De belangrijkste gegevens over Ter Gast zijn te vinden in de boeken van Rico Bulthuis (“De geschiedenis van het schimmenspel in Nederland”, 1970), Hetty Paërl (“Schimmenspel en het spelen met schaduwen”, 1979) en Hans Bollebakker, e.a. (“Theater uit handen”, 1992). Paërl bespreekt in haar boek het werk van Ko Doncker, Pieter van Gelder en Willem Roelofs, daarna volgt: “. . .Er waren nog veel meer bekende Nederlandse artiesten die schimmen speelden, maar de allergrootste was wel Frans ter Gast.
Hij hoort tot diegenen in Europa die de meeste beweegbare schimfiguren gemaakt hebben -hij vervaardigde er duizenden. Hij voelde zich, naar eigen zeggen, meer aangetrokken tot het maken dan tot het vertonen. De meeste van zijn figuren bestaan uit vele beweegbare delen, geraffineerd van constructie, vol scharnieren en touwtjes. Voor sommige spelen, bij voorbeeld voor “Erik” van Godfried Bomans vervaardigde hij schimfiguren met grote uitgesneden partijen, waarin hij dun gekleurd papier plakte. Net als Van Gelder maakte hij projectieschimmen. De figuren kwamen in raampjes die geschoven konden worden in gleuven op ongeveer 40cm afstand van de lamp in het projectietoestel (…). Het gezelschap van Ter Gast heette “De Haagse schimmenspelers”.
Er stonden wel veertig stukken op het repertoire, onder andere “Rijden door alle tijden”, “Baron van Münchhausen” en natuurlijk ook “Mijnheer Prikkebeen” (.. .).
Ter Gast heeft zich ervoor beijverd de schimtraditie in Nederland voort te zetten, met name inspireerde hij jonge spelers…”. Het genoemde spel “Erik” was op dezelfde manier uit gevoerd als “Janus en Joris in Liliput” uit onze verzameling. Niet bekend is wanneer het precies is gemaakt, het komt niet voor in de reeks schimmenspelen van Ter Gast, die Bulthuis in zijn uitgave opsomt. Ons schimmenspel bevindt zich compleet in een houten kist met schuifdeksel en het bestaat uit 91 scènes met beweegbare zwarte figuren, waarin kleurige partijen uit papier zijn aangebracht. Tekst (2x) en bladmuziek zijn ook aanwezig, evenals een kleine koker waarmee de schimmen kunnen worden geprojecteerd. Ter Gast maakte ook op zich zelf staande snijdsels, wij hebben in de collectie een goed opgezet pinguïnknipsel, dat enige jaren geleden werd gekocht, overigens zonder te vermoeden dat het hier ging om werk van Nederlands bekendste schimmenschuiver.
Boekjes die met schimmen van hem zijn geïllustreerd (“Sage en Feit uit Oorlogstijd”, 1946 en “Appeltjes van Oranje”, 1948) behoren eveneens tot onze verzameling. Frans ter Gast kunnen we in zekere zin zelf aan het woord laten door te citeren uit het artikel “Schoonheid in Schimmen”, dat op 10 november 1950 in de “Panorama” verscheen. “.. .Toen ik nog jong was, vertelt Frans ter Gast, maakte ik toevallig kennis met een clubje, dat zich met het snijden en knippen van schimmen bezighield. Ik heb er toen ook enige gemaakt. En wat later heb ik er nog een paar gemaakt met de kinderen. Die vonden het in het begin erg leuk, maar na de tweede of derde was hun aardigheid er af en zeiden ze: “Nu kunt u het verder wel alleen, vader”. Ik had toen juist de smaak te pakken en zo ben ik doorgegaan, nu al dertig jaar”. (. ..) “. . .Ach, er zijn er, die ze snijden, en er zijn er, die ze knippen. Ik geef de voorkeur aan snijden, je krijgt dan markanter vormen. Maar dat is maar een persoonlijke opvatting en lang niet iedereen is het er mee eens. De Javanen snijden hun wajangpoppen en die hebben in deze kunst heel wat ondervinding. Ze gebruiken voor hun poppen zeer fijne beiteltjes, maar om met dat gereedschap om te kunnen gaan, moet je een Javaan zijn. Ik heb geen Javaanse vingers en daarom behelp ik me maar met gewone, fijne houtsnijmesjes. (…).“…Vroeger sneed ik mijn silhouetten op de ware grootte, dat wil zeggen, de grootte, waarop ze worden vertoond, vertelt Ter Gast. Nu maak ik die kleine dingetjes, die u hier ziet en die, vijf, zes maal vergroot, worden geprojecteerd. Dat is een enorm voordeel, want het maken van zo’n grote schim kost dagen en soms wel weken! Je hebt dan namelijk heel andere , veel moeilijker te bewerken materialen nodig. Nu win ik veel tijd en daardoor kan ik mijn spelen langer en vooral completer maken…“.(…) “…Kijk, vervolgt onze gastheer, als je hier aan trekt, beweegt dit, en als je daar aan trekt, verschuift dat en springt dit hier naar voren. Wij kijken en knikken, in techniek zijn wij nooit erg sterk geweest. Maar de schoonheid van de schimmen zelf kunnen wij ten volle waarderen, er gaat iets fascinerends uit van die zwarte figuurtjes en wij voelen bewondering voor onze gastheer, die dat allemaal heeft gewrocht uit gewoon papier!…’.