Koertens portret van Johan de Witt (en dat van Cornelis?), KoertenKoerier 10

Koertens portret van Johan de Witt (en dat van Cornelis?)
In 1711 bezocht de Duitse reiziger en kunstkenner Zacharias Conrad von Uffenbach voor de tweede maal Joanna Koerten. In 1705 was hij ook al eens bij haar op bezoek geweest. Bij Koerten kon hij 32 “schöne von Papier geschnittene Sachen” bekijken, waaronder de geknipte portretten van Peter de Grote, Johan de Witt, Petrus Francius, enz.
Koerten woonde toen met haar man Adriaan aan de Nieuwedijk, na haar dood verhuisde hij met zijn tweede vrouw naar de Herengracht, waar Von Uffenbach nogmaals op bezoek kwam om het knipwerk van Joanna te bekijken.

Veel later, in 1735, twintig jaar na het overlijden van Koerten kon een andere reiziger het werk van de Amsterdamse knipster bekijken. Haar Stamboek, bestaande uit knipsels, tekeningen, gedichten en handtekeningen, werd bewaard door Maria van Arckel, met wie Adriaan Blok in 1717 was hertrouwd. Pieter de la Rue was die bezoeker die in de Utrechtsestraat onder andere de geknipte portretten zag van Peter de Grote, Balthasar Bekker, Willem III, Galenus Abrahamsz. en “De Raadspens. J.de Witt” In zijn bezoekersverslag tekent hij bij dat laatste portret aan: “dog dit is wat geschonden”.

De verblijfplaats van het portret van Johan de Witt wordt vermeld in het artikel van Michiel Plomp uit 1989. In voetnoot 12 schrijft hij dat het portret van J.de Witt zich in de collectie van Mr. H.C.Beyerman te Zeist bevond. Het was te zien geweest op de Johan de Witt tentoonstelling in 1925 in het Dordrechts Museum.
Contact met dat museum leidde tot een enorme verrassing. Conservator Paarlberg liet weten dat het knipsel dankzij het legaat Beyernaan in de collectie van het Dordtse museum terecht is gekomen.

Het portret met een onderschrift (door de tot nu toe onbekende MD.), dat ook is gesneden, is op de welbekende Koertenwijze uitgeknipt en gesneden, ongetwijfeld naar voorbeeld van een prent. Het bevindt zich in een zwarte lijst. Het is, zoals De la Rue al schreef inderdaad wat beschadigd. Op de achterzijde is op een papiertje een tekst aangebracht waarin duidelijk gemaakt dat Joanna Koerten dit kunstwerk heeft geknipt en gesneden en waarin verwezen wordt naar het Vaderlandsch Woordenboek.

Maar het is een portret van alleen Johan de Witt, terwijl wij eigenlijk een dubbelportret van Johan en Cornelis verwachtten.
Deze veronderstelling duikt voor het eerst op in de scriptie van Carla Bogaard over Koerten uit 1989. Zij baseert zich daarbij op passages uit diverse lofdichten op Koerten, waarin gesuggereerd wordt dat het gaat om een portret van Johan met op de achterzijde het portret van zijn broer Cornelis. Een in knipkunst geen geheel onbekend verschijnsel, maar zeker niet veel voorkomend.
Een andere mogelijkheid zou zijn een portret van Johan, groot op de voorgrond, en achter hem, wat kleiner, Cornelis op de achtergrond. Een opstelling die we van gravures kennen. Verschillende passages uit de gedichten uit de Lofdichten uitgaven van 1735 en 1736 lijken dit te bevestigen.

In de Testascatalogus van Koertens Kunstkabinet van 1750 komt het portret van de Witt voor in de rubriek SNEYWERK onder nummer 15: “Het Portrait van Jan de Witt, Raad Pensionaris, met een Vaars daaronder, in dito, en dito (=in zwarte lijst, tussen glazen)“.
In dezelfde catalogus worden vijf tekeningen vermeld die betrekking hebben op dit knipsel. In Konst-Boek, Letter B, nr.49: “Het Portrait van J.de Wit uytvoerig met de Pen geteekend, door Faber en nr.50: “Cornelis de Wit, door den zelven“.
En in Omslag, Letter C.:
Nr.28: “Een dito van Mr. Jan de Wit, met Zwart geteekent, door Boonen“.
Nr.47: “Het Portrait van Wilhelmina de Wit, Dogter van Cornelis de Wit, met zwart Kryt, door Boonen”.
Nr.48: “Een dito, Johan de Wit, Secretaris van Dort, door den zelven”.

Johan Faber (1660-1721) maakte de portretten van Johan en Cornelis als pentekening, Arnold Boonen (1669-1729) tekende Johan, Cornelis en Wilhelmina in zwart krijt. Tekeningen als deze werden, vaak in opdracht van Adriaan Blok, voor het Stamboek gemaakt van personen die door Joanna waren geknipt of die een bijdrage aan de vriendenverzameling hadden geleverd in de vorm van een tekening, een gedicht of een handtekening. Dat geldt dus zeker niet voor Cornelis en Wilhelmina als we uitgaan van alleen het portret van Johan. Mogelijk zijn ze gemaakt uit bewondering voor wat de gebroeders de Witt voor het land hadden gedaan. Zij werden in 1672 vermoord, Wilhelmina is in 1701 overleden. Het kan zijn dat zij voor die tijd het portret van Johan in Amsterdam bij Koerten is komen bekijken en wellicht in het handtekeningenboek in opbouw van de kunstenares (titelblad daarvoor gemaakt door Goeree in 1708) heeft gezet. Dat zou haar getekende portret in de Koertenverzameling kunnen verklaren.

Dit alles vastgesteld met een behoorlijke slag om de arm. Het belangrijkste is dat het knipsel van  Johan de Witt weer bekeken kan worden en bewaard wordt in een passende museumcollectie.

Literatuur
– Henk van Ark, “Wat de la Rue in Amsterdam zag”, Welkom in Papyria, 10 (2015), p.49-52.
– Michiel Plomp, De portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-1715), Leids Kunsthistorisch Jaarboek, 8 (1989), p.323-344.
– Carla Bogaard, De Schaar-Minerva Johanna Koerten (1650-1715) en de waardering voor de “papieren snykonst”, Utrecht 1989.
– Catalogus Tentoonstelling Johan de Witt, Dordrechts Museum, 1925, nr.39a (toevoegingen).

Fragmenten uit gedichten over de De Witten

Zier hier 6 Heemraên, die, met meer dan Argus ogen,
Bewaakten ‘t Vrije Veld, die Vaders van ‘t gemeen,
Van 7 Woelaard, in het 8 groen, , gemartelt en vertreên:
Gelyk men Orfeus, die ‘gedierte deed bedaaren,
Onnozel sneu’vlen zag door Bacchus dart’le schaaren,
Van Amstels Kunstgodin, uit 9 witte boomschors weêr
Al snydende geteelt, tot 10 Stamspruits vreugd en eer;
Die, om zyn heldendeugd en wysheid, waard te looven,

6 Jan en Cornelis de Wit
7 ‘t Haagse Grau
8 ‘t Groene Zootje
9 ‘t Wit papier
10 de zoon van Jan de Wit
Gesine Brit

Hier strekt het edel Broederpaar,
Wel eer van ‘t graauw gescheurt, gesneeden,
Nu weêr gekorven door de schaar,
Gekorven, doch om hunnen leden
Te zetten vaster weer in een
Ten spiegel der veranderingen,
Die Staat en Vorsten nu vertreên,
Nu met de kruin ten hemel dringen;
Te reeedt van ‘t weifelend geval
Gesolt, geslingert, als een bal
Adriaan Spinneker

Hier vindt men Hollants wysten Raadt,
Het steunsel van den vryen Staat,
Heer Jan de Witt, die, ‘t lant ten nutte,
De zuilen van de vryheit stutte,
Met zyn heer Broeder in ‘t verschiet:
De snyschaar deert die Helden niet;
De Haagsche vleesbank korf hun leden,
Hier zyn ze weêr aan een gesneeden.
Georgius van Zonhoven
Leeraar der Remonstranten te Leiden

Zie slechts DE WITTEN aan, dat eed’le Broeder-paar
Feitama

Ik zie de Witten, twee gebroeders,
Voorheên geroemt als Staatsbehoeders,
Daarna verscheurt, en niet gespaart,
Als of ze waren Lantverraaders:
Wat schuilt Komelis achter Jan,
Daar niets den moorder stuiten kan
In ‘t woeden op zoo trouwe vaders?
Jan van Petersom

Met bei de broederen de Witten,
Zoo schelmsch vermoort als wreedt gesolt
Jan Bagelaar

Wy zien in ‘wit papier van eer
De Witten, om elk op te wekken;
Als of gy zei: dus, zonder vlekken,
Is thans hun volle luister weêr,
Die, onbezoedelt in hun leven,
Veel daden wysselyk bedreven.
Kornelis Zweerts

Myn oog den troon der Vorsten neder,
Tot by getabberden van Staat;
‘t Aanschouwt dezelve kunst al weder
In Heer Johan, zoo groot in raadt,
Zoo wit van naam als van geweeten,
Den trouwsten loots van Nederlant;
Schoon gruwelyk van een gereeten
Door ‘t woest gediert, dat deugt verbant.
Ik zie Komelis, ‘t puik der braaven,
Die geessel van den Brit ter zee,
(Noit door vergeetelheit begraven
Wat moeite Arglistigheit ook deê
Om heel zyn’ heldenroem te dooven)
Noch blixemstraalen uit zyn oog,
Op ‘t velt van ‘t wit papier, naar boven
Zoo dreigend schieten, of ’t bewoog
De wraaklust om haar zwaart te wetten.
C.G.Braam

Die zelve hant deedt ook twee! Broeders, waardt gepreezen,
Die eertydts Leeuwendaal, als vaders van ‘t gemeen,
Regeerden met veel trouw, na dat zy afgestreen
Door lantbezorging, ‘t licht en ‘t leeven moesten derven (…)“
Hermanus van den Burg

‘s Lants anker, Jan de Wit, zoo kunstig doorgesneên,
Dat d’achterzyde ons toont den Ruwaart zynen broeder.
Zoo wort gy door uw hant dier helden tweede moeder:
Zy waren lotgemeen; gy knipt ook bei door een.
Henrik van Halmael

Zie ik DE WITTEN, blank als sneeu, op ‘t spoor der reden
Van ‘t graau mishandelt, en op ‘t bitterste vertreeden,
Dan schynt me ‘s Gravenhage een moortkuil voor ‘t gezicht,
Dat gruwelstukken zoo baldadig heeft verricht
Hier staan ze in wit papier, geschaaduwt naer het leven,
Tot eeuwige achting by den Batavier verheven;
En die de schaarkunst in haar krachtige uitdruk kent,
Aanschouwt de Broederen, als voorheenen, ongeschent.
Antoni Jansen

Wie kan volmaakter werk begeeren
By Broeders, die door misverstant.
In holle barrening gedreven,
Het roer van Staat sloeg uit de hant,
En ‘t woedend graau bracht om het leven?
Die Witten hangen in ‘t verschiet,
Met al hun schaaduwen en trekken.
Joan Fransz

Ook pronkt hier in ’t verschied
Het edil broederpaar door zagter hand gesneeden,
Als toen het woede volk die witte en blanke leeden,
Uit dolle razerny, verscheurde wreed en fel, (…)
Bewaard zyn, zal ook eklk de deugdt der Witten minnen.
DAMETAS
Men dank dan Dorimeen, die door haar schrandere schaar,
Vereeuwigt heeft aan ‘t Y dat edie broederpaar.
Gerard Oudhof

De staatshulk heftig wiert besprongen van gevaaren
Toen * Nestor en Achil bewaakten Hollants schip
Opdat het niet verging op ‘s vyandts bank en klip.
Des kon de bitze Nydt die helden nooit gedoogen,
Maar hitstte Wraaklust, List en onbeschaamde Loogen
Met Bloedorst op hen aan, die in dien krygsorgaan
De staatshulk zochten trouw te hoeden voor vergaan.
Wy zien hen, schoon zy haar tanden quam te wetten,
(…)

Wat komt uw tedre hant hen kunstig af te maaien!
Hoe zuiver staan zy hier in wit papier te praalen!
Hoe pronken dus te zaam met onbesmet gelaat,
O kunstryke Amaril! Dees martelaars van staat (…).
* Jan en Komeiis de Witt
Pieter Visscher

‘t Beroemde BROEDERPAAR, den onvertzaagden BEKKER
J.van Petersom

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 10, najaar 2019.
Afbeeldingen Wiki Commons en Rijksmuseum