David van Hoogstraten, KoertenKoerier 13

David van Hoogstraten (1658-1724), conrector van de Latijnse School in Amsterdam, was een van de belangrijkste vrienden van Joanna Koerten en Adriaan Blok. Op hun relatie en het door Koerten van Hoogstraten geknipte portret gaat Michiel Roscam Abbing uitvoerig in zijn artikel in Amstelodamum.
Koerten heeft het portret geknipt naar voorbeeld van een prent, maar omdat de verblijfplaats van het knipsel niet bekend is, is een vergelijking niet mogelijk. Het geknipte portret wordt niet vermeld in de Testas catalogus, het was dus in 1750 niet meer aanwezig in de nalatenschap van Koerten. Ook in de collectie van de Familie van Hoogstraten, waarin zich heel wat bevindt, komt het papieren kunstwerk niet voor.
In zijn “Groote Schouburgh” noemt Arnold Houbraken dit knipwerk als goed voorbeeld van Koertens knipkunst en drukt daarbij de dichtregels die Van Broekhuizen in het Latijn schreef af, met daaronder de vertalingen daarvan van Vollenhove en Johannes Brandt. Het gedicht “In Effigiem Davidis Hoogstratani” is opgenomen in beide versies van de Lofdichten. In de Lofdichtenbundels is ook een gedicht van Van Hoogstraten zelf opgenomen met als titel: “Op de Papiere Snykunst van Juffrou Joanna Koerten”
Een ander gedicht van Van Hoogstraten over Koerten was een lofdicht in Latijn uit 1695, dat mogelijk wel in haar bezoekersboek werd bewaard en later is gepubliceerd in zijn gebundelde Latijnse verzen (1728).

Roscam Abbing stelt in zijn artikel terecht dat deze gedichten (en later ook nog andere) van Van Hoogstraten ongetwijfeld zullen bij hebben gedragen aan de bekendheid van Koerten en haar werk in en buiten Amsterdam. Andere gedichten van Van Hoogstraten zijn een gedicht op een bewaard schoonschrift van Matthys van der Hey en gedichtjes bij tekeningen van Boitard en Tideman voor Koerten.

In zijn artikel besteedt Roscam Abbing aandacht aan een tot dan toe ongepubliceerde brief van Van Hoogstraten aan predikant en dichter Johannes Brandt (1660-1708). Hij schrijft daarin dat Koerten “heeft sedert eenigen tijdt een luim gehadt van mijn Ajbeeldinge met de schaer uit te drukken” Daarop had Joan van Broekhuizen (1649-1707) een gedicht in Latijn gemaakt, dat direct onder het knipsel gesneden zou kunnen worden.

     

Koerten heeft dus zelf het initiatief genomen het portret van Van Hoogstraten te knippen, maar zij heeft hem dat zeker niet aangeboden. Zij wilde daarmee de portrettengalerie van haar kabinet willen verrijken met een portret van iemand die haar en haar werk gunstig gezind was, van wie zij veel lovende woorden had ontvangen bij verschillende gelegenheden, en die bovendien de moeite had genomen af en toe te dichten op wat anderen haar hadden geschonken. Bezoekers konden haar verzameling, dat uitgroeide tot het Stamboek, inzien en kregen al die gedichten onder ogen. Het portret zal dus bedoeld zijn als illustratie van haar vakmanschap en om te laten zien hoe de haar zo welgevallige geleerde dichter eruit zag.

Van Hoogstraten is niet alleen maar geportretteerd in een knipsel, zijn portret is voor het Stamboek ook enige malen getekend.
In de Testas catalogus worden drie portretten van Van Hoogstraten vermeld:

In Konst-Boek, Letter A onder nummer 3: “Een dito, Do. (=heer), staande in zyn studeer Kamer, en verder bywerk door den zelven (= Verkolje)“.

Deze tekening past goed in de reeks “Geleerd Gezelschap”, waar dit artikel over gaat. Waar deze tekening zich nu bevindt is niet bekend, maar door de andere portretten van een staande heer in studeerkamer kunnen we ons daar een goed beeld van vormen.

Even verder, onder nummer 52 van dit Konst-Boek: “Een dito, David Hoogstraten, door den zelven (=Houbraken)”.
Onder nummer 3 van de Omslag, Letter C: “Het Portrait van Hoogstraten, met Root Aard, door Boonen (=Arnold Boonen)“.

Literatuur
– M.Roscam Abbing, “Joanna Koerten (1650-1715) en David van Hoogstraten (…)“, Maandblad Amstelodamum, 94 (2007), p.14-29.

Door Henk van Ark.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in de KoertenKoerier 13, najaar 2020
Afbeeldingen WikiCommons en Rijksmuseum