Van museumbezoekers uit Rotterdam ontvingen we begin december 1992 een schaduwbeeld, ook wel “witte schim” genoemd. Wat schaduwbeelden precies zijn staat te lezen in het in 1867 verschenen boekje “Deugd en Vreugd, geschetste in tafereelen uit het kinderlijk leven”, geschreven door de Goudse onderwijzer M.H. Kluitman. Hij vertelt daarin hoe hij bij een bevriende familie er getuige van was hoe genoeglijk én nuttig de kinderen zich daar bezig kon den houden: “. . .Zij begonnen juist met het vertoonen van schaduwbeelden. Gij weet, mijne lezers! schaduwbeelden zijn uitgeknipte teekenschetsen, opzettelijk daarvoor vervaardigd. Men plaatst ze voor het kaarslicht en dan ziet men vaak de sprekendste gelijkenis van het voorwerp op den muur of wand afgebeeld.. .“ Hoe dit in zijn werk ging is te zien op een van de afbeeldingen op de kinderprent “Prentenmagazijn voor de jeugd, No 62” uitgegeven door D. Noothoven van Goor in Leiden (tussen 1850 en 1880).
Van deze prent bevinden zich twee exemplaren (waaronder een handgekleurde) in onze stichtings/museumcollectie. Op die afbeelding is Diederik te zien, de oudste van het gezin die de andere kinderen de beelden vertoont en daarbij (op rijm) verhaaltjes vertelt. Wie schaduwbeelden wilde vertonen kon ze aanschaffen in mapjes die onder meer verkrijgbaar waren bij de boekwinkel en leesbibliotheek van de weduwe G.A. Diederichs en Zoon op de Bloemmarkt in Amsterdam. De inhoud van die mapjes bestond uit enige velletjes papier waarop vreemdsoortige zwarte vlekken stonden afgebeeld.
Op de omslag de gebruiksaanwijzing: “Alles wat zwart is, moet met de schaar of het pennemes weggesneden worden. Hierna late men, bij kaars of lamplicht of ook wel bij zonneschijn, de schaduw dezer beelden op een wit voorwerp vallen; en men zal zich over de schoone uit werking derzelve moeten verwonderen… Een groot aantal onderwerpen werd als schaduwbeeld afgedrukt. Natuurlijk waren daar allereerst de bijbelse voorstellingen en figuren, waarvan onze “Aäron” er een is. Verder komen we veel historische personages tegen, zoals Napoleon, Z.M. Willem I, Oldebarneveld en Maria van Reigersbergen en waren vermaarde kunstenaars zoals Rembrandt en Rubens populair. Verder waren er verschillende typen: rabbijn, valkenier, voorname dame, en diverse tafereeltjes zoals schaakspelers, dronken boeren, musicerende dobbelaars enz.
Overigens zijn de schaduwbeelden niet alleen in mapjes verschenen, er waren ook prenten met deze figuren beschikbaar, zoals blijkt uit de prent uitgegeven door G.L. Funke in Amsterdam, omstreeks 1857.
De ware liefhebber, zo schrijft Wim Meilink in zijn artikel “Coptografische avonduitspanningen’ (Neerlands Volksleven, 22e jaargang, nr. 1, 1972, pp.7-18) was vanzelfsprekend niet tevreden met het kopen van een aantal vellen (of prenten), nee die moest ook zelf schaduwbeelden kunnen maken. En er was een boekje in de handel dat hem of haar in de kunst kon onderrichten: ‘De kunst om schaduwbeelden vervaardigen, zowel naar tekeningen als naar de natuur, voor hen die niets van de tekenkunst verstaan(. . .)“, uitgegeven door G.J. d’Ancona in Amsterdam.
Dit zestien pagina’s tellende boekwerkje bevat veel illustraties en bestaat uit drie gedeelten. In het eerste deel wordt iets verteld over het karakter van de schaduw, het tweede richt zich tot degenen die niets van de tekenkunst verstaan en tenslotte worden de mogelijkheden om zelf schaduwbeelden te maken besproken. De schaduwbeelden , “witte schimmen” of “coptografische figuren passen geheel in de 19de eeuwse sfeer van de oude schimmentheatertjes, de handschaduwfiguren en het vuurwerktheater, maar die hebben in de loop der tijd toch plaats moeten maken voor een andere vinding die veel gemakkelijker te bedienen was en talloze mogelijkheden tot vermaak bood: de toverlantaarn.
In de collectie van de stichting W.Tj. Lever bevinden zich tien tallen 19de eeuwse schaduwbeelden en enige prenten met betrekking tot dit onderwerp. We zouden dit collectieonderdeel graag willen uitbreiden met (on)volledige mapjes en het genoemde boekje van d’Ancona. Vrijwel zeker is dat dit onderdeel van de verzameling ruimschoots aan bod zal komen in de expositie “Licht & Schaduw” die we nog eens over dit verschijnsel hopen te houden.
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1993-1 van Stichting W. Tj. Lever.