Janneke Koerten was een Amsterdams meisje dat met haar handige handjes van alles kon maken. Ze tekende, schilderde, borduurde en maakte de mooiste dingen. Zo was dat in de zeventiende eeuw: meisjes die opgroeiden in gezinnen die wat te makken hadden hoefden niet te werken, maar ze mochten ook niet stilzitten. Want, zoals het spreekwoord luidt: ‘ledigheid is des duivels oorkussen’.
Nu kwam er in 1686 een boekje te koop over papierknippen. Het had als titel: Konstig en vermaakelijk tyd-verdryf, der Hollandsche jufferen, of onderricht der papiere sny-konst. Het was een leerboekje waaruit meisjes (!) aanwijzingen konden halen hoe ze met een scherp mesje of een schaartje allerlei mooie figuren uit papier kon toveren. Dat ging natuurlijk niet zo maar, je moest wel je best doen en veel oefenen, en als je een beetje talent had kwamen er de kunstigste dingen uit je handen. Maar ook als je niet zo’n kunstzinnige aanleg had, was het
snijden of knippen van figuren of letters een leuk tijdverdrijf.
Janneke bleef lang ongetrouwd en pas toen haar moeder en stiefvader gestorven waren kreeg ze een aanzoek, van Adriaan Blok. Hij zat net als haar stiefvader in de textielhandel en ze waren van dezelfde kerk (de Doopsgezinde gemeente op het Singel, waar zij zich had laten dopen toen ze negentien jaar was). Het stel kreeg geen kinderen en Janneke, die nu Joanna werd genoemd,
waagde zich aan het papierknippen. Zij had mooie resultaten, hoewel van haar vroege werk niet veel bewaard is. Het werd steeds meer en mooier: ze knipte gravures en schilderijen na en zo ontstond er een hele verzameling. Adriaan vond het prachtig en ze richtten een kamer in voor haar knipwerken: Bijbelse voorstellingen, zeegezichten met zeilschepen, landschappen, meest uit een plat vel, maar ook bewerkte ze het papier zodat er reliëf in kwam (‘opwerk’).
Het knipkunstkabinet werd het bezichtigen waard. En al gauw kregen ze bezoek, mensen van hun kerk, deftige Amsterdammers onder wie burgemeester Six en geleerden en dichters uit het hele land.
Adriaan legde een boek klaar, waarin de bezoekers hun handtekening konden zetten. Niet alleen handtekeningen, maar er kwamen ook rijmpjes bij, zelfs hele gedichten.
Joanna ging zich nu toeleggen op het maken van portretten. Eerst maakte ze een tekening met streepjes voor de schaduwen en de plooien. Al die honderden arceringen haalde ze met haar schaar uit het papier, een monnikenwerk! Maar het resultaat was ernaar, zeker als ze de knipsels inlijstte en er een kaars achter zette. De bezoekers keken hun ogen uit, naar raadspensionaris Johan de Wit, naar stadhouder-koning Willem III, naar de dominee ‘leraar’
van hun gemeente, Galenus Abrahams de Haan, die ook dokter was. Rond 1700 was er veel aandacht voor de antieke wereld en de mythologie, en zo werd Joanna de ‘Schaar-Minerve’ genoemd, naar een Romeinse godin, Minerva, de beschermster van de kunsten en vrouwelijke handwerken. Joanna speelde op die mode in en maakte een bijzonder knipwerk dat ‘De Romeinse Vrijheid’ werd genoemd. Het stelt een gebeeldhouwde godin voor op een troon, omgeven door portretjes van twaalf keizers, zoals die waren afgebeeld op Romeinse munten. Die keizers in Rome waren een voorbeeld voor de regenten van de Republiek.
Adriaans vriend, de kunstschilder Arnold Houbraken, maakte een tekening met Joanna op
een kunsttroon, met schaar en palet. Ook ruimde hij zestien bladzijden in voor Joanna in
zijn boek ‘De groote Schouburgh der Nederlandsche kunstschilders en schilderessen’, met haar portret. Heel bijzonder was dat zij in haar tijd, als vrouw in een door mannen beheerste maatschappij, zeer hoog werd geacht.
Joanna ontving haar bezoekers altijd hartelijk en liet alles in haar kabinet zien, haar gereedschap incluis, en: ‘trof zy zomwylen iemand aan, waarin zy eenigen zucht tot de Konst
bespeurde, die bood zy de behulpzame hand en zoo hy (!) reeds eenige ondernemingen
had gemaakt, zy spoorde hem verder aan’. Maar de meeste leerlingen konden het geduld niet
opbrengen en haakten af.
Behalve deftige Amsterdammers kreeg ze ook bezoek van buitenlandse kunstkenners en
vorsten; geregeld stonden er deftige koetsen voor huize Blok op de Nieuwe Dijk. Keurvorst
Johan Willem van de Palts wilde wel een paar stukjes van haar kopen. Hij bood duizend
gulden, maar Joanna had er zoveel werk aan gehad, dat ze er geen afstand van wilde nemen.
Tsaar Peter kwam kijken in 1698 maar kocht niets. Later knipte Joanna zijn portret.
Joanna overleed drie eeuwen geleden in 1715. De weduwnaar wilde haar in herinnering
houden en gaf opdracht aan enkele tekenaars om portretten te maken van de mensen die
haar bezocht hadden. Bij het handtekeningenboek groeide nu een hele verzameling van tekeningen en gedichten, staaltjes van schoonschrift en andere kunstuitingen. Ieder die zichzelf belangrijk vond, probeerde in dat vriendenboek een plaatsje te veroveren.
Adriaan hertrouwde met Maria van Arkel en ook Maria spande zich in om het zogenaamde
Stamboek en het knipkabinet van Joanna toonbaar te houden, ook toen Adriaan was overleden. Ongeveer 20 jaar na het overlijden van Joanna erfde een achternichtje van Adriaan alles. Zij was getrouwd met Pieter Testas de Jonge, een kunsthandelaar. Die maakte een catalogus en probeerde alles te verkopen. Helaas viel de verzameling uiteen en nu is er maar heel weinig van Joanna’s knipkunst bewaard. Gelukkig weten we door de catalogus uit 1736 wat ze gemaakt heeft. Wie weet duikt er nog eens iets van haar op.
We kunnen wel zeggen dat het Stamboek heeft bijgedragen aan de beroemdheid van Joanna, tot lang na haar dood. Zij was een van de eerste papierknippers in onze geschiedenis; in de achttiende eeuw kwamen er steeds meer beoefenaars van dit ambacht (meest mannen!)
en in de negentiende eeuw werd het ook een kunst voor mensen op het platteland. Van september tot november wordt er aandacht aan Joanna en haar knipkunst besteed in
een tentoonstelling in het Museum Willet Holthuysen, op de Keizersgracht in Amsterdam.
Er is ook veel ander knipwerk te zien uit de tijden na Joanna, waaruit blijkt dat de knipkunst heel gevarieerd is en dat de traditie van dit ambacht niet bij het oude blijft, maar steeds nieuwe wegen zoekt.
Wij, als knippers van nu, maken deel uit van die traditie, ook al worden we geen schaargodinnen of knip-sterren genoemd. Maar we zijn wel benieuwd wie van ons een knipkabinetje heeft ingericht, waar anderen naar mogen komen kijken.
Joke en Jan Peter Verhave