De ontvangst van het decembernummer 2010 van het blad Genealogie was geen genoegen. Op pagina 124/125 moesten we lezen dat Daniël de Bruin op 19 oktober onverwacht was overleden [1]. Een korte omschrijving van zijn werk volgde in dit bericht: “De Bruin was autodidact en gespecialiseerd in het heraldisch exlibris. Zijn ontwerpen waren modern en gedurfd. Aanvankelijk werkte hij in een bijna kubistische stijl en werd hij in Nederland niet heel erg opgemerkt. Daar stond tegenover dat hij al snel succes in het buitenland oogstte. Ook in zijn latere, ingetogener maar nog steeds grafische oeuvre, was het werken met gefacetteerde kleurvlakken karakteristiek”.
Daniël de Bruin (1950-2010) was voor ons geen onbekende. Hij bezocht regelmatig het museum in Schoonhoven en was een trouw donateur tot de laatste uitgave van de Nieuwsbrief in 2008. Daniël was met name gefascineerd door het wapenknipsel Ockers/Bredehoff (afb. 1) dat in de vaste opstelling een mooie plaats had gekregen en waarover tijdens rondleidingen regelmatig werd gesproken [2].
Tijdens ons eerste contact bleek De Bruin’s interesse voor heraldiek en kwam naar voren dat hij zelf ontwerpen maakte. Met gepaste trots sloeg hij in het boek “Kleine Prentkunst in Nederland” [3], dat zich in onze handbibliotheek bevond, de pagina’s op waarop werk van hem te zien is.
Twee pagina’s met vier afbeeldingen. Op pagina 63 in kleur, dezelfde, maar in andere volgorde, op pagina 213 in zwart-wit (afb. 2). Als niet echte kenners van het genre werd het ons wel onmiddellijk duidelijk dat dit werk er zowel qua kleur als uitvoering uitsprong tussen het veelal, zwarte exlibris werk, zoals dat veelvuldig in het boek was opgenomen. In vergelijking met de exlibris die in “Kleine Prentkunst” zijn afgebeeld was het werk van Daniël van de jaren kort voor 2005 aanmerkelijk ingetogen en in zekere zin kleurrijker. Verrassend was dat hij papiersnijwerk in zijn ontwerpen was gaan toepassen, het museum ontving van hem daarvan drie gesigneerde voorbeelden (afb. 3).
Het idee ontstond bij gelegenheid een tentoonstelling of presentatie te organiseren, gekoppeld aan oudere voorbeelden van Nederlands knip-of snijwerk uit onze verzameling. Daar is het dus niet van gekomen.
Zo’n tentoonstelling zou dan in de eerste plaats gewijd kunnen zijn aan Daniël de Bruin, zijn werk en zijn heraldische collectie. Want sinds 1973 hield hij zich al bezig met verzamelen van prenten en boeken op heraldisch gebied. In 1981 maakte hij zijn eerste eigen ontwerp (afb. 4).
Maar voor een Museum van Knipkunst zou die opzet waarschijnlijk te beperkt zijn, beter was het zijn werk te plaatsen in de lijn van. twee grafische kunstenaars die in onze collectie goed vertegenwoordigd waren en zijn: Theun Broekstra en Hans Detlev Voss.
Voor Theunis Broekstra (1914-1998) knipte Wiecher LeverLever, Wiecher Tjeert in 1948 een exlibris dat we afgebeeld zien in een artikel over een knipkunsttentoonstelling in Franeker [5]. (afb. 5)
In september 1988 zochten we contact met Broekstra, die in 1951 naar Australië emigreerde, vanwege dat exlibris en vermelding van zijn naam in een vroege publicatie van Lever [6]. Het was kort na de oprichting van de stichting W.Tj.Lever en de veiling van de Westerborkcollectie had nog niet plaatsgevonden. Aangezien we niets verwachtten van eventuele resultaten op die veiling (7 november 1988) besloten we de stichting in Atelier Tobia Lever met een tentoonstelling te presenteren [7], te gaan verzamelen en te proberen een reizende expositie samen te stellen. Mede daarvoor hadden we informatie nodig over leven en werk van Wiecher Lever en Broekstra was iemand die bij het begin van zijn professionele knipkunstactiviteiten contact met hem had gehad.
We schreven Broekstra dus aan en een antwoord uit Australië volgde al snel [8]. Broekstra schreef: “(…) in 1948 bezocht ik te samen met een vriend, een tentoonstelling van handenarbeid in Zeegse. Daar ontmoet(t)en wij Wiecher Lever, hij demonstreerde knipwerk en daar ik zelf houtgravure en linosnede beoefende, en mijn vriend [Kloosterhuis, red.] pentekeningen maakte, waren wij erg geïnteresseerd in zijn zwart-wit werk. Op aanraden van Lever gingen wij het ook proberen, en daar ik verschillende prijzen won op tentoonstellingen, was hij aanmoedig. In 1951 ben ik met mijn gezin naar Australië geïmmigreerd [.] Wel hebben we contact met Lever gehouden, en zo doende heb ik nog enige knipsels van hem aan de muur hangen. Hij heeft voor mij ook een exlibris geknipt, waarvan ik het origineel nog heb. (..) De eerste jaren hier in Australië heb ik nog wel enige knipsels gemaakt, maar gedurende jarten toen we opnieuw moesten beginnen was er geen tijd voor. ik moest een bedrijf voor mijzelf beginnen terwijl ik voor de Staats Electriciy Commission werkte. In 1970 ben ik (fulltime) gaan werken als Screen Printer, in 1980 de zaak verkocht, en toen ben ik weer begonnen met knippen als gevolg van een Chinese tentoonstelling in Melbourne ‘
Het contact met Broekstra is hierna blijven bestaan. Al snel ontvingen we van hem als schenking het door Lever geknipte exlibris [5]. Hij schreef daarover “Het wapen in mijn exlibris stelt voor een Fries wonende in Groningen dus de Friese vlag in het wapen van Groningen. De burijnen beelden mijn liefhebberij voor houtgravures”[9]. In de jaren erna stuurde hij ons regelmatig pakketjes (afb. 6-9) met knipwerk en door hem gezeefdrukte afbeeldingen en hij verstrekte ons een werklijst van zijn knipsels en exlibris. Zijn geknipte tekens van de dierenriem (waarbij hij gebruikt maakte van allerlei gekleurde papiertjes als achtergrond) en enige andere knipsels (waaronder een geisha met textiel aangekleed) maakten deel uit van de vaste opstelling van het.Nederlands Museum van Knipkunst. Enige jaren voor zijn overlijden organiseerden we in het museum een kleine tentoonstelling van zijn werk [10]. Daarop waren diverse van zijn exlibris ontwerpen te zien.
Hans Detlev Voss (1907-1977) (afb. 10) kenden we vooral van Wereldbibliotheek uitgaven [11] die in de jaren tachtig veelvuldig op boeken- en rommelmarkten verkrijgbaar waren. Net zoals de vele boekjes met Illustratief knipwerk van Mance Post konden ze uitstekend gebruikt worden voor tentoonstellingen die we in Atelier Tobia Lever en daarbuiten, met name in bibliotheken, organiseerden. Later konden deze uitgaven worden aangevuld met bijzondere boeken, prenten en exlibris van zijn hand [12]. Deze begaafde graficus mocht zich verheugen in de belangstelling van grafiek- en exlibriskenner Johan Schwencke die niet alleen in 1951 een bibliofiele uitgave (afb. 11) schreef over zijn werk, maar in het meer populaire “Portretten in Silhouetten” ruime aandacht aan diens werk besteedde [13].
De naam Voss duikt in relatie tot Lever op in een brief die silhouettïst en papierknipper Klaas Bakema in 1950 schreef. Bakema had Voss al eerder benaderd, maar deze had niet gereageerd en dat leidde in de correspondentie met Lever tot enige afkeurende opmerkingen over het werk van de Rotterdamse knippende graficus [14].
De uitgave “Het grafische werk van H.D.Voss kent een werklijst van door Voss’ gemaakte exlibris van ca.1923 t/m 1951. In dit boekje, en later ook in “Portretten in Silhouetten” (1966)(afb. 12) en “Kleine Prentkunst in Nederland” (1986)(afb 13) zijn diverse voorbeelden van de exlibris van Voss afgebeeld.
Hans Voss verliet, net als Broekstra, Nederland in 1951; hij vestigde zich in Canada.
In 1999 was in het museum van 10 april tm 30 april de presentatie “Knipsels en grafisch werk van II D Voss (1907-1977)” te bekijken.
Door Henk van Ark
Dit artikel verscheen eerder in Welkom in Papyria 1, 2011.
Noten
gebruikte afkortingen
A.L.: Archief Lever.
Geknipt!: Joke en Jan Peter Verhave, Geknipt!. Geschiedenis van de papierknIpkunst in Nederland, Zutphen 2008.
1. GenealogIe, Tijdschrift voor familiegeschiedenis, jrg. 16, nr.4 (december 2010), p.124-125.
2. Nu in het Westfries Museum, Hoorn. Het knipsel werd door ons in 1997 uit particulier bezit aangekocht. Het werd al afgebeeld in een artikel van C.Catharina van de Graft ( “Geknipte Familiewapenen”, Historia, jrg.11, nr.9, p.195 (afb.3); Joke en Jan Peter Verhave, “Geschiedenis geknipt en beschreven”, Geknipt!, p.64-67 (afb.69).
3. Tom van Koolwijk en Chris Schiks, Kleine Prentkunst in Nederland in de 20ste eeuw, Zutphen 1986.
4. Heraldic Office The Ermine Dani de Bruin (1950-2010). Resquiescat in pace (http://www.heraldicermine.com!body.htm).
5. ‘ Vier eeuwen knip-virtuositeit in Franekers Coopmanshus”, Panorama, 8 september 1950, p.21.
6. W.Tj.Lever, “Nederland knipt weer!”, De Schilder, 21 juli 1951, p.247.
7. Henk van Ark, Atelier-Stichting-Museum (1985-2005), Rasquert 2010.
8. A.L, dossier Broekstra, brief 1 oktober 1988.
9. idem, brief 9 februari 1989.
10. Van 21 september t/m 30 oktober 1995.
11. Heinrich von Kleist, Michael Kohlhaas, Amsterdam 1940 en E.J.Potgieter, Marten Harpertsz., Amsterdam 1942.
12. Han G.Hoekstra en Victor E. van Vriesland (red.), De Muze op reis, (boeken weekgeschenk 1950); J.R.W.Sinninghe, Geldersch Sagenboek, Zutphen 1943; M.Jansen, Een wei vol bloemen (kinderpoëzie voor de laagste klassen der lagere schooi Groningen 1958; Ontmoetingen met auteurs en boeken, uitgave Voorhoeve & Dietrich Boekverkopers), Rotterdam 1950.
13. Johan Schwencke, Grafisch werk van H.D. Voss, De Getijden Pers, Zaandijk 1951. (nummer 30 van een genummerde oplage van 200); Johan Schwencke, Twee honderd Nederlandse grafische kunstenaars, (uitgave van de Exlibriskring der W.B.Vereniging), Amsterdam 1954; Johan Schwencke, Portretten in Silhouetten, Zaltbommel 1966.
14. A.L. (dossier Bakema), correspondentie Bakema-Lever, 1950-1952.