Op 19 december 1960 opende het Nederlands Museum van Knipkunst, een onderneming van knipper en verzamelaar Wiecher Tjeert Lever (1917-1981), zijn deuren in Westerbork, zoals veel wordt gedacht, maar in Roden, gelegen op de grens van Drenthe en Groningen. Lever kon het museum vestigen in het voorgedeelte van de Winsinghhof, de oudste boerderij van het dorp, die de gemeente voor een symbolisch bedrag had weten te verwerven met het plan daar een cultureel centrum van te maken. In de jaren vijftig woonde Wiecher Lever in Muntendam (Gr.), waar hij zijn atelier “De Meeuw” had. Sinds 1950 was hij papierknipper van beroep en gebruikte dat atelier als uitvalsbasis voor reizen door het hele land. Lever maakte knipwerk en profielportretten en verzamelde tevens antieke stukken en werk van knippers uit die tijd. Zo ontstond een collectie die zich er goed voor leende om uiteindelijk in een museum te worden ondergebracht.
In 1960 deed zich de mogelijkheid van de vestiging van zo’n museum voor in Roden en Lever maakte daarvan gebruik. In het plakboek van Lever over deze periode vinden we daarover een eerste aankondiging in een stukje in “Ons Noorden” ’van 22 augustus 1960. Na enige andere kleinere berichten, publiceert “Het Vrije Volk” op 23 september een groot artikel over het nieuwe museum in de Winsinghhof Daarna komt de publiciteit goed op gang, met als klapper een mooi stuk (3 december) in het “Nieuwsblad van het Noorden”, met foto’s van de (geënsceneerde) inrichtingswerkzaamheden, Tobia Lever die een bruidsmeisje knipt en Wiecher Lever aan het werk met een Poolse schaapscheerdersschaar; Burgemeester Bushoff van Roden opent op 19 december het museum en vanzelfsprekend knipt Lever bij die gelegenheid zijn profiel.
Ook de eerste secretaris van de Poolse Ambassade was bij de opening aanwezig, dit in verband met een schenking van knipsels. Dat Poolse werk zien we mooi in kleur afgebeeld in de “Libelle” van 21 januari 1961 , waarbij Lever poseert als inrichter van de hoek met Poolse volkskunst en Tobia en Wiecher met knipwerk in de weer zijn.
De start van het Nederlands Museum van Knip- kunst bleef beslist niet onopgemerkt en in de plakboeken van Lever treffen we nog vele informatieve stukken over de Rodense periode (1960-1965) aan. In 1965 verhuist Lever met zijn museum naar Westerbork, waar het ondergebracht wordt in een schoolbarak. Daarna vindt het zijn plaats aan het Gualthérie van Weezeiplein. Daar bleef het museum tot 1987 open en een jaar erna vond de veiling van Levers collectie plaats. Met de op deze veiling aangekochte stukken en bibliotheek hield de stichting W.Tj. Lever in de periode 1988-1991 een depotmuseum in stand, van waaruit exposities in het land konden worden georganiseerd. Een (tijdelijke) expositieruimte werd in 1992 gevonden aan de Oude Haven in Schoonhoven; in 1995 kwamen museumdepot en expositieruimten weer bij elkaar in het huidige pand in de Stadhuisstraat. Voorzichtig wordt nu gedroomd over een nieuw, groter pand, waar de collectie nog beter tot zijn recht kan komen en er meer ruimte is voor groepsbezoek, vrijwillige medewerkers en het depot met knipsels, boeken en voorwerpen.
Het 40-jarig bestaan van het museum wordt van oktober t/m december 2000 in Schoonhoven onder andere gevierd met de wisselexpositie “Op eigen wijze” en de uitgave van een themanummer van de nieuwsbrief over Joanna Koerten.
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2000-3, een uitgave van Stichting W.Tj. Lever.