Arnold Houbraken en Joanna Koerten, KoertenKoerier 16

 

Naar aanleiding van de tekening van Arnold Houbraken “Joanna Koerten op de kunsttroon” met daarbij een gedicht van Houbraken zelf wordt in het boek over de Amsterdamse collectie Van Eeghen opgemerkt:
De toon van het gedicht doet vermoeden dat dit blad al bij haar leven in de verzamelaar van Joanna Koerten was opgenomen. Arnold Houbraken heeft -zo blijkt uit de catalogus die is opgemaakt toen de verzameling in bezit was van Pieter Testas de Jonge- tenminste 15 bladen bijgedragen aan het Stamboek, waarvan er drie in de collectie Van Eeghen worden bewaard. Combineert men die gegevens met de uitgebreide en lovende bespreking van Koerten in de “Groote Schouburgh van Nederlandsche Kunstschilders en Schilderessen, dan blijkt daaruit grote wederzijdse waardering”.

Die drie tekeningen in de Van Eeghen collectie zijn:
1. Monument voor Joanna Koerten, ca.1720-1725.[1]
2. Joanna Koerten op de kunsttroon, voor 1715.[2]
3. Kunstaltaar voor Gerard Hoet, ca.1720-1725.[3]
  

Bestuderen we de Testas catalogus uit 1750 dan zijn als werken van Houbraken vermeld in Konstboek, Letter A:
N.51: “Het Portrait van Broekhuyzen, en bywerk door Houbraken”.
N.52: “Een dito, David van Hoogstraten, door denzelven”.
N.53: “Vijf stuks op een blad, Geestelyke Zinnebeelden, door den zelven, met een geknipte Papiere Kroon daar boven”.
N.53*: “Een Portrait, zynde een Borststuk van J.Brand, door den zelven, met een Vaars daar onder”.
N.54: “Een Zinnebeeldige Tekening op Joh.Koerten Blok, met de twaalf Roomsche Keyzers, ter zyde, door denzelven”.
N.55: “Het Portrait van L.Bakhyzen, door den zelven, met een Vaars daaronder”.
N.56: “Een dito, Johannes Reeland, met een dito daaronder”.
N.57: “Een dito, van Cornelis Sweerts, met dito, door den zelven”.
N.58: “Een dito, Johannes Voorhout, met dito, door den zelven”.
N.70: “Een dito, Arnoldus Houbraken, door hem zelven, met Root Aart, getekent met een Vaars daaronder”.
N.71: “Een dito, met Oost-Indische Inkt, door den zelven”.
N.72: “Een dito, Philip Tideman, door den zelven”.
N.73: “Een dito, Anslo, door den zelven, met een Vaars daaronder”.
N.74: “Een dito, Casper Brand, met dito, met Potloot geteekent”.

En in Omslag Letter C:
29: “Een Zinnebeeldige Teekening, met Oost-Indische Inkt, door Houbraken”.

Als we ervan uitgaan dat alleen het gedicht bij het portret van Michiel van Musscher van N.60 van Konstboek, Letter A gemaakt is door Jan Luyken en de tekening van de hand van Houbraken is, kan de reeks van N.60 t/m 69 nog worden toevoegd aan de bijdragen die Houbraken volgens de Testas catalogus heeft geleverd.

De beschrijvingen van die tekeningen zijn:
N.60: “Het Portrait van Michel Mutcher, met een Vaars daar onder, door J. Luyken
N.61: “Een dito, David van der Plas, met dito, door den zelven”.
N.62: “Een Geestelyke Sinnebeeldige Teekening, door den zelven”.
N.63: “Drie stuks dito, op een blad, door dito”.
N.64: “Een dito, door den zelven”.
N.65: “Een dito, met een Vaars, door den zelven”.
N.66: “Een dito, met het Portrait daar boven van Hendrik Verryn, door den zelven”.
N.67: “Het Portrait van Francois Halma, met een Vaars daar onder, door den zelven”.
N.68: “Een dito, Antoni Jansz van der Goes, met dito, door den zelven”.
N.69: “Een dito, Johannes Norel , met dito, door den zelven”.

De tekening Joanna Koerten op de kunsttroon is een opzetvel met erop geplakt een tondo met een allegorische voorstelling met een allegorische voorstelling en een tekstvel in de vorm van een draperie. De tekst van het gedicht van Houbraken luidt:

“JOANNA KOERTEN op de Kunsttroon/
Dus prijkt JOANNA, mildt beschonken door Godts gunst/
Met edie gaven en ongemeene kunst./
Zij giet in wasch, borduurt, en toont voor ons gezicht/
Gebootste beelden, daar Natuur, in glans voor zwicht./
Haar Kunstschaar voert haar naam met roem door Nederlant./
Dat als verbaast staat op het Snijwerk van haar hant:/
Waardoor zij nu met recht dan gloritroon bekleedt,/
Terwijl men voor haar kruin de schoonste kunsttroon smeedt.
Arnold Houbraken

Een kunsttroon richtte Houbraken voor Koerten ook op met een andere tekening: Joanna omringd door de twaalf keizers van haar beroemdste kunstwerk “De Roomsche Monarchy” uit 1697. De figuren op deze tekening komen sterk overeen de andere kunsttroon tekening. Helaas het linkerdeel van de tekening afgesneden, waardoor er slechts zes keizers te zien zijn.

De meeste tekeningen van Houbraken zijn echter portretten. Daarbij twee zelfportretten in rood krijt (Nr.70) en Oost-indische inkt (Nr.71). Mogelijk is het roodkrijtportret, gemaakt door Jakob Houbraken van vader Arnold, op deze voorbeelden gebaseerd.


De andere portretten zijn:
1. Broekhuyzen
2. David van Hoogstraten
3. J. Brand
4. L. Bakhuyzen
5. J. Reeland
6. C. Sweerts
7. J. Voorhout
8. Ph. Tideman
9. Anslo
10. C. Brand
11. M. Mutcher
12. D. van der Plas
13. H. Verrijn
14. F. Halma
15. A.J. van der Goes
16. J. Norel

Het zijn afbeeldingen van personen die op een of andere wijze (tekening, gedicht, bezoek) een bijdrage hebben geleverd aan het verspreiden van bekendheid en roem van het werk van Joanna Koerten.
In zijn artikel over portretten uit het Stamboek van Koerten heeft Michiel Plomp een lijst opgenomen waarop de verblijfplaats van de portretten is aangegeven. Van lang niet alle portretten kon de verblijfplaats worden achterhaald, bovendien is de lijst van Plomp niet helemaal compleet.

Een van die tekeningen is het portret van Johannes Reeland, dat wordt toegeschreven aan Houbraken. Het komt voor in de Testas catalogus in Konst-Boek, Letter A: “Een dito (=Portrait”), Johannes Reeland, met een dito (=Vaars) daar onder”.
In de Lofdichten uitgaven komt zijn gedicht “Ad Viatores” voor. [7.8]
Reeland was predikant in De Rijp (1670), in Alkmaar (1676) en in Amsterdam (1677). In augustus 1703 stierf hij in Utrecht ten huize van zijn zoon Adriaan Reeland.
 

 

Ook deze Reeland is in verband met Koerten interessant. Petrus Francius schreef Latijnse gedichten bij portretten die Koerten van belangrijke figuren knipte. In beide Lofdichtversies worden deze gedichten, met Nederlandse bewerkingen, in een soort galerij opgesomd. Die reeks wordt afgesloten met het portret van Francius zelf met daarbij een gedicht in Latijn van Adrianus Reeland (1676-1718).
Reeland was hoogleraar oosterse talen en Neolatijns dichter. Op 11 -jarige leeftijd arriveerde hij in Amsterdam waar hij werd ingeschreven in het Atheneum Illustre. Bij Petrus Francius kreeg hij onderwijs in het Latijn. Na vele studies werd hij hoogleraar fysica en metafysica in Harderwijk in 1700 en kort daarna hoogleraar oosterse talen te Utrecht. In 1713 werd zijn leeropdracht uitgebreid met de Joodse Oudheden.
Behalve het gedicht bij het portret van Francius is in de lofdichten het gedicht “Op de onvergelykelyke snykunst Van Juffrouw Johanna Koerten. Huisvrou van den Heere Adriaan Blok”, een vertaling van J. van Peterson van het Latijnse gedicht van A.Reeland (“Artificio Incomparabili”).

Adriaan Reland, gravure uit Hadriani Relanc/i Analecta Rabbinica, 2e druk 1723

Literatuur
Wikipedia: Adriaan Reeland
NNBW, dl 9 1933), Reland (Adriaan), p.851-852
DBNL: Adrianus Relandus
Biografisch Portaal: Adrianus Reland.
RKD, Johannes Reland
– B. Bakker e.a. De verzameling Van Eeghen. Amsterdamse tekeningen 1600-1950, Zwolle 1988

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 16, najaar 2021
Afbeeldingen WikiComons, Rijskmuseum, coll. van Eeghen