Onlangs hebben we een mooie aanwinst voor onze stichtingsbibliotheek kunnen verwerven. Het is een exemplaar van de “Almanak voor Vrouwen door Vrouwen. Het jaar 1800”. Deze almanak is uitgegeven door de Wed. J. Dóll uit Amsterdam. Over deze weduwe, eigen naam Catharina Egges, schrijft Myriam Everard in haar bijdrage voor het Digitaal Vrouwenlexicon van het Huygens Instituut voor Nederlandse geschiedenis (1001 Vrouwen, nr. 555):
“Enkele maanden later [na de dood van haar eerste echtgenoot Willem Cloek] verhuisde Catharina Egges naar Amsterdam om daar begin 1770, kort na haar twintigste verjaardag en precies negen maanden na het overlijden van haar echtgenoot, in het huwelijk te treden met de 28-jarige Jan Dóll, beginnend uitgever en boekverkoper te Amsterdam. Als zoon van een gouddraadtrekker was Jan Döll net zomin in het boekenvak grootgebracht als Catharina Egges. Het is dan ook goed denkbaar dat zij nauw bij de opbouw van de uitgeverij betrokken was -de eerste uitgave verscheen in 1772- en samen met Döll met de wereld van het boek bekend raakte. In elk geval was zij toen Dóll in 1781 overleed, in staat om de boekhandel onder de firmanaam Wed. J.Dóll op eigen kracht voor te zetten (…). De leiding van het bedrijf hield ze echter tot haar door in 1824, dus meer dan veertig jaar, in eigen hand. (…) Toen Catharina Egges in 1781 de leiding van de boekhandel op zich nam, zette zij de verschillende activiteiten van de firma Jan Dóll op dezelfde voet voort: zij gaf uit -meest boeken, soms ook prenten-, verkocht eigen uitgaven als ook die van anderen, en veilde met enige regelmaat nagelaten boek- en prentcollecties van verzamelaars. In het fonds, dat vooral op een publiek van geleerden en wetenschapsbeoefenaren was gericht, bracht zij aanvankelijk niet veel verandering. (…)
Geleidelijk breidde de Weduwe Dóll het fonds én het beoogde publiek uit, allereerst met proza en poëzie van eigentijdse Nederlandse schrijvers, maar vooral ook schrijfsters, zoals Maria van Zuylekom en Adriana van Overstraten die zij als eersten aantrok. In het verlengde daarvan bracht zij ook meerdere almanakken op de markt, waarmee zij een veel groep schrijvers en vooral schrijfsters publicatiemogeljkheden bood en hen daarmee tevens aan zich verplichtte. (…)
Daarbij waren deze almanakken -op zichzelf al een genre voor het bredere publiek- ook nog eens toegesneden op verschillende doelgroepen, waarvan de Almanak voor vrouwen door vrouwen (1791-1822) wel de succesvolste en de bekendste is. Dat de Weduwe Dóll1 zich zo voor schrijvende en lezende vrouwen inspande, kan welbegrepen eigenbelang zijn geweest, maar zou daarnaast ook ingegeven kunnen zijn door ideeën over gedeeld vrouwenbelang”.
In 2003 wijdt het tijdschrift Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman een artikel over de Almanak voor Vrouwen door Vrouwen van de hand van Angela Zengers. Zij schrijft dat die Almanak door Catharina Dóll uitgegeven is van 1792 tot en met 1817. In 1822 was er sprake van een doorstart bij de Rotterdamse uitgever Mensing & Van Westreenen, maar een jaar later komt daar al weer een einde aan. Belangrijk is dat deze almanak, vergeleken met andere almanakken, een lange verschijningsduur heeft gehad. De uitgeefster opent de eerste jaargang van de almanak met een bericht gericht aan haar nieuwe lezerspubliek, om het doel van haar almanak duidelijk te maken:
Met zo’n voorbericht opent de uitgeefster vervolgens iedere jaargang van de almanak. De almanak bevat verder nog een groot standaardonderdelen, die elk jaar terugkomen. Waaronder een kalender met opgave van paarden- en jaarmarkten, de data van christelijke feestdagen en heiligendagen. Na de kalender volgt een beschrijving van de eclipsen voor het desbetreffende jaar, gevolgd door de “Verschijning der planeeten”. Ook is er informatie over het luiden van de poortklokken in diverse steden en de vertrektijden van schepen, vertrek- en aankomsttijden van postwagens enz.
De kern van de almanak draagt een meer verstrooiend karakter. Er staan verhalen en poëzie in, vooral geschreven door vrouwen. Die verhalen verschillen inhoudelijk nogal, wat de uitgave gevarieerd en misschien ook wel aantrekkelijker voor het grote publiek.
In haar artikel toetst Zengers de uitgave op “vrouwvriendelijkheid”.
Zij komt tot de conclusie “dat uit de Almanak voor vrouwen het beeld naar voren komt dat de vrouw achter haar man behoort te staan (niet ernaast) en dat echte macht niet aan vrouwen is besteed. Studeren mag, maar het huishouden gaat voor. Van radicaal vernieuwende ideeën over de positie van de vrouw is nog geen sprake, hoewel: in een beperkt aantal bijdragen komt de schrijfster heel duidelijk op voor de rechten van de vrouw. Ze zijn echter wel in de minderheid”.
Catharina Dóll gaf naast de Almanak voor Vrouwen door Vrouwen ook diverse andere almanakken uit waaronder de Almanak van Vernuft en Smaak, de Almanak voor de Beschaafde Jeugd en het Vaderlands Zakboekje.
De Almanak voor Vrouwen door Vrouwen voor het jaar 1800 is voor ons extra interessant omdat er een verhaal met afbeelding over Joanna Koerten voorkomt. Dit behoort tot de kleine verzameling van Proza- en Dichtstukken die de uitgeefster in deze uitgave wil aanbieden. Het verhaal over Koerten loopt van pagina 71 tot en met pagina 74. De illustratie is gemaakt door graveur C. J. de Huyzer (1743-1804), die zich daarvoor baseerde op het Koertenportret van Jacobus Houbraken. De tekst luidt:
“JOHANNA KOERTEN, was een dier Nederlandsche Vrouwen die hare sekte eer aandeed: haar vrouwelijk vernuft oeffende zich in die fraaije handwerken en kunsten, die altijd een gevormden smaak en fijne vinding te kennen geven. Hare werken doen zien, dat ook Nederlandsche Vrouwen in kunstbeoefening dat geen bezitten wat men genie noemt; hierom is het dat wij haar als navolgens en verëerenswaardig aan onze landgenooten willen voorstellen. Hoe zeer wij ons buiten staatvinden om den roem dezer vernuftige Vrouw te vermeerderen, zullen wij de Nederlandsche Vrouwen (zo ik hoop) niet onaangenaam bezig houden, als wij hier, bij haar afbeeldzel, een korte levensschets voegen.
Zij wierd te Amsterdam, den 17 November, in den jare 1650, geboren. Reeds in haar vroegste jeugd gaf zij blijken van lust in het oeffenen van kunsten en wetenschappen. Zij schreef een fraaije mannelijke hand, sneed met een Diamant bloemen en vogels op glas, muntte uit in het borduuren, kantwerken, waschgieten en zingen. Hare versierde en van zijde gevlochten bloemwerken, waren even als hare schilderkunst met waterwerw, verwonderlijk schoon.
Had zij zich alleen aan de schjlderkunst overgegeven haar penseel had haar gewis onsterffelijken roem verworven, Dan zij baande zichzelve een nieuwen weg tot onverwerkelijken roem. Het was in heerlijk met de schaar om te gaan , dat zij zich beroemd maakte en haar naam vereeuwigde. De grootste kunstkenners hadden ninmer schooner voortbrengsels van de teekenpen gezien dan haar snijwerk was; Landschappen, zeetjes, beesten; bloemen en pourtretten groot en klein schrift wierd alles door hare schaar uitvoerig voortgebragt, Dit maakte, hoe zeer in den beginne onopgemerkt, echter weIhaast zo veel gerucht, dat alle vreemdelingen belust op ‘t zien van kunststukken, te Amsterdam komende de, haar snijwerk gingen zien en bewonderen.. Zelfs Vorsten vereerden deze Vrouw met hun bezoek en teekende hun naam en bijschrift ter harer eere in haar haar snijwerk gingen zien en bewonderen. Zelfs Vorsten vereerden deze Vrouw met hun bezoek en teekende hun naam en bijschrift ter harer eere in haar stamboek. Zo als Czaar PETER ALEXEWITZ, de keurvorst JOAN WILHELM, die haar voor drie stukjes van haar snijwerk duizend gulden bood. Maar zij verkoos die tot geen prijs te verkoopen, wijl zij daar veel moeite aan gedaan had. Zij sneed het pourtret van Keizer LEOPOLD zeer welgeljkend, het welk aan zijn Majesteit gezonden wierd, en in zijn kunstkabinet te Weenen is opgehangen. Voor zijne Gemalinnen vervaardigde zij een heerlijk stuk, bestaande in wapenen, bloemen, kroonen, arenden, in lofwerk van gevlochten zijde in de manier van Canpanen gewerkt, waar voor over de vierduizend gulden is gegeven. Voor MARIA, Koninginne van Engeland, heeft zij een soortgelijk kunststuk vervaardigd, zo als voor verscheiden andere Vorstinnen. Haar welverdienden lof wierd door de beroemdste Dichters van dien tijd niet vergeeten, maar in Latijnsche en Nederduitsche vaerzen opgezongen. Deze uitmuntende kunstenares die HOUBRAKEN met de beroemdste schilders en schilderessen gelijk stelt, stierf in den jare 1715. CATHARINA LESCALE maakte dit bijschrift bij haar beeltenis:
“Men eer dit beeld, welke geest en schaar kan wondren teelen,
‘t Papier herscheppende in onschatbare kunsttafereelen”.
Mogt de roem van deze , en andere haar gelijk zijn. de Nederlandsche Vrouwen, het tegenwoordig vrouwelijk geslacht aanmoedigen , om die talenten aan te kweeken, en ons hier door altijd een ruime voorraad op te leveren van vrouwen wier verdiensten algemeen erkend, en wier genie algemeen geroemd geworden, daar de deugdzaamen, weldadigen en Godsdienstigen wandel van haar, die wij als een uitmuntend vernuft moeten bewonderen, haren luister niet weinig vermeerderen moet, en het aItijd daar waar wij dit alles zo vereenigd vinden als hier, de bewondering rot hoogachting en eerbied doet opklimmen.
Uit deze tekst blijkt duidelijk dat die op Houbrakens verhaal over Koerten in zijn Groote Schouburgh is gebaseerd. Hij wordt natuurlijk ook niet voor niets in de tekst genoemd. Graveur De Huyzer werkte naar voorbeeld van het portret van Koerten door Jakob Houbraken in die uitgave.
Interessant is dat Joanna in deze almanak als kunstzinnig en deugdzaam voorbeeld voor vrouwen wordt gezien.
Literatuur
– Egges, Catharina (1750-1824), Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (Myriam Everard).
– Myriam Everard, “Cathanina D61l-Egges te paard. Uitgeefsters tijdens de patriottentijd en de Bataafse Republiek”, Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, jrg. 12 (2005), p. 79-95.
– Angela Zengers, “De Almanak voor vrouwen door vrouwen”, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, jrg.26 (2003), p.118 ev.
Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de KoertenKoerier 16, najaar 2021.