Curiöse von papier geschnittene sachen III, Nieuwsbrief 1995-4

Von Uffenbach’s aantekeningen over Nederlandse papierknipkunst in 1710-1711.

Later in december bezoeken de Von Uffenbach’s in Den Haag de priester Allardus Titsingh (ca.1667-1713), in de “Merkwürdige Reisen” aangeduid als Dissing. Deze Titsingh was volgens Von Uffenbach een grote, drukke en opgewekte man die een liefhebber was van een goed glas wijn. Hij beschikt over een grote verzameling schetsen en tekeningen van Italiaanse, Hollandse en Duitse meesters. De priester heeft die collectie geërfd van zijn familielid Johannes van Achelom, een schilder die onder de naam “Signor Giovanni” het tot kamerheer bij de Groothertog van Toscane zou hebben gebracht. Na het overlijden van Titsingh is deze verzameling in 1713 geveild ten huize van Adt. Johan Adam Hooft in Den Haag. Maar Titsingh heeft in 1710 het Duitse gezelschap nog ander interessant werk te bieden: papierknipsels. Von Uffenbach schrijft erover: “…Er hatte auch ungefehr acht Stück sehr zart mit der Scheer in Papier geschnittene Landschaften und Schlachten von seinem Vetter, darunter die letztere ganz unvergleichlich, ob sie gleich kaum das Quart von einem Zolle gross waren, so waren doch die Figuren wohl proportionirt, und nach der Zeichnung seher schön, so dass diese Arbeit weit curibser, als die, so wir in Amsterdam und Roterdam von geschnittenen Sachen gesehen. Dannenhero obgleich diese kleine Figuren ganz flach ausgeschnitten, waren sie doch gegen jener Arbeit als Mignatur gegen groben und slechten weiss Pinssler-Arbeit anzusehen…”.

Deze beschrijving is niet mis, in feite heeft Von Uffenbach bij de Haagse priester het in zijn ogen beste Nederlandse papierknipwerk mogen bekijken. Waar die stukken zijn gebleven is niet bekend, maar van Johannes van Achelom kennen we wel ander en waarschijnlijk vroeger werk. Dat komt voor in een door Gesina ter Borch familieplakboek. Gesina (1631-1690) begon dit boek in 1660, in de jaren zeventig werd het opnieuw ingebonden.

afb. Rijksmuseum

afb. Rijksmuseum

Het boek bevatte in eerste instantie waterverftekeningen en lofdichten, maar later veranderde Gesina’s kunstboek in een soort plakboek omdat zij er ook krantenknipsels, tekeningen, kopieën en papierknipsels in plakte. Die knipsels zijn de laatst gedateerde (1685) bijdragen aan het boek.

Gesina ter Borch

gebroeders Schellinger

gebroeders Schellinger

Ze zijn gemaakt door Gesina zelf haar neefjes Cornelis en Gerrit Schellinger en Johannes van Achelom.

Van zijn hand zijn twee knipwerkjes: een grafmonument in een door Gesina geschilderde bloemenkrans en een tafeltje met daaraan twee theedrinkende figuren en rechts een bediende

Van Achelom werd in 1668 door Cosimo III de Medici in dienst genomen tijdens zijn bezoek aan Amsterdam. Hij vertoonde het Italiaanse gezelschap daar zijn imponerende knipkunst (“…Giovanni Achelem que ritaglia in carta profili sottilissimi di figure, paesi et animali d’ogni sorte con singolar maestria, senza alcuna sorte di precedente disegno o manifattura”.) en liet verder zien dat hij ook uitstekend kon schaatsen. Bekend is dat hij nog in 1688 in hofdienst te Florence was en dat er door hem vervaardigde schilderijen zijn vermeld in oude inventarissen. Deze vermeldingen maken natuurlijk dat we graag meer zouden te weten willen komen over deze kunstzinnige Johannes.

Het laatste papierknipwerk dat Zacharias von Uffenbach en de zijnen op hun rondreis hebben bekeken is gemaakt door de Amsterdamse knipster Johanna Koerten-Blok (1650-1715).

Op 24 februari 1711 wordt haar atelier bezocht: “…Nachdem giengen wir zu der Mennonistin Johanna Coerten Block, in de nieuwen Dyck gegen unserm Wirthshaus Uber in de Black, um die schöne geschnittene papierne Sachen zu sehen…“. Johanna heeft volgens Zacharias 32 knipsels te bekijken, sommige ervan heeft de vorige maal (dus op zijn reis in 1705) niet gezien, die zijn nieuw voer hem. Het meeste werk van Koerten bestaat uit portretten, zo schrijft hij, stukken die zij eerst heeft getekend en vervolgens uitgeknipt. Dan worden ze tussen twee glasplaten geplaatst en zo ontstaat een bijzonder effect: “…Die schwarze Bretter der Thüren, so hinten davor sind, geben den Schatten durch die ausgeschnittene Lücken, dass es scheinet, als ware alles mit der Feder gerissen…“. Ook heeft Koerten enige reliëfstukken (“erhabener Arbeit”), vergelijkbaar werk hebben de Duitse reizigers in Rotterdam gezien maar deze knipsels zijn beter van kwaliteit. Von Uffenbach vindt een van haar mooiste stukken een bloemenvaas met de tekst “Vita nostra ut flos”, een knipsel dat ons bekend is uit de voormalige collectie Van Ommeren.

Meer over het werk van Johanna Koerten is te lezen in de nieuwsbrief van december 1994. Met deze opmerking besluiten we de aantekeningen van Zacharias von Uffenbach over Nederlandse papierknipkunst in 1710/1711. Een nieuwe serie artikelen over een ander interessant onderwerp uit de geschiedenis van de Nederlandse papierknip- en snijkunst zal worden opgenomen in de nieuwsbrieven van volgend jaar.

 

 

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1995-4 van Stichting W. Tj. Lever.