Stephanus -der medicynen docter- Blankaart, KoertenKoerier 1

“Vrou KOERTENS edle geest speelt in Galeen byzonder,
In Bekker, en de Witt; maakt scheepen, zee en lant,
En voert door haar vernuft en kunstschaar, tot een wonder,
De snykunst en ‘t papier tot hunnen hoogstens standt.” [1]
Dit gedicht van de medicus Steven of Stepan(us) Blankaart [2] komt in beide versies van de Lofdichten voor. Het is afgedrukt na een bijdrage van Joan Blaauw, Secretaris der Stadt Amsterdam die de kunstzaal van Koerten heeft kunnen beschouwen. Van der Aa kon dit soort dichtkunst maar weinig waarderen: “Steven Blankaart beoefende mede de Nederduitsche dichtkunst, doch de proeven daarvan door hem medegedeeld, in het stamboek van Johanna Koerten, doen ons geen hoogen dunk van zijne Muse opvatten”.[i] Overigens is in beide versies van de Lofdichten maar één gedicht aangetroffen, van proeven is dus in ieder geval daar geen sprake.

Van Steven Blankaart heeft Atty Broer[ii] in onze nieuwsbriefserie “Portretten van knipkunstenaars” een mooi portret geschetst. Blankaart heeft een indrukwekkende levens- geschiedenis, waarin papierknippen slechts een marginale rol speelt.

Geboren in 1650 als zoon van Nicolaas Blankaart en Maria Eversdijk in Middelburg. Hij bezocht daar de Latijnse school en omdat hij arts wilde worden ging hij in de leer bij een apotheker om zich te bekwamen in de kruid- en scheikunde Daarna studeerde hij wijsbegeerte en geneeskunde aan de Hogeschool in Franeker waar hij in 1674, net als zijn vader tien jaar eerder, promoveerde in de wijsbegeerte en geneeskunde,. Hij vestigde zich als arts in Amsterdam en trouwde in 1682 met Isabella de Carpentier.
Blankaart had in onze ogen zeer aansprekende opvattingen., bijvoorbeeld over wetenschapsbeoefening: “niets aannemende als ‘tgene klaarlyk en onderscheidenlyk, sonder daar aan te konnen twyfelen, te begrypen is“.
Met zijn publicaties (o.a. ook over voedingsleer) bevorderde hij de democratisering van de wetenschap, wat hem niet door al zijn tijdgenoten in dank werd afgenomen. Wetenschap moest tot een kleine selecte kring beperkt blijven was hun opvatting. Veel van zijn werken waren gebaseerd op ervaringen en observaties uit eigen praktijk, zoals zijn studie over pokken. Bij de bestudering van insecten volgde hij dezelfde aanpak en daarmee staat hij rechtstreeks in de lijn van Johannes Goedart (1617-1668)[iii][3] eveneens een Zeeuw.

Die publiceerde vanaf 1660 het driedelige werk “Metamorfosis Naturalis”. Steven had van jongsaf aan belangstelling voor kleine diertjes. In zijn publicatie “Schouburg der Rupsen, Wormen, Maden en Vliegende Dierkens “(1688)[4] schrijft hij in de “voor-reden Aen den Lezer”; “…hebbe dan voorleden jaar, ‘t geen ik in mijn kindertyd heb gesien, eens herhaalt, en van alles een naauwkeurige aantekeningen gehouden…. op de wyse van Johannes Goedaart“. Hij is dus zijn entomologische onderzoekingen al in Middelburg begonnen en de invloed van Goedaart op zijn werk is overduidelijk, zoals voortdurend blijkt uit zijn Rupsenboek. Mogelijk heeft het idee van Blankaart om in Suriname de metamorfose van insecten te onderzoeken een rol gespeeld bij de plannen van Maria Sibylla Merian om een reis naar Suriname te maken om tropische vlinders te onderzoeken.

Van Blankaart is geschreven dat hij tot uitspanning de schilderkunst, de dichtkunst en de z.g. papieren snijkunst beoefende. De proeven die hij daarvan had nagelaten werden door zijn tijdgenoten wel geroemd, doch volgens onze tegenwoordige inzichten verheffen zij zich niet boven het zeer middelmatige, althans dat wordt in het NNBW[iv] vermeld. Maar in De Navorscher schrijft Regt: “Naast zijn gewone studiën vond de man nog gelegenheid zich aan de schoone kunsten te wijden. Met succes beoefende hij de schilderkunst, doch in de specifiek 18 eeuwsche liefhebberij, het snijden in papier, muntte hij zeer uit“.[v]

Of dat voor Blankaarts papierknipkunst daadwerkelijk is opgegaan kunnen we nu niet meer beoordelen, want tot nu toe is van hem geen bewaard werk bekend. Als Blankaart dat knippen inderdaad als tijdverdrijf heeft beoefend, en er is nauwelijks reden om daar aan te twijfelen, dan heeft hij zich wellicht laten inspireren door het boekje “Konstig en Vermaakelijk Tydverdryf der Hollandsche Jufferen” dat door zijn uitgever Jan ten Hoorn in 1686 op de markt werd gebracht en bij wie men ook terecht kon voor materiaal en advies. Veel van Blankaarts publicaties zijn namelijk door dezelfde uitgever uitgebracht.[vi] Dat papierknippen was dus zeker niet alleen beperkt tot de Hollandse jufferen, er waren ook mannen die papierknipwerk als liefhebberij maakten (als zijn dat er niet veel) , zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit het knipwerk en opmerkingen in Jacob Heyblocq’s album amicorum en het werk van Gillis van Vliet, die zijn werk bewust niet verkocht.

Noten
[i] A.J. van der Aa, Biografisch woordenboek der Nederlanden, Haarlem, 1852-1878.
[ii] Atty Broer, “Portretten van knipkunstenaars (3), Nieuwsbrief van het Nederlands Museum van Knipkunst en de Stichting WTj.Lever, jrg.18, nr.3/4 (2005), p.9-13.
[iii] Het 400ste geboortejaar van Goedaert werd in 2016/17 herdacht met een mooie tentoonstelling in het Zeeuws Museum in Middelburg en de publicatie Kees Beaart (red.), Joannes Goedaert. Fijnschilder en entomoloog, [Middelburg] 2016.
[iv] [W.] Regt in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, IV, p.156-157.
[v] W.M.C.Regt, ‘Het geslacht van prof.Blancardus”, De Navorscher, 1905, p.106-107.
[vi] Henk van Ark, “Koerten en het onderwijs in de knipkunst”, Welkom in Papyria, nr.10, Zuidhorn 2015, p.30-31.

Door Henk van Ark, it artikel verscheen eerder in de Koertenkoerier, najaar 2017.
Uitgave van Stichting W.Tj. Lever.
Afbeeldingen: Wiki Commons en Rijksmuseum