Papieren gedenkstukken voor Lodewijk Napoleon, Papyria 6

In de zomer van 2012 is in het Paleis op de Dam in Amsterdam een tentoonstelling over Lodewijk Napoleon gehouden. Deze expositie (29 juni tm 16 september) paste volledig in de groeiende belangstelling voor (cultuur)historische ontwikkelingen in Nederland aan het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw. Vooral de patriottentijd, maar ook instelling van de monarchie krijgen steeds meer aandacht. We bezochten de tentoonstelling met de stille hoop dat we twee papieren kunstwerken, gemaakt voor Lodewijk Napoleon, zouden kunnen bewonderen, maar dat bleek helaas niet het geval. Het was voornamelijk (empire)goud wat er in Amsterdam blonk. Ook in een grote studie over Lodewijk Napoleon en de kunsten [1] worden deze stukken niet vermeld. Voor informatie over deze kunstwerken moeten we daarom terug naar een aflevering van de publicaties van het Genootschap voor Napoleontische Studieën uit 1961 [2]. Van Luttervelt beschrijft hierin de twee stukken:

afb. 1, Johannes Hubertus Reygers, gedenkstuk opgedragen aan koning Lodewijk Napoleon, 1807 papierwerk, h 63,5cm × b 54,5cm × d 13cm

“Een ander souvenir aan Lodewijk Napoleon is een 48 bij 39 centimeter groot “gedenkstuk” van papierknipwerk achter glas (afb. 1). In het midden staat, in een halfcylindervormige, licht blauw gekleurde nis, als hoofdmotief een witte urn of vaas van gedraaid hout, die met gouden banden versierd is. Zij is aan de antieke grafgebruiken ontleend, maar werd door het classicisme overmatig veel, te pas en dikwijls te onpas, als versiering aangewend. Op de buik van de vaas prijkt een door stralen omgeven zonne-hoofd; op het lichaam is een trofee van allerlei krijgstuig bevestigd. Andere trofeeën hangen links en rechts op de witte omlijsting van de nis. Deze omlijsting is gevat in een smalle gouden parelrand. De lichtblauwe kooflijst daarbuiten is gevuld met, aan weerskanten, vier bij vier, de wapens van het koninkrijk Holland…en van de zeven provinciën der voormalige Republiek (niet die van de nieuwe departementen!), alle wit en in reliëf uitgevoerd. Bovenaan wordt het volledige wapen van de koning van Holland, met mantel, kroon, ordeketenen, enz. geflankeerd door twee ovalen schilden, waarop met inkt de initialen van het vorstelijk paar zijn aangebracht, links LN (ineen), rechts EHB (Eugénie Hortense de Beauharnais). Beneden, op een rechthoekig tablet, in inkt het opschrift:

AAN ZYNE MAJESTEIT!
DEN KONING VAN HOLLAND!
Word dit Gedenkstuk met alle Hoogachting door
deszelfs Onderdanige en Gehoorzame dienaar
J.H. Reygers. Eerbiedig aangeboden.

Links en rechts hiervan takken. In de hoeken van de kooflijst zijn ten slotte witte gestyleerde palmbladen bevestigd. Het stuk is rechts onder de vaas gesigneerd: “J. H. Reygers, te Middelburg in Zeeland”. Van deze man is overigens niets bekend [3]. Was hij een oprecht vereerder van de koning van Holland, dan wel een knutselaar die naar onderwerpen zocht om werk voor zijn nijvere handen te vinden? In elk geval is zijn activiteit beloond geworden:

Zijne Majesteit heeft, nadat het “gedenkstuk” hem was aangeboden, dit bij Koninklijk Besluit van 30 maart 1808 no. 31, voor de toenmaals niet geringe som van 400 gulden laten aankopen ter plaatsing in het Koninklijk Museum. In 1887 werd het naar het Nederlandsch Museum overgebracht; met de collecties daarvan kwam het in het Rijksmuseum.

afb. 2, C. Schoon, bloemvaas onder portiek gewijd aan Lodewijk Napoleon, ca. 1806 – ca. 1810 papierwerk, h 66,7cm × b 60,6cm × d 22,8cm

Even kunstvaardig, doch minder “zinbetekend”, is een bloemenvaas onder een portiek van papier en hout (afb. 2) waarvan het basement het opschrift draagt: TOEGEWYD AAN Zijne MAJESTEIT LODEWIJK NAPOLEON, KONING van HOLLAND, CONéTABLE van FRANKRIJK”. De architectuur van hoge, gladde zuilen, waarop Korintische kapitelen rusten en een gebogen architraaf, vertoont de trant van Otten Husley, Zocher en dergelijke Nederlandse architecten van het classicisme; de vaas vol bonte bloemen -rozen, de parkiettulp, vergeet-mij-nietjes, een iris, een papaverkop, enz.- is in de stijl van de gedistingeerde, toenmaals nog steeds bijzonder hooggeschatte bloemstillevens van Jan van Huysum. Vooral het kleine vogelnestje met vier minuscule geelwitte eitjes, dat links aan de voet van de vaas ligt, herinnert sterk aan diens werk. Het geheel weerkaatst in een spiegel, die tegen de achterwand is aangebracht. Dit “gedenkstuk” is gesigneerd op een klein stukje papier, dat tegen de binnenzijde van de rechterwand geplakt is: “C. Schoon”. Ook van deze trouwe onderdaan van de koning valt niets naders te vertellen.

Na de papieren kunstwerken bespreekt Van Luttervelt nog een door Coosje en Mijntje Dondorp geborduurde spreuk om te besluiten met:
“De tijdgenoten hebben dergelijk dilettanten werk beter weten te waarderen dan wij het tegenwoordig kunnen. In elk geval karakteriseert het de gevoelens, waarmee althans vele Hollanders hun koning tegemoet traden. Maar evenzeer is het typerend voor de smaak van de tijd: te midden van het strengste classicisme bloeide de romantische zin voor allerhande snuisterijen en -waarom het niet te zeggen?- voor prullaria reeds op; naast de hoog opgevoerde eisen, die aan de kunst van de degelijk geschoolde vakman gesteld werden, was er plaats voor de kunstvaardigheid van de liefhebber, ook in de openbare musea”.

Dat tijdgenoten het werk van Reygers wisten te waarderen blijkt wel uit zijn overlijdensbericht, waarin het stuk voor Lodewijk Napoleon expliciet wordt genoemd. Men schrijft: “Niet alleen zijne geestige en weldoordachte teekeningen, bestaande meerendeels in voorstellingen van schepen en afbeeldingen van land- en stadsgezichten, bij de liefhebbers gezocht, maar ook inzonderheid, maakte hij zich beroemd door het vervaardigen van kunstig snij- en boetseerwerk in papier, als bas-relief opgewerkt, en die voortreffelijk schoon en rijk van ordonnantie zijn, en waarvan al de voorwerpen met de grootste naauwkeurigheid en bewonderswaardigen smaak bewerkt zijn; waarvan niet alleen alhier zoowel als in andere Zeeuwsche plaatsen uitmuntende proeven voorhanden zijn, maar ook in publieke en particuliere kunstverzamelingen in Holland en elders gevonden worden; getuige onder anderen het zeer uitvoerige monument, hetwelk zich in het koninklijk kabinet van zeldzaamheden te ‘s Hage bevindt”.

Door Henk van Ark

Noten

  1. Eveline Koolhaas Grosfeld/Herman Roodenburg, Lodewijk Napoleon en de kunsten in het Koninkrijk Holland, 2007.
    2. R. van Luttervelt, “Herinneringen aan de Bonapartes in het Rijksmuseum”, Publicaties van het Genootschap voor Napoleontische Studiën, aflevering 13, Den Haag september 1961, p. 549-550.
  2. Een onbegrijpelijke opmerking van deze conservator van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum. Ook in 1961 waren in diverse kunstenaarslexica gegevens te vinden over Reygers. Johannes Hubertus Reygers (1767-1849) was huisleraar en volgde tekenlessen aan de Middelburgse Teekenacademie. Werd daar vervolgens meester tekenkunde tot 1845. Zie ook: Atty Broer, “Zeeuwse knippers en hun werk (2)”, Nieuwsbrief Stichting W. Tj.Lever/ Nederlands Museum van Knipkunst, jrg. 17, nummer 4, (december 2004), [p. 7-10].
  3. Middelburgse Courant, 11 maart 1849.