In ons boekje Schaarkunst noemen we als een achttiende-eeuwse knipper David van Freney, belastingambtenaar te Hasselt bij Zwolle.
Zijn naam hebben we te danken aan wijlen Mr. Steenbergen, die afstamde van een zus van Davids echtgenote. Het echtpaar Freney had zelf geen kinderen gehad en Davids broer erfde zijn bezittingen, waaronder zich een Statenbijbel bevond. En daarin vond meneer Steenbergen een viertal knipsels, waarvan hij omstreeks 1955, op grond van een geschreven aantekening achterop een van die knipsels, meende dat David de maker was. Nu hebben wij meerdere knipsels van dezelfde hand ontdekt; een daarvan was gedateerd 1752, de andere 1771, terwijl David (officieel David Lambertus van Ferney) pas in 1776 was geboren (Schaarkunst blz. 44, 86—89).
afb. 1, Wapenknipsel Van Ferney. Zeeuws, toegeschreven aan Jacobus JansenHij kan dus niet de knipper zijn geweest; maar zo gemakkelijk als het lijkt is het niet. Want David, een niet onverdienstelijk tekenaar en dichter, had een veel jongere halfbroer, Johannes Kornelis van Ferney, griffier en vrederechter te Hasselt en vanaf 1838 kantonrechter te Ootmarsum. En deze Johannes had met schaar en mes uit papier een groot tempelachtig bouwwerk gemaakt, met acht taferelen uit het leven van Jezus. Dit wordt bewaard in het gemeentehuis van Hasselt, samen met nog andere van zijn bavelaarachtige knipsels (afb. 3).
Maar ja, het feit dat de ene broer een handige knutselaar was, maakt de ander nog niet tot knipper. De knipsels moeten dus op een of andere manier in de familie Ferney gekomen zijn. Ze zijn gemaakt voor bruiloften in Doopsgezinde koopmansfamilies in Noord-Holland. Een verband tussen die families hebben we tot nu toe niet kunnen ontdekken.
Voor verwante Zaanse families zijn in dezelfde tijd en stijl knipsels gemaakt door een ándere kunstenaar, die onder voorbehoud H. van Winter genoemd is. Over hem weten we verder ook niets (zie Schaarkunst bl. 59-60, 70-71). Hij zou ook Nicolaas Jut (omstreeks 1755) kunnen heten, die was Doopsgezind. Misschien was er maar een knipper, die zowel slordig seriewerk als fijn snijwerk maakte (afb.2).
Om het nog ingewikkelder te maken: een derde knipper met overeenkomstige stijl vinden we terug in Zeeland, nota bene weer in verband met de familie Ferney. Het geslacht was Zeeuws: eerder genoemde broers David en Johannes waren geboren in Middelburg en in 1795, resp. 1810 verhuisd naar Hasselt. Hun moeder was een Sohier en háár twee zussen trouwden met de gebroeders Serlé. Uit de familie Serlé dook op een veiling onlangs een zogenaamd “scrapboek” op, een plakboek met allerlei dierbaarheden. Daarin onder andere twee geknipte of gesneden heraldische stukken; het ene is het familiewapen van Ferney (afb. 1). Het andere wapen bleek op het Centraal Bureau voor Genealogie niet bekend. Wel herkennen we de stijl van de maker: een ander snijdsel van hem (of haar) staat in Schaarkunst op blz. 25 afgebeeld, dat in 1722 gemaakt werd voor het éénjarige meisje Elisabeth Cornelia Plevier, dochtertje van een predikant uit Zierikzee. Jacobus Jansen Dzn. schreef er met pen een opdracht in; zou hij de knipper zijn, of heeft hij een ons onbekende kunstenaar opdracht gegeven om iets moois te maken? Elisabeth trouwde later met een Jacobus van Ferney, neef van de grootvader van David en Johannes, de broers die we al eerder noemden.
Kunt u het nog volgen?
De Zeeuwse knipper heeft onder meer ook het wapensnijdsel gemaakt voor de Vlissingse burgemeester Jacob Winkelman (omstreeks 1735); dat is vorig jaar uit de collectie Lever aangekocht door het Westfries Museum.
Het leek ons aardig om eens een voorbeeld te geven van een ingewikkelde legpuzzel. We hebben te maken met twee of drie knippers uit de eerste helft van de achttiende eeuw, met een vergelijkbare stijl, in de omgeving van het Zeeuwse geslacht Van Ferney en rond Haarlem. Hun werk is bekend, maar hun naam niet. We blijven zoeken, want alleen met een naam kunnen we meer bijzonderheden te weten komen.
Joke en Jan Peter Verhave