lente ons geeft.”

afb. 18, Agnes Block

Dit gedicht gaat dus over Agnes’ liefde voor de botanie en over haar knipkunst, die ook aan de orde komt in het lange lofdicht “Vijverhof van Agneta Blok” van haar achterneef Gualtherus Blok (1702) (“Doch Bloemen wonderlyk in Potte te schakeren,/ Kan uwe Sny-konst in Papier, uw Schaar ons leeren’). Deze Vijverhof was een buitenplaats aan de Vecht die Agnes na 1670 liet aanleggen De schilder Jan Weenix heeft daar Agnes met haar man en twee (stief)kinderen in de tuin van de Vijverhof geportretteerd. Dit schilderij was ook op de expositie aanwezig, in het catalogusboekje wordt de buitenplaats uitvoerig getoond als voorbeeld van een optrekje in de zogenaamde “Menniste Hemel”, een reeks van vele buitenplaatsen, huizen en hofsteden waarvan de eigenaars veelal doopsgezind waren. Agnes Blok werd de Flora Batava (bloemengodin van Holland) genoemd en verwierf faam door het voor het eerst kweken van een ananas in de Republiek. (afb. 19) Haar botanische collectie liet zij vastleggen door een twintigtal kunstenaars. Helaas is tot nu toe geen knipwerk van Block bekend.

afb. 19

Agatha Deken (174 l-1804) (afb. 20) heeft waarschijnlijk zelf nooit geknipt. Haar levenspartner Betje Wolf moet dit echter wel hebben gedaan.

 

 

 

 

 

 

Er is een knipseltje bewaard gebleven dat zij als 12-jarige heeft vervaardigd voor het zoontje van de burgemeester van Vlissingen (afb. 21).

afb. 21, Betje Wolff

Ook zou zij enige prikwerkjes hebben gemaakt. Aagje en Betje zijn geportretteerd in silhouet door de doopsgezinde predikant Matthias Jansz. van Geuns (1758-1839) die meer dan vierhonderd profielportretten van in hoofdzaak doopsgezinden knipte in de plaatsen waar hij voorganger was en verder professoren, studiegenoten en familieleden[14]. (afb. 22)

afb. 22, Matthias Jansz. Geuns

Hoewel in het bezoekersboek bij de tentoonstelling zoals gebruikelijk enige negatieve opmerkingen zijn genoteerd (bv. zwakke verlichting, niet zo leesbare tekstbordjes in de vitrines en een met altijd gelukkige opstelling van voorwerpen in de vitrinekastjes bij de hoofdpersonen) kan “Gedoopt” toch gezien worden als een zeer geslaagde expositie met een mooie keuze uit de rijke geschiedenis van de doopsgezinden in Nederland. Wat wel ontbrak, en dat is vreemd bij een tentoonstelling waarvoor zoveel werk moet zijn verricht, is een goede, beredeneerde catalogus met daarin, genummerd opgenomen alle in de expositie getoonde voorwerpen. Ieder catalogusnummer voorzien van een verantwoording van de geraadpleegde literatuur en/of archiefstukken. Hoe het ook kan bleek bij de tentoonstelling over Nicolaas Verkolje in Enschede waarbij niet alleen een goede catalogus verscheen, maar bezoekers ook een gratis gidsje mee konden nemen met prima beschrijvingen bij de catalogusnummers.

Voor verder onderzoek is dat geen goede stimulans, hoewel het ons niet zal weerhouden onder andere bezig te blijven met knipkunst en knipkunstenaars in de l7de en begin 18de eeuw. Het artikel over de reis van Zacharias von Uffenbach en zijn knipkunstcontacten in 1710/11 in deze “Welkom in Papyria” laat dat al zien.

Door Henk van Ark

Noten
gebruikte afkortingen

Geknipt!, Joke en Jan Peter Verhave, Geknipt! Geschiedenis van de papierknipkunst
in Nederland
, Zutphen 2008.
Nieuwsbrief Nieuwsbrief van de stichting W. Tj.Lever en het Nederlands Museum vanKnipkunst (1988-2008).
Papyria, Welkom in Papyria (1),
Rasquert 2011.

  1. Henk van Ark, “Een knipsel van Koerten voor de museumcollectie”, Nieuwsbrief, jrg.12, nr. 3 (september 1999), [p. 3-4] Deze aankoop was aanleiding voor een speciaal Joanna Koerten nummer van de Nieuwsbrief (jrg.13, nr.4, december 2000). Het knipsel behoort nu tot de collectie van het Westfries Museum.
    2. Ton Geerts, Catalogus Gedroomd Papier, tekeningen en grafiek 1850-1935, Enschede 2010.
    3. Henk van Ark, “Knipwerk in albums voor 1700”, Papyria, p. 33-35.
    4. Henk van Ark, “Schaduwdans, maar liever niet zo Nederlands”, Papyria, p. 4l-47.
    5. Paul Knolle, Everhard Korthals Altes, Nicolaas Verkolje 1673-1746. De fluwelen
    hand
    , Zwolle 2011.
    6. Klaas van der Hoek e.a., Gedoopt. Vijf eeuwen doopsgezinden in Nederland, (Amsterdam 2011). Verkrijgbaar bij de expositie waren verder: Gedoopt! Doopsgezinde Bijdragen, nieuwe reeks, nummer 35/36, Amsterdam 2010; Piet Visser, Sporen van Menno, het veranderde beeld van Menno Simons en de Nederlandse mennisten, Krommenie 1996; Menno.(Uitgave ter gelegenheid van het jubileumjaar 2011 van de doopsgezinde geloofsgemeenschap), Zoetermeer 2011.
    7. Henk van Ark, “Nieuwe Museumaanwinsten”, Nieuwsbrief, jrg. 16, nr.3 (september 2003), [p.3-4]
    8. Henk van Ark, “De Romeinse Vrijheid van Joanna Koerten”, Nieuwsbrief, jrg.13, nr.4 (december 2000), [p. 7-11].
    9. Henk van Ark, “Het Stamboek van Koerten”, Nieuwsbrief jrg.13, nr.4 (december 2000) (p.11-14).
    10. H.W.Meihuizen, “Een verloren gewaand portret”, Algemeen Doopsgezind Weekblad jrg.11, nr.28 (1956), p.5.
    11. Atty Broer, Jan de Bleyker (1707-1783), Predikant & Papierknipper, [Schoonhoven] 2001, [p. 13-14], Geknipt!, Lexicon, p. 173-174.
    12. Atty Broer, “Portretten van Knipkunstenaars (1), Nieuwsbrief jrg. 18, nr. 1 (maart 2005), [p.6-10]; Nieuwsbrief jrg.18, nr.2 (juni 2005), [p.3-4]; Geknipt!, Lexicon, p. 174.
    13. Henk van Ark, “Zeeuws Knipwerk: Knip- en prikwerk van Betje Wolf’, Nieuwsbrief jrg.5, nr.2 (juni 1992), [p. 6-7] “Nogmaals, het prikwerk van Betje Wolf’, Nieuwsbrief jrg.5, nr.4 (december 1992), [p.8]; Geknipt!, Lexicon, p.202.
    14. Geknipt!, Lexicon, p. 178.