Als ik over ouderwetse knipsels schrijf kan ik met een ouderwets woord beginnen:
“Wederom” zijn hier eerst nog enige knipsels uit 1742 aan de orde, die tot de serie behoren waarover ik in twee voorgaande afleveringen van de Knip-Pers heb geschreven. Er waren daarbij geen namen bekend, en ook de hier afgebeelde wapens kende men niet in de familie.
Als anekdote zal ik echter het volgende vertellen:
Toen ik het boekje waar de knipseltjes in lagen voor het eerst doorkeek, was ik zeer benieuwd of er enige naamsaanduidingen te vinden waren. Doch alleen het wapen, waarin de leeuw over twee ankers geplaatst was (afb. 1), vertoonde drie hoofdletters “P”.
Wie schetste echter mijn verbazing toen ik achterin het boekje nu niet direct een wapentje, maar wel twee engelen boven een naamschildje zag, met het opschrift P. Salm (zoals ik las). Ik was dáárom zo verbaasd omdat ik een aangetrouwde neef heb, die Pierre Salm heet en dus met P. Salm ondertekent. Zo vroeg ik aan de eigenares van de knipsels of die naam soms in haar familie bekend was. Waarop zij smakelijk lachend tegen mij zei: “Nou, die had dan zeker een vrouw die Gé Zang heette!!” En ik aanvankelijk nóg niets in de gaten. Jullie wel? – Kijk, er staat achter die P geen punt. Dus staat er gewoon het woord “Psalm”. En met “Gé Zang”, zoals mevrouw zei, bedoelde zij dus “Gezang”. (afb. 4)
Dan was er nog het prachtige knipseltje van “Mercurius” (afb. 3), in de Romeinse oudheid de God van de Handel. Volgens de Griekse mythologie heet hij Hermes. Ook hier gold hij als de God van de Handel, maar tevens als de boodschapper der goden, en als de God van de Slaap en de Dromen. Met zijn toverstaf (caduceus genoemd) opende en sloot hij de ogen. Zijn staf is een tak van een olijfboom, met banden versierd en omwonden door twee slangen, die aan weerszijden van de staf hun koppen naar de top brengen, waarop een zonneschijf met twee vleugels prijkt.
Hermes wordt altijd met vleugeltjes aan zijn helm en schoeisel afgebeeld en meestal -zo ook hier- met een geldbuidel in zijn hand.
In aansluiting op eerdergenoemde wapenknipsels wil ik nog wat aanhalen hetgeen over dit onderwerp geschreven staat in “Het Konstig en Vermaakelijk Tijdverdrijf der Hollandsche Jufferen” – uit 1686, waaruit ik in voorgaande artikelen ook reeds citeerde. En waarover ik al zei, dat het zo uitzonderlijk jammer is dat de bijbehorende patroonbladen nergens meer zijn. Bij het hoofdstuk over het knippen van stads- en andere wapens wordt namelijk overal verwezen naar het honderdtal patroonbladen, die hierop betrekking heb ben. Een paar gedeeltes, zoals die oorspronkelijk stonden afgedrukt, vindt u hier in de Knip-Pers. En ik heb er, waar mogelijk, enkele wapens bij gezocht waarop deze gegevens van toepassing zou den kunnen zijn. Hierdoor krijgen jullie in ieder geval dan ook een reeks verschillende wapenleeuwen en kroontjes te zien.
Tot slot staat hieronder nog blz. 36 uit “‘t Konstig Tijdverdrijf” afgedrukt, en wel “Het dertiende Hooftstuk, Van de Hondert Tallen der Modellen” geheten. En dit, om te laten zien hoe vreselijk jammer het is dat deze NEGENHONDERD patroonbladen, die vol stonden met afbeeldingen, nérgens meer zijn.
Het zou een geweldige verrassing zijn als hier wat van boven water kwam. Net zo toevallig als mijn vondst van de oude knipsels van 1742, die per slot van rekening ook per ongeluk bij het opruimen van een zolder opdoken.
Na deze derde aflevering van “Een Verrassing” zou dát dan een geweldig sluitstuk zijn!
Overgenomen uit:
De afbeeldingen van wapenleeuwen en -kroontjes van verschillende plaatsen, zijn Overgenomen uit:
“De Gemeente Wapens van Nederland”, door Kl. Sierksema. Uitg. ‘t Spectrum, Utrecht.
Een handig boekje om bij een bibliotheek eens in te kijken, omdat er veel afbeeldingen in staan die men voor knipsels benutten kan: zwaantjes, ooievaars, koetjes, hazewindhonden, paarden, bomen, letters enz., die in de wapens voorkomen.
To van Waning-Mijnlieff