In 2010 schreven wij in de Knip-Pers over een knipwerk, gemaakt voor de Groningse koopman en beambte van de VOC, Jan Albert Sichterman, voor zijn zilveren huwelijk met Sibilla Sadelijn
(afb. 1). Het was gemaakt in 1746 door C. Koster.
Het Groninger Museum heeft een grote verzameling spullen van dat rijke echtpaar en kocht het stuk voor een enorm bedrag. Over de papierkunstenaar hebben we nog geen zekerheid: we vonden maar één persoon van die naam in die tijd. Een Cornelis Koster liet te Delft in 1742 een kind dopen. In 1751 graveerde hij de koperplaat van de heruitgave van de kaart van Delfland. Hij was als graveur dus wel een ambachtsman die heel precies kon werken, maar of hij ook de papierkunstenaar was?
Daarna kwam ons een ander knipwerk van deze C. Koster onder ogen, gemaakt in 1745 (afb. 2).
Het is nogal gehavend, maar toch kunnen we er, na veel gezoek, wel wat over vertellen. Bovenin
staat de naam SCHORER met het familiewapen; daarin staan drie droogscheerdersscharen, die
verwijzen naar de lakenhandel waarin deze uit Duitsland afkomstige Zeeuwse familie zich had
beziggehouden. Midden onder een wapen met twee gekruiste ankers van de ‘Heren Bestuurderen van ’t zee- en vlootwezen van Holland, Zeeland en West-Friesland’ (de Admiraliteit van de Republiek).
Met die twee wapens hebben we geprobeerd om uit te zoeken welk lid van de familie Schorer dit knipwerk besteld heeft. Er komen twee personen in aanmerking die lid waren van de Admiraliteit in 1745: Mr. Johan Guilielmus Schorer (1688-1747) was in 1724 bewindhebber WIC en in 1732 idem VOC; burgemeester van Middelburg, en – meer waarschijnlijk – zijn neef, Johan Assuerus Schorer (1690-1752) procureur (ontvanger) van Zeeland en de Admiraliteit. Het lijkt erop dat een van deze twee het stuk voor een dokter heeft laten maken.
In het knipwerk is namelijk het volgende te zien: links en rechts op pilaren de profielen van Hippocrates en Galenus (twee bekende geneesheren uit de Griekse en Romeinse geschiedenis). Daaronder de spreuk ARS LONGA en VITA BREVIS (de kunst duurt, het leven is kort). Midden onder de afbeelding de spreuk NEC NISI APOLLINEAE VALIDO MEDICAMINE PROLIS REDDITA VITA FORET Ovid Met Lib 15. Vrij vertaald: Ik (= Hippolytus) heb mijn leven te danken aan de krachtige remedie van Apollo’s zoon (= Aesculapius).
De afbeelding toont een man met een lauwerkrans om het hoofd en een knoestige stok in de hand. Dat is de Griekse god van de geneeskunst Aesculapius want hij staat bij een water, waar op de oever een kale tak met slang (de aesculaap, het teken van de artsen). Het reliëf in het papier komt op de foto niet goed naar voren in de afbeelding (C. Koster 1745 staat rechts beneden). Verder naar onderen staan de namen B.S. ALBINUS en L. HEISTER op boeken. Links, onder Albinus, staat haast terloops, de naam BOERHAVE, de beroemde medicus en professor in Leiden. Boerhaave was in 1738 overleden.
De twee andere personen waren:
Bernard Siegfried Albinus (1697-1770) studeerde onder Boerhave, werd in 1721 hoogleraar anatomie in Leiden en in 1745 hoogleraar geneeskunde. Hij werd beroemd om zijn boek over de botten en de spieren van het menselijk lichaam: Tabulae sceleti et musculorum corporis humani (1747). Hij trouwde in 1765 (als vrijgezel (!) en was dus niet eerder getrouwd geweest).
Lorenz Heister (1683-1758) volgde lessen van Boerhave en van Albinus en kreeg zijn doctoraat aan de Universiteit van Harderwijk in 1708. Vanaf 1711 werkte hij weer in Duitsland, werd geneesheer en hoogleraar in de botanie en professor in de geneeskunde in Helmstedt en Nürnberg.
Rechts onder staat een spiegel met een slang afgebeeld en de spreuk INSPICE CAUTUS ERIS (‘Sieter in, en ghy sult wijs werden’, of ‘Aanschouw uzelf en u zult op uw hoede zijn’).
Was het knipwerk bedoeld als een eerbetoon aan Albinus bij diens benoeming als hoogleraar geneeskunde in 1745? Of was een van de Schorers ziek geweest en genezen na behandeling
door de medicus, en was het een geschenk uit erkentelijkheid?
Wij kwamen er niet uit, maar het zoeken was leuk.
Wel vonden we één episode waarin Albinus een lid van de familie Schorer behandelde. Het is een pikant verhaal: De Zeeuwse jurist Willem Schorer (zoon van Johan Guilielmus) was in 1740 getrouwd met de achttienjarige Anna Elisabeth Eversdijk. Na diverse strubbelingen onderzocht professor Albinus de echtgenote in 1746 (of misschien al eerder), vanwege een vermeende
weigering om het bed te delen met haar echtgenoot.
Hij ondervroeg haar opnieuw in 1748. Het conflict leidde vervolgens tot een geruchtmakend proces en het huwelijk werd in 1749 ontbonden als ‘niet geconsumeerd’ ¹). Het is gezien het jaartal 1745 niet zeker dat Willem Schorer de opdrachtgever en professor Albinus de ontvanger was van dit staaltje papierknipkunst.
Joke en Jan Peter Verhave
¹). Rietje van Vliet, ‘Impotentie en frigiditeit. Hoe het huwelijk tussen Willem Schorer en Anna Elisabeth Eversdijk op de klippen liep’, in: Zeeland 13 (2004), 3, p. 94-102; Dank aan dr. M. van Vliet voor haar commentaar.