Sage en feit uit oorlogstijd, Knip-Pers 1995-1

50 Jaar bevrijd Nederland, 1945-1995
Knipsels van Frans ter Gast en (verkorte) berijmde tekst van Jan Ubink

Nu men de ‘oorlogskranten’, compleet met foto’s en beelden uit de oorlogsjaren weer herdrukt, moet knippend Neder land toch ook weten dat er een knipper bestond die met minstens veertig knipwerken treffend weergegeven heeft wat een oorlog voor de gewone burger betekent.

Deze knipper was Frans Ter Gast. In 1946 werd het boek: ‘Sage en Feit uit Oorlogstijd’ uitgegeven. Het bevat 40 platen van Frans Ter Gast, met berijmde tekst van Jan Ubink en een inleiding van Prof. Dr. G.A. van Poelje. Uit deze inleiding citeer ik: “Frans Ter Gast, de snijder van bekoorlijke schimmenspelen sneed in de winter 1944-1945 een paar platen naar aanleiding van de brandstoffennood. Aan het maken van een schimmenspel van de oorlog werd toen gedacht. Gelukkig is het daartoe niet gekomen. De milde ritmiek van het schimmenspel is al te sterk in tegenstelling tot de grauwe grimmigheid van het oorlogsleed. Maar er ontstond wel een reeks van platen, groot genoeg om een boek te vormen. Een boek, dat niet het beeld van de oorlog zal weer geven, maar ons laat inzien hoe, ook in de donkerste dagen, de goede Nederlander alle Duitse drukte en gewelddadigheid toch nooit voor de volle honderd procent ernstig heeft genomen; hoe hij ook in zijn grootste smart de heren van de zware laarzen en de wonderpetten toch steeds met een tikje ironie is blijven bekijken.

Het is natuurlijk niet mogelijk alle illustraties hierbij af te drukken. Een aantal de meest karakteristieke heb ik uitgezocht (in Knip-Pers 1991-4 vindt u nog vier andere afbeeldingen uit dit boek, met een beschrijving van de knipper Frans Ter Gast, door Joke en Jan Peter Verhave).

De ouderen onder ons zullen de situaties zeker herkennen. Mij bijvoorbeeld is nog altijd de smaak van de aardappelschillensoep uit de gaarkeuken bïj. Tegenwoordig weten we dat de meeste vitaminen in de schil zitten, maar toch! Mijn vader dwong ons, mijn zusje en mij, onze bordjes leeg te éten, wat heel lang kon duren! En zodra dat gebeurd was, schoof hij zijn eigen bord weg en verklaarde dat hij geen trek had!
Laten we genieten van de knipwerken van Frans Ter Gast en dankbaar zijn dat we 50 JAAR IN VREDE LEVEN!

Meimaand 1945

Vijf jaren later, in ‘t diepst der ellenden,
ten prooi aan koude, honger en den dood,
ging eindlijk ons lot zich gunstig wenden.
Verscheen de eerste straal in onzen nood.

Weer zagen wij alom de Meimaand bloeien
en weer dreunt daar omhoog een donkre vlucht,
maar geen verraad doet onze haat ontgloeien,
het regent kostbaar voedsel uit de lucht.

Het oog schiet vol van tranen bij dit zenden,
Nu komt een eind aan moord en deerlijk schenden,
de nood was op het hoogst, d’uitkomst nabij.

Bevrijding naakt, wij slaken onze boeien,
in onze harten komt de hoop weer vloeien,
wij schrijden met de wereld, zij aan zij.

De N.S.B.-er cadetten

Zijn dit de Gascogner cadetten,
de nieuwste soort marionetten?
Een formatie van apen-piketten,
alleen maar laarzen en petten.
Men moet er geen tronie in zetten,
dat zou het papier maar besmetten.

 

De klucht in de illusie

Duitschand zet de klok weerom
tot der holbewoners tijden…
‘k Laat mijn zetel bij den haard
door geen oorlog mij ontrooven,
‘k Heb mijn whisky trouw gespaard,
“Black and White” is om te loven.
En mijn zanger op de fiets
trapt voor mij de lichtgeleiding

Watersoep

Iedereen geniet er:
watersoep, een halve liter!

 

 

De natuur boven de leer

De vijand kwam het koper rooven
maar die kool liet zich niet stoven,
Holland had zijn koper lief.
Onder vloeren, onder trappen
vond het koperwerk een plaats,
Maar hoe deeglijk ook verscholen,
hoe verborgen ook verstopt,
‘t roest en schimmelt in die holen,
en geen huisvrouw dat verkropt!
Daarom duikt de man op vrijdag
onder plank en balken neer,
voor de vrouw gaat op den wrijfdag
de Natuur steeds voor de leer,
koper poetsen is een weelde,
die geen vijand je ontneemt!
Want de vrouw: geen smetje veelde,
dat’s de trots van Hollands beemd!

De N.S.B. doet mee

Een bende groote bekken,
die langs de straten trekken,
die alom weerzin wekken
en Neerlands naam bevlekken.

Een troepje domme knullen,
een ploeg mislukte pruilen,
die met den mof meebrullen
om maag en zak te vullen.
Zij kunnen niets dan blaffen
en met pistolen paffen,
om moed zich te verschaffen
maar Neerland zal ze straffen!!

Zoo kwam de wagen tot zijn recht

“Als je pas getrouwd bent
krijg je koekjes bij de thee,
lever op je brood,
kind’ren op je schoot.”

Het is een oud vergeten lied,
maar van den wagen spreekt het niet,
en toch was in de brandnood-dagen
‘t voornaamste wel de kinderwagen.

De jonge vrouw verbijt haar spijt,
zij is haar eguipage kwijt,
maar ‘t moederhart zal niet versagen,
zij zal de kleine pop wel dragen.

De man gelijk een huishoudheld
trekt er op uit naar bosch en veld,
en dan maar hakken, sprokklen,
zagen en sleepen met den kinderwagen.

Al was het doel dus gansch verlegd,
toch kwam de wagen tot zijn recht,
want zonder hout kan men niet stoken
en voor het kind geen papje koken.

De doofpot

Ze waren nog maar met z’n tweeën
de kinderen waren al groot
ze leefden zoo knus en tevreeën
maar toen kwam de oorlogsnood.

De kinderen ver in de tropen
de brieven, ze kwamen niet meer
ze steunden elkaar in het hopen:
eens kwam weer d’ommekeer!

De Oranje-zender in Londen
die ras door den aether kwam
ze hebben daarin gevonden
de kracht voor hun levensvlam.

En toen de mof nu kwam eischen:
“geen radio meer in het huis!”
toen lieten ze rustig hem krijschen
en gaven hem lekker niet thuis.

Ze stopten de boel in de doofpot,
ten spijt van ‘s vijands hoon,
verschalkten toen koppig het Noodlot
met een dubbele koptelefoon.

Door Elly Stroucken
Dit artikel verscheen eerder in Knip-Pers 1995-1