Vignetten van Jan Goeree, KoertenKoerier 11

Enige tijd geleden kon een nieuwe aanwinst van de Collection Custodia in Parijs worden toegeschreven aan Jan Goeree (1670-1731). Het is een roodkrijt, in grijs gewassen, pentekening die als opschrift middenonder “GEEN DAG SONDER TREK”, in bruine inkt geschreven, heeft.

De voorstelling is een afbeelding van twee kunstenaars aan het werk in een atelier met rechts op de achtergrond een doorkijk naar buiten, waarop lopende figuren en een gebouw te zien zijn. Op de voorgrond, links-midden-rechts voor een palet, verfwrijver, banderol, schilderspalet en andere attributen zijn afgebeeld met in het midden een jonge figuur, die toekijk hoe de schilders aan het werk zijn. Deze mooie tekening zal ongetwijfeld behoord hebben tot het Stamboek van Koerten. Daarin kwamen verschillende werken op papier van Goeree voor. Wel bekend daarvan zijn de fraai uitgewerkte tekening die hij in 1708 maakte voor het handtekeningenboek van Koerten.

Ook intrigerend is het vignet bij een gedicht van Vollenhoven met het opschrift “UIT KLEINE ARBEIT GROTE ROEM”.
Beide tekeningen zijn besproken in een van de nummers van “Welkom in Papyria”. De vignetten die Goeree tekende lijken geen enkele verwijzing naar schaarkunst te bevatten. Ze handelen over kunst, de bewondering die zij oogste en de arbeid die zij kostte. Toch is een verwijzing naar het fijne knipwerk van Joanna vaak wel degelijk aanwezig, zoals blijkt uit de afbeelding van een kabinet met insectenverzamelaars die het resultaat van hun studie aangekondigd kregen met het opschrift “UIT KLEINE ARBEIT GROTE ROEM”.

Een mooi ander voorbeeld van zo’n vignet is aanwezig in de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel. De tekening is met penseel gemaakt in bruin en grijs gewassen inkt en zou een illustratie kunnen zijn bij een zinspreuk of gedicht met betrekking tot Joanna Koerten. Afgebeeld is de personificatie van de Vrije Kunsten omgeven door een portret, hamer, aap, globe, korenhalm, muziekboek en banderol. Het opschrift luidt: “DE KONST WERDT IN YDER LANDT GEVOED”.

In zijn artikel bespreekt Te Rijdt nog verschillende andere vignetten. Zo is volgens hem een getekende schilderswerkplaats vergelijkbaar met de studeerkamer van de insectenkenners. Het motto is “IK SIE’T EN STA VERBAAST” en verwijst naar de gevoelens van een bezoeker die juist met iets wonderbaarlijks is geconfronteerd.

 

 

Een ervaring die menige Koerten bezoeker moet zijn overkomen. Een andere tekening geeft twee mogelijkheden aan waardoor men in de herinnering der mensen voort zal blijven leven: “DOOR KONST OF DEN DEGEN”.

 

Te Rijdt noemt in zijn artikel ook nog drie andere, gelijkbare vignetten uit de collectie van Victor de Stuers met de opschriften: “DOOR MOEILIJKHEDEN NAAR ‘T GESTARNT”, “IK HOOP SO LANG IK LEEF” en “ARBIJD EN STAND VASTIGHEYD”.

Al deze vignetten kenmerken zich, net als de grote tekening uit 1708, in de uitvoering door een voor Goeree ongewone, op uiterlijke effecten gerichte techniek. Het is steeds een schilderachtig samenspel van bruine en grijze wassingen tussen de partijen op de voor- en achtergrond. Het zijn tekeningen als kunstwerk op zich, voor het in prent brengen was een dergelijke, zeer kunstzinnige uitvoering nauwelijks van belang.

Goeree tekende ook vignetten bij spreuken of gedichten van bezoekers die het werk van Koerten hadden bekeken, zie het vignet bij het gedicht van Vollenhoven.. In 1697 plaatsten twee Hoornse regenten, Mr. Nicolaas van Suchtelen en Sybrand Schagen op een blad hun handtekening bij hun teksten “quae rara chara“ en “niet hoeveel/maar hoe eel “.

Waarschijnlijk later tekende Goeree daar een mooi uitgewerkte afbeelding bij met de opschriften “T GEEN ZELDZAAM IS, IS DUUR” en “NIET HOE VEEL/MAAR HOE EEL”.

In de Testascatalogus is de tekening voor het handtekeningenboek te vinden onder N.71 van de Omslag, Letter C.:
De titel van het Stamboek zeer ryk van Ordonnnantie, en zeer uitvoerig met Roet en Oost Indische Inkt getekent, door Jan Goeree“.

Intrigerend is ook N.67:
“Het Portret van Keyzer Petrus de eerste, met een Ornament, door J.Goeree en een ander”.

Die Omslag C bevatte veel meer tekeningen van Goeree:
N.30: “Drie dito (=zinnebeeldige tekening), op twee Blaaden, door Jan Goeree”
N.3 1: “Een dito, door den zelven”.
N.32: “Twee dito, door den zelven”.
N.33: “Een dito, door den zelven”.
N.34: “Een dito, door den zelven”.
N.45: “Een Zinnebeeldige Teekening met Oost-Indische Inkt, door J.Goeree”
N.59: “Vier dito (=Zinnebeeldige Miniatuur Tekening), op twee bladen, met Oost-Indische
Inkt, en Roet, door Jan Goeree”
N.65: “Een Zinnebeeldige Teekening, met Oost-Indische Inkt, door J.Goeree”
N.66: “Een dito (Zirmebeeldige Teekening), door den zelven”.

Literatuur
– RKD/Artists, onder Joanna Koerten.
– Robert-Jan te Rijdt, “Jan Goeree, het stamboek van Joaima Koerten en de datering ervan”, Delineavit et Sculpsit, nr.17 (199), p.48-56.
– Henk van Ark, “Jan Goeree en Joanna Koerten”, Welkom in Papyria, nr.10 (2015), p.5S-60.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 11, voorjaar 2020.
Afbeeldingen met dank aan Collection Custodia en het Fries Museum