In het voorjaar van 1988 is in Rotterdam de stichting W.Tj.Lever opgericht met als doel het bijeenhouden en eventueel bijeenbrengen van het werk van Wiecher Tjeert Lever (1917- 1981). Aanleiding was de dreigende veiling van de door Lever in de loop van vele jaren opgebouwde collectie van het Nederlands Museum van Knipkunst in Westerbork. Die veiling, die helaas dus doorging in november van dat jaar, was toch voor de kersverse stichting een groot succes. Dankzij financiële steun van het Prins Bernhard (Cultuur) Fonds ven samenwerking met het Westfries Museum en Openluchtmuseum kon een behoorlijk deel van de Westerborkcollectie, met nadruk op origineel werk van Lever en knippers uit het noorden van het land, worden aangekocht. Dat was al een sensatie op zich, maar een extra verrassing was de verwerving van vele kavels boeken en prenten. Daarbij gegraveerde portretten van Joanna Koerten en beide versies van de Lofdichtenuitgaven. Samen met nog andere gedrukte uitgaven (bv. boekje Paape) bood dat perspectief op een bredere aanpak in de toekomst dan alleen het werk van Lever en zijn activiteiten. Al snel werd hierna begonnen met het uitbreiden van de verzameling met nieuwe aankopen en schenkingen. Dat lukte goed zodat in 1992 begonnen kon worden met een expositieruimte aan de Oude Haven in Schoonhoven met als naam het (nieuwe) Nederlands Museum van Knipkunst.
Het museum verhuisde in 1995 naar een groter pand in de Stadhuisstraat in Schoonhoven. Daar werd verder gewerkt aan de opbouw van een exemplarische museumverzameling, waarmee we in de vaste opstelling aan de hand van sprekende en kwalitatief goede voorbeelden de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst zouden kunnen vertellen. De jaren erna werden in 1999 afgesloten met de aankoop van het knipsel “De Twaalf Keizers” uit 1697. Het werd gezien als een bekroning van het gevoerde museumcollectiebeleid.
De verwerving van het knipsel van Koerten betekende voor ons iets wat aardig in de buurt kwam van de historische sensatie zoals Huizinga die genoemd heeft. In de buurt, want de hartstochtelijke manier waarop Huizinga zijn meest tot de verbeelding sprekende bijdrage aan de theorie van de geschiedenis verwoordde is natuurlijk moeilijk te overtreffen. Huizinga zag een prent of een notarisakte, een harnas “met zijn fijne, haast organische welvingen” of een oude weefstoel “in zijn zwart eikenkracht” als voorwerpen die hem deden “overvloeien” in de wereld buiten hem. Het onmiddellijke contact met het verleden was voor hem “een pathos, een dronkenschap van een ogenblik”. En het was herkenbaar voor allen “die den hartstocht kennen voor het verleden en de bekoring van het echte“.
Zo erg was het bij de aankoop van het knipsels “De Twaalf Keizers” nog niet, maar wel was er een directe verbondenheid door middel van het papieren kunstwerk met de maakster en de tijd waarin zij dit knipsel maakte. Na de eerste gewenning en realisatie van wat binnen gehaald was kon direct een onderzoekslijn naar de toekomst worden uitgezet.
Het nieuwe knipsel in de collectie, met daarbij een foto van de tekening van Goeree van het titelblad van het handtekeningenboek, waarop ons knipsel op de voorgrond was afgebeeld uit 1708, betekende een enorme stimulans voor verder Koerten onderzoek. Er verscheen, in december 2000 een speciaal Koertennummer van de Nieuwsbrief en er werd via de wetenschapswinkel van de Universiteit Utrecht contact gezocht met geïnteresseerde onderzoekers. Dit leidde tot een overeenkomst met docent Els Kloek voor een studenten onderzoek naar Koerten in het kader van baar project 1001 vrouwen en het digitaal Vrouwen Lexicon.
Na de sluiting van het museum in Schoonhoven in 2005 en de overdracht van de collectie aan het Westfries Museum bleven we (tot) 2008 de stichtingsnieuwsbrief uitgeven en werd redactioneel meegewerkt aan een boek over de geschiedenis van de Nederlandse papierknipkunst. Dat boek, “Geknipt”, verscheen ook in 2008.
Enige tijd daarna (2010) viel het besluit te komen tot het uitgeven van een serie brochures onder de titel “Welkom in Papyria” omdat er nog veel te bespreken onderwerpen op de plank lagen en omdat zich nieuwe ontwikkelingen zoals interessante exposities en boekenartikelen, die aan het onderwerp papierknipkunst gelinkt konden worden voordeden. De serie liep van 2010 tot 2015. De eerste nummers kenden gevarieerde onderwerpen, maar al snel verschenen themanummers zoals nr. over Lever, nummer 7 over Groningse knipsels, nr. 8 knipkunst in de jaren tien van de vorige eeuw en de nummers 5 en 10 over Joanna Koerten. Die nummers leidden weer tot de uitgave van de KoertenKoerier waar in 2017 mee is begonnen. Een nieuwsblad over Joanna Koerten want het was in de loop de jaren wel duidelijk geworden dat het bij dit onderwerp ging om bijna onuitputtelijk bron van kennis over Koerten, haar werk, reacties daarop en inzicht in haar positie in de wereld van eind 17de, begin 18de eeuw, in vooral Amsterdam. Bronnen, vergeleken met wat soms beschikbaar is over andere, vrouwelijke kunstenaars, te over.
Alle reden voor verdere onderzoeksinspanningen. Maar dat was zeker niet het enige wat meespeelde bij deze plannen. Zo is er de bijna constante ergernis over hoe er tegen het onderwerp papierknipkunst wordt aangekeken. Dat papierknippen wordt nog steeds gezien als een leuke hobby en wellicht zelfs een ambacht. Koerten en ook anderen maakten duidelijk dat die papiervaardigheid veel verder zou kunnen gaan en in bepaalde opzichten soms zelfs als kunst kan worden aangemerkt. Zeker als het gezien wordt in de tijd dat het werd gemaakt. De fröbelarbeid in de 19de eeuw en handvaardigheid later, het idealiseren van de kunst van vissers en boeren en de bijdrage van knippers nu heeft daaraan veel bijgedragen. Als dat ook nog gerenomeerde onderzoekers en beoefenaars een voorkeur voor verkleinwoorden hebben en knipkunst als ambacht promoten is het moeilijk tegen deze stroom in te gaan of op zijn minst te relativeren. Een bezoekje aan ons museum bood de mogelijkheid een en ander recht te zetten, maar nu dat niet meer mogelijk is wordt dat moeilijker. Toch blijft het mogelijk om een ander beeld van knipkunst te schetsen, maar het is een kwestie van ijzerenheinig volhouden en de publicaties rond leven en werk van Koerten biedt daartoe een bescheiden mogelijkheid.
Literatuur
– Enne Koops, “Johan Huizinga (1 872-1945)- Nederlands cultuurhistoricus-”aanklager van zijn tijd”, historiek. net/johan-huizinga-cultuurhistoricus.
– F.R.Ankersmit, “Historici over de historische ervaring”, dbnl. org/tekst/anke002hist01.
– Willem Otterspeer, Orde en Trouw. Over Johan Huizinga, Amsterdam 2006, p134-135.
– C.de Leij, Een Fata Morgana in de wereld van de taal. De historische sensatie ontleed, Utrecht 2007 (scriptie).
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 10, najaar 2019.