Jan Vollenhove (1631-1708) was predikant en dichter in Zwolle en later Den Haag. Ook bracht hij korte tijd door in Engeland, van 17 mei tot half november 1674. Hij maakte toen deel uit van een buitengewoon gezantschap dat moest meewerken aan de uitvoering van het tweede verdrag van Westminster met Engeland. Vollenhove was een uitgesproken voorstander van de Nederlandse stadhouder Willem III.
Vollenhove komt met zeven gedichten voor in de Lofdichten- uitgaven van 1735 en 1736. Het bekendst is wel het gedicht dat is geschreven bij het intrigerende vignet dat Jan Goeree tekende van het kabinet van insectenverzamelaars. Het is een van een serie vignetten die Goeree heeft gemaakt voor Koertens Stamboek.
De tekst luidt:
“Gestreelt, gekust, eer ‘t werkstuk van zyn vingeren
In vleesch verkeerde een’ dichtersvont en droom.
Men zwyg’ voortaan Fidius Minerve,
Zyn meesterstuk, waarin de kunstenaar,
Opdat zyn naam geen ‘lof noch luister derven,
Zyn aanschyn snyt, berucht zo menig jaar.
JOANNA beelt Minerve altoos af hoe men
Haar kunstwerk zie: maar dees Minerve is zy.
Of wil men haar een twede Arachne noemen,
Wel waardig, dat haar Pallas zelf beny’?
J.VOLLENHOVE”
Dit gedicht komt niet voor in beide Lofdichtenuitgaven. Wel is een ander, algemeen gedicht van Vollenhove gewijd aan Koerten:
“Op de afbeeldingen/In papier gewrocht door de knipschaar/ Van Juffrou/JOANNA KOERTEN,/Huisvrou van den Heere/ADRIAAN BLOK/In tenui labor, at tenuis non gloria“. Ondertekend door: “JOANNES VOLLENHOVE/Kerkleraar in ‘s Gravenhage“.
Dit gedicht eindigt met enige regels die goed te vergelijken zijn ,met de laatste van het gedicht bij Goeree’s vignet:
“Kom KOERTEN als GodinMinerve roemen/ Wie ’t kunstwerk
Zie: de dees Minerve is zy./
Of wil men daar een lwede Arachne noemen,/
Wel waardig dat haar Pallas zelf beny?“
De andere gedichten van Vollenhove zijn bewerkingen van de Latijnse gedichten van Petrus Francius en Adriaan Reland en bij de door Koerten geknipte portretten van Willem III, Frederik III, Petrus Francius, Cosimo III (2x) en David van Hoogstraten.
Verkolje heeft Vollenhove afgebeeld in zijn studeerkamer, bijna ten voeten uit, zittend in een stoel voor een kamerscherm. Zijn rechterarm leunt op de stoelleuning, in de linkerhand houdt hij een brief. Rechts van hem Melpomene, de muze van de tragedie. Daarvoor een tafel met een opengeslagen boek (bijbel?). Op de voorgrond een engel met harp en rol. Rechts op de achtergrond, links een doorkijkje naar een tuin met langs de trap een balustrade.
Dit portret van Vollenhove gaat waarschijnlijk terug op gravures naar het geschilderde portret door Jan de Baen.
Mogelijk was het portret dat Arnoud van Halen maakte naar het schilderij van Jan de Baen, een grisaille op blik, bedoeld voor het Panpoeticon Batavum.
Een ander portret van anonieme hand toont Vollenhoven, staande voor een boekenkast. Zijn rechterhand houdt de op tafel afgebeelde bijbel open bij de profeet Zacharia. In de linkerhand houdt hij een (psalm)boekje op.
Jan Vollenhove was een groot verzamelaar van brieven en documenten en hij beschikte over een uitgebreide bibliotheek. Met de opbouw daarvan was hij al in Zwolle bezig. Zijn boekenverzameling is in 1708 geveild door Haagse Libraire Abraham de Hondt. De inhoud van die verzameling bestond uit twee afdelingen, theologie en diversen.
Literatuur
– G.R.W. Dibbets, Joannes Vollenhove (1631-1708), Hilversum 2007.
– NNBW (1924), deel 6.
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 13, 2020
Afbeeldingen WikiCommons en de KoertenKoerier.