Voorjaar 1984 werden we gebeld door iemand die vroeg om pagina 104 van “Schaarkunst”*) eens op te slaan. Afbeelding 111 stelt een grote, prachtig ver sierde Calvarieprent voor van een onbekende maker omstreeks 1840. De meneer die opbelde, vertelde met enthousiasme dat hij wist wie de maker was: zijn voorvader Jan Joseph Jöbsis uit Nijmegen.
Voortvarend werden nadere contacten gelegd en na korte tijd gleed er een levensbeschrijving van de knipper onze brievenbus in, gemaakt door achterkleinzoon, Ir. Gerrit Jöbsis uit Driebergen.
Zelf bezat hij drie knipsels van zijn voorvader en hij had bij zijn verre familie navraag gedaan. Dat leverde er nóg drie op. Het zijn deels bijbelse knipsels, deels tafereeltjes uit het gewone leven.
Intussen werd in het archief van het Openluchtmuseun een brief uit 1946 opgedoken, waaruit bleek dat een Rotterdamse dominee het bovengenoemde knipsel van een gemeentelid had gekregen, die er het volgende bij schreef: “Werk van mijn Moeders Vader, Jöbsis, Duitser, die met dit werk zijn brood verdiende, langs de huizen ging”. Kennelijk hebben de erven van de dominee het laten veilen bij Mak van Waay; het Nederlands Openluchtmuseum (NOM) werd in 1967 de bezitter.
Wie was deze Jöbsis? We vatten de levensbeschrijving samen.
Jan Joseph is in 1803 te Vaals geboren uit een lutherse moeder en een Katholieke vader, die in 1806 in Franse krijgsdienst vertrok en niet terugkeerde. Jan werd wever, maar toen de fabriek failliet ging in 1827, meldde hij zich in Maastricht bij de Infanterie. Hij maakte de Tiendaagse veldtocht mee en werd in Nijmegen in garnizoen geplaatst, onder sergeant-majoor van Tuyll.
In 1833 volgde eervol ontslag en een metalen kruis.
Intussen had Jan de dochter van de sergeant leren kennen. Ze werd zwanger en schonk hem in 1832 een dochter. Een zoon werd in 1935 geboren, maar de ouders waren nog steeds niet getrouwd wegens gebrek aan familiepapieren! Na de oorlogshandelingen trouwden ze in Vaals en van Rooms Katholiek werd Jan Hervormd. Terug in Nijmegen leden ze een armoedig en moeizaam bestaan met een winkeltje “Van Sinkel”. In 1838 werd nog een zoon geboren en in 1855 overleed Jan.
Alle tot nu toe bekende knipsels zijn in, of komen uit het bezit van de drie kinderen van Jan Joseph. Er is een serie van vier, met de Evangelisten als onderwerp. De knipsels lijken erg op elkaar en hebben in een centraal medaillon één van de schrijvende volgelingen van Jezus, elk met zijn symboolgestalte waarmee de geschiedenis ze heeft opgezadeld:
Bij Mattheus een mens of een engel, bij Marcus een leeuw, Lucas een stier en Johannes een adelaar. Zo zijn ze door de eeuwen heen afgebeeld, volgende de visioenen van Ezechiel (hoofdstuk 1:5) en Johannes (Openbaring/Apokalys hoofdstuk 4:7).
En ook Jöbsis stond in die traditie.
De knipsels meten ongeveer 21 x 16 cm en bevatten elk een tekst uit het betreffende evangelie, met aanduiding van het aantal hoofdstukken. De tekst van Mattheus is heel wonderlijk afgebroken, alsof de knipper dacht: de rest ken je toch wel…
Helaas is het Johannes-knipsel in de oorlog verloren gegaan, maar uit de drie andere en het NOM-knipsel valt met zekerheid te besluiten dat Jöbsis protestants was. Toch heeft hij niet letterlijk uit de toen gangbare bijbelvertalingen geciteerd. Dit verraadt, samen met de meer katholieke symboliek van de “arma Christi”, de lijdenswerktuigen rond het kruis, een brede religieuze en culturele openheid. Het is leuk om die kerkelijke veelkleurigheid ook in de archieven terug te vinden!
De drie niet-religieuze knipsels stellen Biedemeier-achtige tafereeltjes voor met een houthakker en een hert, een tuin met theekoepeletje en schommel, een landelijke scène. Jöbsis heeft zich hier vooral uitgeleefd in de bomen, die hij prachtig stileerde. Hoewel ze op verschillende plaatsen in de knipsels staan, zijn sommige dubbel geknipt; andere zijn per stuk dubbelgevouwen geknipt. De mensen en dieren steken er wat stijfjes bij af.
Jöbsis moet een begaafd man geweest zijn, die in zijn tijd vooral in het ornamentale knipwerk tot de besten van ons land gerekend kan worden. Als hij inderdaad ook knipsels verkocht heeft, zoals een kleinkind schreef, hopen we er rond Nijmegen nog eens enkele te ontdekken!
Achterkleinzoon Gerrit Jöbsis heeft met gedrevenheid in korte tijd veel archiefgegevens verzameld en de familiestukken laten restaureren. Hij zou pas rust hebben, als het karwei af was. Veel meer vertelde hij niet maar we begrepen het, toen op 1 augustus 1984 zijn overlijdensbericht kwam…
Het was een stukje van zijn goed strijd om de bijzonderheden van zijn voorgeslacht door te geven aan zijn nageslacht en aan andere, die hij er ook bij mee kon maken.
Joke en Jan Peter Verhave
* “Schaarkunst”, door Joke en Jan Peter Verhave, is een in 1983 verschenen uitgave van het Nederlands Openluchtmuseum.